Handelsposten van de VOC in en om Amboina (Ambon)
Het gebied dat door de VOC in de zeventiende en achttiende eeuw Amboina werd genoemd, staat vandaag de dag bekend als de Molukken; een eilandengroep gelegen in het oosten van de Indische Archipel. Nadat de VOC een eerste handelspost had geopend op het eiland Amboina (vandaag de dag Ambon genoemd) besloot ze haar macht al snel uit te breiden en opende ze diverse handelsposten op de omliggende eilanden. De dagelijkse leiding van deze handelsposten werd in handen gegeven van een zogenaamde landvoogd die zijn zetel had op de handelspost in Amboina. In de jaren dat de VOC in Amboina actief was wist ze het lucratieve kruidnagelmonopolie in handen te krijgen, maar het verkrijgen hiervan ging niet zonder slag of stoot.
Inhoud
Nederlandse handelsposten in Amboina
De vraag naar kruidnagels bracht de Nederlandse handelaren aan het begin van de zeventiende eeuw naar de eilanden die behoorden tot de Molukken en ze opende een eerste handelspost op het eiland Amboina (Ambon). Aangezien de kruidnagel-handel zeer lucratief was besloot de VOC haar macht uit te breiden door meerdere handelsposten te openen en in de loop der jaren kregen de Nederlanders het op meer dan elf eilanden voor het zeggen.
Onduidelijkheid
Vanuit het hoofdcomptoir in Amboina gaf men leiding aan een dertiental handelsposten die waren gelegen op de nabij gelegen eilanden. Over de handelsposten die waren gelegen op de eilanden Noesaloet*, Kelang*, Ambelau*, Boano* en Ceram*, waren helemaal geen gegevens bekend. En van de handelsposten die Asahoedi en Serikkembelo werden genoemd, was wel duidelijk waar men in handelde, kruidnagels, pluimvee, bokken en slaven, maar was weer niet duidelijk op welke eilanden ze waren gelegen. De handelsposten gelegen in de plaatsen Saparoea, Manipa, Hila en Larika waren belangrijk bij de in- en verkoop van kruidnagels en vanuit Amboina werden naast kruidnagels ook nootmuskaat en foelie verhandeld. Vanuit Boeroe (vandaag de dag Buru genoemd) exporteerde de VOC voornamelijk timmer- en brandhout.
Nederlandse Forten
Om de Europese en Aziatische handelaren zo veel mogelijk buiten de deur te houden werden alle Nederlandse handelsposten in de regio Amboina beschermd door een fort en diverse van deze Nederlandse forten zijn vandaag de dag nog steeds te bezichtigen.
Het hoofdcomptoir in Amboina werd beschermd door Fort Victoria en de vesting Zeelandia stond garant voor de veiligheid van de VOC-beambten in Haroekoe. Het comptoir in Saparoea was vermoedelijk van strategisch belang aangezien er drie forten waren die de handelspost verdedigden - Fort de Briel, Duurstede en Hollandia - en in Manipa hield de bemanning van Fort Wantrouw de wacht. Het comptoir in Hila bestond oorspronkelijk uit een vesting die het 'Kasteel van Verre' werd genoemd maar later werd omgebouwd tot Fort Amsterdam. Als laatste zorgde Fort Rotterdam er voor dat de VOC-leden in en om Larike veilig bleven.
De Nederlandse handelaar en ontdekkingsreiziger Cornelis de Houtman /
Bron: Publiek domein, Wikimedia Commons (PD)De ontdekking van Amboina (Ambon)
In het jaar 1596 wist de Nederlandse handelaar en ontdekkingsreiziger, Cornelis de Houtman (1565-1599), als eerste Nederlander de haven van de Indonesische stad Bantam, gelegen op de noordwestkust van het eiland Java, te bereiken. Na aankomst kreeg hij toestemming om een kleine factorij te openen en gezien het succes van deze factorij besloten de Nederlandse handelaren om ook de omliggende eilanden te gaan verkennen. Deze verkenningstocht bracht de Nederlandse handelaar Wybrand van Warwijck (1560 of 1570-1615) op 3 maart 1599 naar de Baai van Hila, gelegen aan de noordkant van het eiland Amboina. Nadat hij voet aan land had gezet vroegen de inwoners van het gebied hem direct om hulp aangezien ze sinds het jaar 1575 al last hadden van de Portugezen. Nadat deze in 1575 van het noord-Molukse eiland Ternate waren verdreven hadden zij een fort gebouwd aan de Baai van Hila en in de loop der jaren het monopolie op de zeer winstgevende handel in kruidnagels van de lokale handelaren overgenomen. Toen de Portugezen ook nog probeerden om de (islamitische) inwoners van het eiland te bekeren tot het christendom was voor hen de maat vol.
