Nederlands-Indonesische Unie, 1950-1956

Bij de soevereiniteitsoverdracht van Nederland aan Indonesië, december 1949, werd onder meer overeengekomen dat er een Verenigde Staten van Indonesië gevormd zou worden. Deze nieuwe federatieve staat zou een unie vormen met Nederland: de Nederlands-Indonesische Unie. Inderdaad kwam er een VS van Indonesië en een Unie met Nederland. De VSI was echter geen lang leven beschoren. Op 17 augustus 1950 riep Soekarno de eenheidsstaat Republiek Indonesië uit, waarmee er in feite een einde was gekomen aan de VSI. De Unie werd nu gevormd door de Republiek Indonesië en Nederland. Maar in werkelijkheid had die Unie geen betekenis meer, eenvoudig omdat één van de partners, de Republiek, die Unie helemaal niet wilde. Een gevolg daarvan was dat de verhouding tussen de Republiek en Nederland in de jaren na 1950 steeds verder verslechterde. Er waren talrijke conflicten en incidenten die daar aan bijdroegen. In februari 1956 zegde Indonesië de Unie eenzijdig op. Dat betekende meteen het einde ervan.

Inhoud


Conflicten, strijd, besprekingen en overeenkomsten

De dekolonisatie van Indonesië ging gepaard met conflicten en (militair) geweld. En ook met vele besprekingen en overeenkomsten. Het eerste belangrijke akkoord, dat van Linggadjati, werd al in mei 1946 gesloten. Daarin kwamen Nederland en de Republiek Indonesië onder meer overeen dat er een Verenigde Staten van Indonesië (VSI), een soevereine federatieve staat, en een Nederlands-Indonesische Unie gevormd zouden worden.

Militair ingrijpen
Het akkoord werd echter verschillend geïnterpreteerd, Republikeinse troepen bleven actief en Nederland viel in juli 1947 Republikeins gebied (op Java en Sumatra) binnen om orde en rust (dat wil zeggen het Nederlands gezag) te herstellen. De eerste van de twee zogenaamde politionele acties eindigde na de 'Renville'-overeenkomsten in januari 1948 met een wapenstilstand. De tweede actie begon in december 1948 en die moest in januari 1949 door Nederland beëindigd worden; daartoe gedwongen door Amerika.

Van Roijen-Roem-overeenkomst
Nederland werd daarbij ook gedwongen de besprekingen met de Republiek weer te hervatten. Dat gebeurde in april ’49, waarbij de Nederlandse delegatie geleid werd door de diplomaat H.J. van Roijen en die van de Republiek door haar minister M. Roem. De besprekingen leidden op 7 mei ’49 tot de Van Roijen-Roem-Overeenkomst. Daarbij werden de voorwaarden voor soevereiniteitsoverdracht besproken. Er kwam een overeenkomst met als belangrijke bepalingen: Nederland draagt de volledige soevereiniteit over Indonesië over aan de VSI; echter, "De standpunten van de partijen ten aanzien van Nieuw-Guinea blijven in geschil" (met andere woorden, Nieuw-Guinea viel buiten de regeling.Er komt een een Uniestatuut waarin de samenwerking tussen Nederland en Indonesië geregeld wordt; koningin Juliana is het hoofd der Unie, doch bezit geen macht. In art.2 van de Overgangsovereenkomst werd het zelfbeschikkingsrecht van de Indonesische bevolkingsgroepen geregeld. De exacte voorwaarden zouden worden besproken tijdens een Ronde Tafelconferentie (RTC).

Soevereiniteitsoverdracht

De RTC begon in augustus 1949 en duurde tot november ’49. De resultaten werden vastgelegd in een charter van soevereiniteitsoverdracht en het Uniestatuut waarin de Nederlands-Indonesisch Unie geregeld werd. De formele overdracht van de soevereiniteit vond op 27 december 1949.

Het snelle einde van de Verenigde Staten van Indonesië

De VSI (officieel de RIS - Republik Indonesia Serikat) omvatte in totaal zeven deelstaten en een zevental kleinere autonome gebieden. Maar voor de Republiek – zo zou spoedig blijken – was het overeengekomen federatieve verband een holle frase. Eigenlijk had Nederland dat ook wel kunnen weten, want de Republiek streefde naar de vorming van Indonesië als een volstrekt autonome republiek, een nationale eenheidsstaat. De Republiek zag zichzelf als rechtsopvolger van Nederland, dat wil zeggen over het zelfde gebied waarover Nederland geheerst had.

