Archeologische vindplaatsen aan de kust van Andalusië
De kust van Andalusië, in het uiterste zuiden van Spanje, is door de geschiedenis heen een smeltkroes van culturen geweest. Reeds in de Oude Steentijd werd het gebied bewoond. Op den duur zijn uit die eerste bewoners volkeren ontstaan met de algemene naam 'Iberiërs'. Deze naam, afkomstig uit het Grieks, komt terug in de naam van het hele schiereiland, dat tegenwoordig bestaat uit de landen Spanje en Portugal. Rond het begin van het eerste millenium v.C. kwamen deze volkeren in contact met eerst de Feniciërs en later de Grieken. Daarmee werd handel gedreven en met dat doel werden er verschillende kolonies en handelsposten langs de kust gesticht. Rond 900 v.C. kwamen ook Keltische volkeren het schiereiland binnen. Die zouden op den duur de Iberische cultuur overnemen, waardoor de term 'Keltiberiërs' ontstond.
Een korte geschiedenis
Tartessos, de verloren stad
Wat het zuiden van Spanje vooral aantrok was haar enorme rijkdom aan allerlei metalen: goud, zilver, kwik, koper, tin... Er zijn mijnen teruggevonden, die al voor 3000 v.C. in bedrijf waren en nu nog altijd rijk genoeg zijn voor verdere exploitatie. Bepaalde bronnen uit de Oudheid spreken van een tot heden niet geïdentificeerde stad aan de Atlantische kust van Andalusië, genaamd Tartessos. Onder andere de Griekse geschiedschrijver Herodotus maakt melding van een bijzondere rijkdom, die de stad moet hebben bezeten, vooral aan goud en zilver.
Volgens andere geschriften kwamen de Grieken voor het eerst in contact met Tartessos toen één van hun schepen door een storm ver naar het westen afdreef, achter de zgn. 'Zuilen van Hercules', de antieke aanduiding voor de Straat van Gibraltar. Die kennismaking zou leiden tot een bondgenootschap tegen Carthago, een stad die in 814 v.C. door Feniciërs was gesticht op het Afrikaanse continent en die in die periode bezig was haar macht op de Middellandse Zee uit te breiden. Mogelijk is dat dat bondgenootschap tot uiting is gekomen in de zeeslag bij Alalia in 540 v.C., waarin de Griekse vloot vernietigd zou worden door de Carthagers en hun Etruskische bondgenoten. Die zeeslag was er de aanleiding van dat Carthago alle Griekse kolonies in het gebied zou overnemen. Tartessos, als het ooit echt heeft bestaan, kan op dat moment in de geschiedenis verloren zijn gegaan.
De annexatie door Rome
Rond 550 v.C. had Fenicië - ook bekend als het Bijbelse Kanaän - zijn handelspositie in de Middellandse Zee verloren doordat het opgenomen werd in een groter rijk met andere belangen, Perzië. Die positie werd vanaf dat moment door dochterstad Carthago overgenomen. Deze stadstaat zou al gauw het alleenrecht op de handel in het westen van de Middellandse Zee opeisen. Dat zorgde voor frictie met eerst de Grieken en later met het opkomende Rome, en op den duur zou dat ook de zgn. Punische oorlogen ten gevolge hebben, die de basis zouden leggen voor de expansie van het Romeinse rijk.
Nadat Rome het pleit in die oorlogen besliste, annexeerde deze in 206 v.C. alle gebieden, die tot op dat moment Carthaags waren geweest of onder invloed daarvan hadden gestaan. 'Iberia', zoals de Grieken het schiereiland hadden gedoopt, werd nu 'Hispania' en wat we tegenwoordig kennen als Andalusië een provincie daarvan onder de naam 'Hispania Ulterior Baetica'.
Na de val van het Romeinse rijk en tijdens de Grote Volksverhuizing werd het gebied bezet door Germaanse volkeren, eerst de Vandalen en later de Visigoten. De laatsten zouden het gebied overheersen tot de invasie in 711 van de Moren. Die zouden weer blijven tot 1492 nadat hun laatste bolwerk, Granada, was gevallen.