Kasteel van Verre
Als de Nederlanders bereid waren om de Portugezen uit de Baai van Hila te verjagen kregen ze daarvoor in ruil het monopolie op de lucratieve kruidnagels in handen en Van Warwijck beloofde toestemming te vragen aan zijn meerdere om een aanval uit te voeren. Als blijk van zijn goede wil liet hij enkele bemanningsleden achter om de handelsmogelijkheden in het gebied te onderzoeken en zeilde terug naar Bantam. Krap een jaar later voer een klein garnizoen onder leiding van de Nederlandse admiraal Steven van der Hagen (1563-1621) uit richting de Baai van Hila om het Nederlandse deel van de overeenkomst in te lossen. Na aankomst kreeg hij toestemming om een kleine factorij te openen in de plaats Kaitetu en bouwde het 'Kasteel van Verre'; de eerste Nederlandse handelspost van regio Amboina. Tot aan het jaar 1602 bleef het rustig rond de Baai van Hila tot de Portugezen wraak namen op de inwoners van het gebied omdat ze in zee waren gegaan met de Nederlanders. In datzelfde jaar werd in de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC) opgericht.
Verovering van Amboina
Aangezien de VOC vanaf het moment van haar oprichting streefde naar het verkrijgen van een internationaal handelsmonopolie was het belangrijk om de concurrentie voor te blijven. Waar mogelijk probeerde ze haar concurrenten uit te schakelen door ze simpelweg aan te vallen en op Amboina was de situatie niet anders. Na de Portugese aanval in 1602 had de VOC drie jaar nodig om een tegenaanval te plannen maar op 22 februari 1605 verscheen admiraal Van der Hagen met een klein garnizoen en een aantal Nederlandse schepen in de Baai van Hila. Het gevecht dat volgde was kort aangezien de Portugezen totaal werden verrast en nog dezelfde dag namen de Nederlanders het Portugese fort in. Op 1 maart 1605 werd Frederik de Houtman (1571-1627) door admiraal Van der Hagen benoemd tot eerste landvoogd van Amboina en onder zijn leiding werd het Portugese fort omgebouwd tot Fort Victoria. Naast het handhaven van het Nederlandse specerijenmonopolie had landvoogd de Houtman ook de taak gekregen om de bevolking te bekeren, ondanks dat hen in eerste instantie godsdienstvrijheid was beloofd door admiraal Van der Hagen.
De eerste Nederlandse Gouverneur-Generaal, Pieter Both /
Bron: Onbekend, Wikimedia Commons (Publiek domein)Handhaven handelsmonopolie
Naarmate de VOC meerdere handelsposten opende in de regio Amboina besloten de Heeren XVII om de functie van Gouverneur-Generaal in het leven te roepen. De Gouverneur-Generaal diende de landvoogden, gouverneurs en opperhoofden aan te sturen die de leiding hadden over de Nederlandse kolonies en was tevens verantwoordelijk voor het winstgevend houden van de gehele onderneming. Aangezien Amboina in 1611 de belangrijkste en meest winstgevende Nederlandse kolonie was werd dit de zetel van de Gouverneur-Generaal. In 1611 loste Pieter Both (1568-1615) landvoogd De Houtman af, maar kwam in 1614 flink onder vuur te liggen toen hij werd beschuldigd van ongeoorloofd handelen en het misbruik maken van zijn positie. Aangezien Both geen andere keus had, trad hij af en werd opgevolgd door Adriaen Maertensz. Block (circa 1582-1661). In 1619 besloten de Heeren XVII om de zetel van de Gouverneur-Generaal te verplaatsen naar de stad Jakarta, gelegen op het eiland Java, waarna de stad werd omgedoopt tot Batavia.
Harde hand
Het kruidnagelmonopolie was zeer winstgevend en de VOC deed er dan ook alles aan om het monopolie stevig in handen te houden. Om de bevolking op de eilanden in bedwang te houden en illegale handel in kruidnagels te voorkomen organiseerde de VOC zogenaamde 'hongi-tochten': Militaire expedities waarbij de VOC honderden kruidnagelbomen kapte in de binnenlanden van de Molukse eilanden. Op deze manier beroofden de Nederlanders vele Ambonezen van hun broodwinning en dwongen hen om met de VOC samen te werken. De VOC regeerde niet alleen met harde hand over de inwoners van haar kolonie, ook concurrerende handelaren die haar voor de voeten liepen, konden de volle laag verwachten. Waar de Spanjaarden Amboina in 1622 al hadden verlaten bleken de Engelsen een stuk vasthoudender te zijn. Omdat de spanningen tussen de Engelse en Nederlandse handelaren in de overzees kolonies ook de relatie tussen Engeland en de Republiek onder druk zetten, besloten beide landen in 1619 het Traktaat van Defensie te ondertekenen.