Een aantal van de deelstaten werd al in maart 1950 opgeheven en bij de Republiek gevoegd. Tot de grootste deelstaat, Oost-Indonesië, behoorden ook de Zuid-Molukken en de Minahassa (Noord-Celebes/Sulawesi), gebieden die zich onderscheidden van de rest door hun trouw aan Nederland, wat zich onder meer daarin uitte dat daaruit veel inlandse soldaten van het Koninklijk Indisch Leger (KNIL) afkomstig waren. Die speciale band hing samen met de godsdienst: in tegenstelling tot de meeste andere gebieden overheerste hier niet de islam maar het christendom. Maar ook Oost-Indië viel uit elkaar en in mei 1950 werden de VSI en de Republiek samengevoegd. Op 17 augustus dat jaar, precies vijf jaar nadat hij de onafhankelijke Republiek Indonesië had uitgeroepen, proclameerde Soekarno de eenheidsstaat Republik Indonesia. Daarmee was in feite een einde gekomen aan de VSI

De inrichting van De Nederlands-Indonesische Unie

Ten aanzien van de Unie was in het Uniestatuut (december ’49) vastgelegd wat de voornaamste gebieden van samenwerking zouden zijn: buitenlandse betrekkingen, defensie, financiën en economie. Ook zou er een schuldenregeling komen. Aan het hoofd van de Unie staat de koningin der Nederlanden "of wie haar wettig mocht opvolgen". Bovendien: ieder half jaar wordt een conferentie van ministers gehouden. Het permanente secretariaat kwam in Den Haag. De leiding van het secretariaat wisselde elk jaar tussen de partners. Wat Nederland betreft zou de betreffende functie van 1950-’56 in handen zijn van de hoge ‘Indische ambtenaar’ P.J.A. Idenburg. Een Hof van Arbitrage zou rechtspreken bij geschillen tussen Nederland en Indonesië.

Gang van zaken sinds 1950
Met het uitroepen van de eenheidsstaat Republiek Indonesië op 17 augustus 1950 was er dus 'de facto' al een einde gekomen aan de VSI. En Nederland heeft dat toen in wezen als voldongen feit geaccepteerd – geaccepteerd namelijk dat niet de VSI maar de soevereine Republiek partner in de Unie was. Het lijkt erop dat Nederland ondertussen wel had geleerd dat er aan de gang van zaken rond Indonesië een dynamiek ten grondslag lag die zich niet door de voormalige koloniale machthebber liet regisseren. Een dynamiek die niet in de laatste plaats bepaald werd door de opstelling van de VS van Amerika. Van de VS had Nederland weinig te verwachten: die had – zelf ooit onafhankelijk geworden na een oorlog met een koloniale mogendheid (Engeland) – sowieso geen sympathie voor het streven van (Europese) staten om koloniale verhoudingen in stand te houden. Bovendien werd de Amerikaanse buitenlandse politiek in die tijd vooral bepaald door angst voor uitbreiding van de communistische macht. Amerika wilde, zo nodig ten koste van rechten en belangen van Nederland, voorkomen dat Indonesië in het communistische machtsblok terecht kwam.

Wel een Unie, geen verbetering van de relatie Nederland-Indonesië

Soekarno, die in ’45 de eerste president van de Republiek was geworden, deed er dus alles aan om Indonesië, met zijn verschillende volken en culturen, tot een eenheidsstaat samen te smeden. Een anti-Nederlandse politiek en dus een anti-Unie-politiek was daarvan een onderdeel J. Luns, die in 1952 als KVP-minister ‘zonder portefeuille’ bij Buitenlandse Zaken (BZ) aantrad en in ’56 ‘gewoon’ minister van BZ werd, vertelt in het boek Luns: ‘ik herinner mij…’ dat hij in ’53 een oriëntatiereis door Zuid-Oost Azië maakte en daarbij de talrijke schendingen van het RTC-akkoord door Indonesië besprak. Dat was nodig omdat Soekarno in het kader van zijn politiek probeerde “Nederland voor het internationale forum verdacht te maken.” Zo ook op binnenlands niveau (in zijn eigen land): door jarenlange agitatie trachtte hij de anti-Nederlandse stemming onder de bevolking op te zwepen. Hij had een zondebok nodig ter verklaring van de slechte politieke en economische situatie in zijn republiek. Wat dat betreft is de gang van zaken rond het voormalige hoofd van de Indische Veiligheidsdienst, L.N.H. Jungschläger, illustratief. Deze stond terecht op beschuldiging van medewerking aan pogingen om Indonesië weer onder Nederlands gezag te brengen. Luns achtte het duidelijk een politiek complot. Tegen Jungschläger werd in februari 1956 de doodstraf geëist, door de Indonesische officier van justitie. Enige dagen daarna overleed hij in de gevangenis aan een hersenbloeding. Dit voorval wekte veel beroering in Nederland.