In de Oudheid gestichte steden
De Feniciërs zijn verantwoordelijk voor enkele van de grootste steden in Andalusië: Cádiz - de oudste van Spanje - Huelva en Málaga, en indirect ook Granada. De eerste kreeg 1104 v.C. de naam Gadir, de tweede rond 1000 v.C. Onuba en de derde rond 800 v.C. Malaka. Granada werd weer gesticht door bewoners van Sexi in de 6de eeuw v.C. Sexi was de toenmalige naam van wat tegenwoordig Almuñécar heet, een stadje aan de kust van de provincie Granada. Ook Adra, aan de kust van de provincie Almería, was in Fenicische tijd al een kolonie, onder de naam Abdera.
Uit geschriften is ons bekend dat de Grieken in Andalusië kolonies hadden met namen als Manaike en Hemoroscopio, maar het is onbekend waar die precies hebben gelegen.
De stad Córdoba heeft een Romeinse afkomst. Het werd gesticht in 169 v.C. onder de naam Corduba door Marco Claudio Marcelo, een Romeinse pretor of vice-consul. Sevilla werd gesticht in 49 v.C. door Julius Caesar, al zijn er ook resten gevonden die dateren uit de zevende eeuw v.C. Ook in Úbeda (Jaén) zijn Romeinse resten aangetroffen. De stichting van die stad wordt echter toegeschreven aan Abderramán II, die het oorspronkelijk de naam Madina Mursiya gaf. Dat gebeurde pas in 825.
Provincie Almería
Muren in Los Millares, Sante Fe de Mondújar
Los Millares (Santa Fe de Mondújar)
Deze vindplaats uit de Kopertijd (3200-2200 v.C.) bestaat uit een nederzetting met vier rijen muren en een dubbele rij bunkers, waarvandaan de toegang onder controle gehouden kon worden. Daarnaast is er ook een necropolis, bestaande uit ongeveer 80 collectieve graven. Het wordt door wetenschappers en historici beschouwd als een van de belangrijkste vindplaatsen van deze cultuur in Europa.
Punisch kamp (Dalías, Almería)
Ondanks dat deze archeologische vindplaats nog nauwelijks werd bestudeerd, neemt men aan dat het een kamp was, waar in de vierde eeuw v.C. slaven werden bewaakt, die in de mijnen van de Sierra de Gádor werkten. Het kamp bestaat uit 5 à 6 ha. en is volledig omgeven door een muur van ongeveer 2,5 m. hoog. Daarin bevinden zich om de 30 m. verdedigingstorens, waar Cathaagse boogschutters moeten hebben gestaan om de muur te verdedigen. De site werd in 2008 ontdekt.
Megalithische necropolis (Gádor)
Het gaat hier om een orthostatisch gravencomplex uit de Bronstijd. De graven bestaan uit een veelhoekige centrale kamer, gebouwd met grote verticaal geplaatste stenen, of orthostaten, en voorzien van een plat dak van stenen platen.
De Indalo is het symbool van Almería
De grot 'Cueva de los letreros' (Vélez-Blanco)
In deze grot van 35 m. breed, 6 m. lang en tussen 8 en 10 m. hoog werden tekeningen aangetroffen uit de late Steentijd. De belangrijkste daarvan is de 'Indalo', een figuur van een man, die de armen uitgespreid houdt en daarmee een boog boven het hoofd lijkt te houden. De betekenis is ervan onduidelijk, maar deze figuur is inmiddels het symbool geworden van de provincie.
Provincie Granada
Hunebeddenpark (Gorafe)
Dit park bestaat uit 37 hunebedden uit het Neolithicum tot de Bronstijd. Ze zijn zeer variabel van vorm, maar de meeste komen qua model overeen: bestaande uit een grafkamer met galerij op een heuvel.