Ambonse Moord
Ondanks dat de Nederlandse en Engelse handelaren eigenlijk met elkaar moesten samenwerken gingen de bedreigingen gewoon door en de toenmalige gouverneur van Amboina, Herman van Speult (geboortedatum onbekend - 1626), stond dan ook zeer wantrouwend tegenover de Engelse handelaren die Fort Victoria regelmatig bezochten. Aangezien de VOC zojuist een nieuwe handelsovereenkomst had gesloten met Japan kon gouverneur Van Speult rekenen op de steun van enkele tientallen Japanse huurlingen. Maar toen één van hen zich in 1623 'erg vreemd' gedroeg, ging het gruwelijk mis. Na een stevig verhoor bekende de Japanse huurling dat er plannen waren om - met hulp van de Engelsen - een aanval te plegen op Fort Victoria en gouverneur Van Speult liet alle Engelse handelaren per direct arresteren. Diversen van hen bekenden direct schuld, andere pas na marteling en de Engelsen die een geldig alibi hadden werden direct vrijgelaten. Na enig beraad besloot gouverneur Van Speult om tien Engelse handelaren en negen Japanse huurlingen te laten onthoofden als straf voor hun verraad.
De Nederlandse handelspost op het eiland Ambon, gravure uit het jaar 1655 /
Bron: Publiek domein, Wikimedia Commons (PD)Neergang
De Ambonese Moord zorgde er niet alleen voor dat de Engelsen Amboina per direct verlieten, maar zou later door hen ook als reden worden aangevoerd om de Eerste Engels-Nederlandse Oorlog (1652-1654) te rechtvaardigen. Maar voor het zover was kregen de Nederlanders in Kaitetu eerst nog te maken met diverse aanvallen van zeerovers. Om de handelspost beter te kunnen verdedigen werd het 'Kasteel van Verre' in 1637 omgebouwd tot Fort Amsterdam dat aanzienlijk steviger en beter te verdedigen was. Gedurende de jaren dat de VOC het in de regio Amboina voor het zeggen had was het leven voor de inwoners van de eilanden er niet makkelijker op geworden en in de loop der jaren kwamen ze dan ook meerdere malen in opstand. De VOC wist haar macht te behouden door hard en meedogenloos op te treden en in 1656 kwamen de opstanden uiteindelijk ten einde. Nadat de VOC de schade van alle opstanden en rellen te boven was werd ze op 17 februari 1674 getroffen door een nieuwe ramp; een enorme tsunami trof een groot deel van de Molukse eilanden.
Concurrentie
De tsunami kostte rond de 2300 mensen het leven en had vrijwel ieder gebouw dat op één van de getroffen eilanden stond beschadigd. Aangezien de VOC al haar tijd en energie nodig had bij het herstellen van de schade, was ze niet langer bij machten om Europese concurrenten op afstand te houden. In 1770 lukte het de Fransen (eindelijk) om enkele kruidnagelplanten uit Amboina mee te smokkelen en deze te exporteren naar Mauritius, wat theoretisch gezien het einde van het Nederlandse handelsmonopolie betekende. Na het eindigen van de Vierde Engels-Nederlandse Oorlog in het jaar 1784 moesten de Nederlanders hun buitenlandse havens open stellen voor de Engelse handelaren en de winst begon langzaam terug te lopen. Met het binnenvallen van de Fransen en het uitroepen van de Bataafse Republiek in 1796 werd besloten om alle Nederlandse kolonies over te dragen aan de Engelsen om ze uit Franse handen te houden. Nog geen drie jaar later werd de VOC officieel failliet verklaard en pas bij ondertekening van de Vrede van Amiens in 1802 kregen de Nederlanden hun gebieden in Amboina weer terug.
Laatste poging
Ondanks de Vrede van Amiens bleef de strijd tussen de Engelsen en Nederlanders voortduren en in de jaren 1810 tot en met 1816 was de regio Amboina dan ook Engels grondgebied. Nadat de Nederlanders de eilanden weer hadden heroverd werden ze geconfronteerd met opstanden onder de Ambonese bevolking en in mei 1817 werd de Nederlandse gouverneur als gevolg van een opstand op brute wijze vermoord. De Nederlanders hadden geen andere keuze dan de opstand met harde hand de kop in te drukken en vanaf het jaar 1817 tot 1940 was het weer rustig in het gebied. In 1942 werden de eilanden, die inmiddels Nederlands-Indië werden genoemd, aangevallend door de Japanners en pas in 1945 lukte het de Nederlanders en Ambonezen gezamenlijk om hen te verdrijven. Helaas betekende de verdrijving van de Japanners nog geen vrede op de eilanden want de Republiek Indonesië verklaarde zich hetzelfde jaar onafhankelijk. De Nederlanden weigerde op haar beurt de onafhankelijkheidsverklaring te erkennen en bleef in de vijf jaar die volgden strijden om hun belangen in Nederlands-Indië te verdedigen. Op 17 augustus 1950 kwam er definitief een einde aan de Nederlandse overheersing in Nederlands-Indië toen de Republiek Indonesië, met veel geweld, haar gezag op het eiland Ambon wist te herstellen.