De Zuid-Molukken en de Minahassa
Andere gebeurtenissen in de geschiedenis van de Nederlands-Indonesische betrekkingen die bepaald niet bijdroegen aan de totstandkoming van goede verhoudingen tussen de twee waren de onderwerping van de Zuid-Molukken door de Republiek Indonesië – dat was in november 1950 met de daaropvolgende overbrenging van 4000 KNIL-militairen en hun gezinnen naar Nederland in 1951 – en het vergelijkbare optreden van Soekarna c.s. ten aanzien van de Minahassa. In dit verband zij eraan herinnerd dat ook ten aanzien van andere dissidente gebieden in de archipel dat optreden werd toegepast: Noord-Sumatra in 1959 en Atjeh, tot op de dag van vandaag. Ook de annexatie van Oost-Timor in 1976 paste binnen die machtspolitiek.

Op weg naar ontbinding van de Unie, december 1950 - 1952

In december 1950 was er in Den Haag een aparte NIU-conferentie in zake de status van Nieuw-Guinea. ’t Zal duidelijk zijn dat Indonesië die ‘status aparte’ nog steeds niet accepteerde. In januari 1951 debatteerde de Tweede Kamer over het conflict met Indonesië, waarbij ‘Nieuw-Guinea’ centraal stond. De regering bestond toen uit ministers van KVP-, PvdA-, CHU- en VVD-huize en twee partijloze ministers. In de Kamer steunden KVP en PvdA het regeringsbeleid dat neiging vertoonde tot enige concessie aan de Indonesische verlangens. De derde regeringspartij, de VVD, steunde echter in haar geheel een motie van afkeuring van het regeringsbeleid. Dat was voor de liberale minister van Buitenlandse Zaken, D.U. Stikker, aanleiding zijn ontslag in te dienen. Dit leidde vervolgens tot het aftreden van het hele kabinet op 24 januari 1951. Pas zeven weken later was de kabinetscrisis weer voorbij, hoewel de drie regeringspartijen het over de kwestie Nieuw Guinea nog steeds niet eens waren. Het bleef in de ijskast.

Incidenten tussen Nederland en Indonesië
Over ijskast gesproken, eigenlijk was er na de Soevereiniteitsoverdracht van december 1949 een soort koude oorlog ontstaan tussen Nederland en Indonesië. Hiervoor kwamen al enige incidenten aan de orde die de slechte relatie tussen Nederland en Indonesië in die tijd illustreren. En er waren er meer in die periode van spanningen en conflicten tussen de twee landen. (Een periode die voortduurde tot in 1963 toen, na het Nieuw-Guinea-conflict, het herstel van de diplomatieke betrekkingen begon, eerst op een laag niveau.)

Zo was daar een incident in december ’51. Op de zevende van die maand liet de havencommandant van Tandjong Priok (Noord-Jakarta) beslag leggen op wapens en springstoffen aan boord van ss Blitar en ss Talisse, die voor een groot deel bestemd waren voor de Nederlandse strijdkrachten in Nieuw-Guinea. Indonesië beschuldigde Nederland ervan ‘Irian Jaya’ te gebruiken als uitvalsbasis voor ondermijnende acties tegen de Republiek. De besprekingen over herziening van de Nederlands-Indonesische Unie werden naar aanleiding van dit incident opgeschort.

Vergadering Nederland – Indonesië, Den Haag 1952
Op 15 januari 1952 begon in Den Haag de eerste plenaire vergadering van Nederlandse en Indonesische delegaties over de problemen rond Nieuw-Guinea en mede in verband daarmee het bestaan van de NIU. De Indonesische delegatie o.l.v. Raden Soepomo verklaarde dat de NIU een hindernis was voor goede samenwerking tussen zijn land en Nederland en stelde daarom voor de Unie op te heffen. Nederland wees dat van de hand evenals de bekende eis Nieuw-Guinea onder Indonesische soevereiniteit te stellen. Wel liet Nederland weten het geschil voor te willen leggen aan een internationaal gerechtshof. Doch de Indonesiërs wezen het inschakelen van zo’n instelling van de hand. Men kwam dus niet tot overeenstemming en toen Soepomo naar Indonesië teruggeroepen werd in verband met een kabinetscrisis werden de besprekingen afgebroken en kwam er geen oplossing voor de problemen.

Einde van de Unie in zicht
Deze onduidelijke situatie bleef bestaan tot begin 1954 de Indonesische minister van Buitenlandse Zaken, Soenarjo, meedeelde dat het voortbestaan van de NIU geen nut had en de Unie daarom maar beter opgeheven kon worden. Hij sprak nog wel de hoop uit dat het in goed overleg zou gebeuren; zo niet, dan zou Indonesië eenzijdig uit de Unie stappen – wat dus in de praktijk het einde van de NIU zou betekenen. En de met de Unie samenhangende financieel-economische overeenkomsten (Finec) zouden moeten worden herzien. De UNI zou vervangen kunnen worden, wat Indonesië betreft, door een ‘normaal verdrag’. Pas op 29 juni 1954 werden de Nederlands-Indonesische besprekingen hervat, opnieuw in Den Haag. De Indonesische delegatie stond onder leiding van minister Soenarjo, de Nederlandse delegatie onder leiding van minister Luns. De besprekingen verliepen goed in die zin dat er een protocol werd opgesteld – dat overigens niet door de Indonesische minister werd geratificeerd.

Gang van zaken 1954-1956

Op 11 augustus ’54 verschenen er al berichten in de pers (zie Nieuwsblad van het Noorden die dag) dat de banden tussen Nederland en Indonesië waren verbroken en de NIU daarmee was ontbonden. Maar dat klopt niet. Er was nog geen definitief einde. Ook na augustus ’54 was de Unie, meestal in combinatie met de kwestie Nieuw-Guinea, onderwerp van overleg tussen Nederland en Indonesië – tot er eerst op 21 februari 1956 officieel een einde aan de verbintenis kwam.

Op 17 augustus1954, dat is de Indonesische onafhankelijkheidsdag, maakte Soekarno bekend dat de kwestie Nieuw-Guinea aan de Verenigde Naties zou worden voorgelegd. In een resolutie werd erop aangedrongen een oplossing te vinden voor de kwestie ‘in conformity with the principles of the Charter of the United Nations’. De resolutie haalde niet de benodigde tweederde meerderheid, mede doordat de Verenigde Staten zich van stemming onthielden.

Nadat de resolutie in de Verenigde Naties niets had opgeleverd, veranderde er ruim een jaar vrij weinig in de verhouding tussen Nederland en Indonesië. Pas in december 1955 vonden er weer besprekingen plaats,

Geneefse conferentie
In december 1955 begonnen er weer besprekingen tussen Nederland en Indonesië over de kwestie: de Geneefse conferentie – de conferentie begon in december in Den Haag en werd, na de kerstvakantie, in februari in Geneve voortgezet. Minister van Buitenlandse Zaken Anak Agung Gde Agung was de leider van de Indonesische delegatie. De Nederlandse delegatie werd geleid door minister Luns. De laatste was bereid de Unie te beëindigen en de Finec-overeenkomsten aan te passen als ten minste de geschillen, die daarover mogelijk zouden ontstaan, aan een internationaal hof van arbitrage zouden worden voorgelegd. Dat laatse wilden de Indonesiërs niet en de Nederlanders waren niet bereid Nieuw-Guinea ‘in te leveren’. Kortom, de conferentie werd een mislukking.

Het slotcommuniqué gedateerd Genève, 11`februari 1956 luidde:
“De Nederlands-Indonesische Conferentie is heden beëindigd zonder dat zij er in is geslaagd tot bepaalde afspraken te komen. De Delegaties zijn gestuit op een op het ogenblik onoverbrugbaar gebleken verschil van inzicht omtrent de formulering van een geschillenregeling. De uitvoerige gedachtewisselingen, welke in goede sfeer plaats hadden, hebben bijgedragen tot het begrijpen van de wederzijdse standpunten.”

Het einde

In de Memoires van J. Zijlstra, minister van Economische Zaken in de periode 1952-’59 en lid van de Nederlandse delegatie tijdens de conferentie, is het communiqué opgenomen (p. 153). Zijlstra stelt daarbij dat de conferentie niet op de geschillenregeling had mogen vastlopen. Maar de Nederlandse delegatie en het kabinet (Drees) wensten een reële geschillenregeling. Hij benadrukt dat de houding van de delegatie niet, zoals wel beweerd wordt, vastzat op Luns, maar op het Nederlandse standpunt.

Op 13 februari 1956 zegde het Indonesische kabinet onder leiding van. B. Harahap eenzijdig de Nederlands-Indonesische Unie op. Dit werd meteen gevolgd door opzegging van de Finec–overeenkomsten. Op 21 februari daaropvolgende werd de band met de Unie officieel verbroken.

En verder
In Indonesië werden in april 1956 de overeenkomsten van de Ronde-tafelconferentie van 1949 bij wet ongeldig verklaard. In Nederland werd als reactie daarop, via een grondwetsherziening, Nieuw-Guinea onder de naam 'Nederlands Nieuw-Guinea' weer een onderdeel van het Koninkrijk der Nederlanden. Het conflict over dat gebied was daarmee niet ten einde; in tegendeel het escaleerde steeds verder. In januari 1962 kwam het tot een gewapend treffen tussen de Nederlandse marine en Indonesische militairen die probeerden op Nieuw-Guinea te infiltreren. Oorlog dreigde. Onder druk van de VS kwam het tot onderhandelingen tussen Nederland en Indonesië. In augustus ’62 kwam het tot een akkoord. Na een overgangsfase werd het gebied als 'Irian Jaya' (West-Irian) bij de Republiek Indonesië gevoegd.
© 2018 - 2024 Petervandenburg, het auteursrecht van dit artikel ligt bij de infoteur. Zonder toestemming is vermenigvuldiging verboden. Per 2021 gaat InfoNu verder als archief, artikelen worden nog maar beperkt geactualiseerd.
Gerelateerde artikelen
Het Akkoord van LinggadjatiHet Akkoord van LinggadjatiLinggadjati, het is een magische naam uit het verleden. In dit Javaanse bergdorp kwamen Nederland en Indonesië zestig ja…
Indonesië: Naar de eenheidsstaat 'Republik Indonesia'Tijdens het proces van dekolonisatie van Indonesië, is er naar gestreefd van het voormalige Nederlands-Indië een federat…
Indonesië: Eerste en tweede militaire actie (1947-1949)Tijdens het proces van dekolonisatie van Indonesië, is er naar gestreefd van het voormalige Nederlands-Indië een federat…
EK voetbal 1964In 1964 werd toen alweer het 2e EK voetbal gehouden, dit jaar werd het toernooi georganiseerd door Spanje. Dit EK werden…

Pygmalion - beeldhouwer uit de Griekse mythologiePygmalion - beeldhouwer uit de Griekse mythologiePygmalion is een beroemd personage uit de Griekse mythologie. Het levensverhaal van deze fictieve beeldhouwer is al eeuw…
Franse huizen in Dwingeloo: Hugenoten in DrentheFranse huizen in Dwingeloo: Hugenoten in DrentheIn het centrum van het Drentse dorp Dwingeloo staat een rij opvallende huizen. Deze panden stammen uit de zeventiende ee…
Bronnen en referenties
  • http://petervandenburg.infoteur.nl/specials/dekolonisatie-van-indonesie.html
  • http://resources.huygens.knaw.nl
  • https://nl.wikipedia.org/wiki/Nederlands-Indonesische_Unie
  • M. van der Plas, Luns: ‘ik herinner mij…’ (Uitg. Sijthoff, Leiden 1974
  • J. Zijlsta, Per slot van rekening – memoires (uitg. Contact, Amsterdam /
  • Antwerpen, 1992)
  • http://www.parlement.com
  • http://wvi.antenna.nl/nl/dh/geschiedenis/ga1.html
  • http://www.dbnl.org/tekst/meij111zezi01_01/meij111zezi01_01.pdf
  • Inventaris van het archief Nederlands-Indische regering, 1944-1950
  • (Nationaal Archief Den Haag, 1990)
Petervandenburg (184 artikelen)
Laatste update: 01-08-2020
Rubriek: Kunst en Cultuur
Subrubriek: Geschiedenis
Bronnen en referenties: 11
Per 2021 gaat InfoNu verder als archief. Het grote aanbod van artikelen blijft beschikbaar maar er worden geen nieuwe artikelen meer gepubliceerd en nog maar beperkt geactualiseerd, daardoor kunnen artikelen op bepaalde punten verouderd zijn. Reacties plaatsen bij artikelen is niet meer mogelijk.