Bassins voor visconserve in Almuñécar
Romeinse visconservefabriek El Majuelo (Almuñécar)
Door de Feniciërs gesticht en later veroverd door de Romeinen, kreeg Almuñécar in 49 v.C. onder zijn toenmalige naam 'Sexi Firmum Iulium' de rang van 'municipium' (Romeinse gemeente). Het zou zijn grootste bloei krijgen in de eerste eeuw. Voor een groot deel was dat te danken aan de opkomende vraag naar geconserveerde -gezouten- vis en andere visproducten in het gehele Romeinse rijk. Deze industrie stamde al uit Punische tijd.
Verdedigde nederzetting Cerro de la Encina (Monachil)
Gedurende de Bronstijd bestond er in het zuidoosten van Spanje een cultuur, die de 'El Argarcultuur' wordt genoemd. Deze cultuur, die duurde van 2200 tot 1500 v.C., kenmerkt zich in nederzettingen die beschermd werden door een stenen muur en bijbehorende bastions, terwijl de huizen bestonden uit adobe. De meeste huizen zijn rechthoekig of vierkant, maar in dit geval is er ook een gebouw met een absidale vloer.
Cueva del Capitán (Lobres)
Tijdens de neolithische periode lieten semi-nomadische herders overblijfselen achter in deze grot, gelegen net buiten het dorpje Lobres.
Aquaduct van Amunécar (Granada)
Dit aquaduct, gebouwd in de eerste eeuw is één van de meest complete in Andalusië. Het was langer dan 7 km. Heden ten dagen zijn er 5 secties van bewaard gebleven, waarvan één in het midden van een park in de bebouwde kom ligt (zie inleidende foto). Een ander deel ligt in het centrum van het stadje. Daar zijn ook overblijfselen van thermen.
Provincie Málaga
Romeinse villa Río Verde (Marbella)
Het gaat om overblijfselen van een Romeinse villa uit de eerste eeuw, waar o.a. aardewerk, en marmeren en metalen voorwerpen werden aangetroffen. Vooral de bestrating op basis van mozaïeken is een vermelding waard. Ze zijn samengesteld uit kleine blokjes gekleurd natuursteen genaamd 'tesellae'.
Cerro de Los Castillejos de Alcorrín (Manilva)
Een versterkte nederzetting uit de late Bronstijd, waarin een reeks cirkelvormige bastions in de muurlijn zijn ingevoegd. Men vermoed dat het werd gebouwd door de Feniciërs, wat zou betekenen dat het de vroegste nederzetting van zijn soort zou zijn op het schiereiland.
Torreblanca del Sol (Fuengirola)
Resten van Romeinse thermen uit de eerste helft van de tweede eeuw, een 'garum'- (vissaus) en gezouten visfabriek uit de vierde eeuw en een visigothische begraafplaats.
Tribunes van het Romeins theater in Málaga
Romeins theater (Málaga)
In het centrum van de hoofdstad van de provincie, aan de voet van het zgn. 'Alcazaba', werden bij werkzaamheden in 1951 de ruïnes van een Romeins theater aangetroffen. Tegenwoordig is er een deel te zien van het 'proscaenium', de ingangsgalerij, en het 'vomitorium', de ingangspoort. Ook zijn er overblijfselen van wat het 'orkest' was en een deel van de 'cavea', de tribunes voor het publiek. Het theater dateert uit de regeringsperiode van keizer Augustus en was in gebruik tot de derde eeuw. Later werd er een Moors necropolis op gebouwd.
Las Torres (Estepona)
Archeologische vindplaatsen van een Romeinse villa voor patriciërs (Romeinse heren).
Necropolis van Trayamar (Algarrobo)
Deze resten van een Fenicisch grafcomplex dateren uit de zevende eeuw v.C. Er werden juwelen en andere gebruiksvoorwerpen gevonden, die nu in het Provinciaal Archeologisch Museum van Malaga te bezichtigen zijn. Eén van de belangrijkste voorwerpen is het zgn. 'medallón de Trayamar', een amulet, zoals die door Feniciërs in graven werden geplaatst om de overledene in het hiernamaals te beschermen.
Romeinse villa Caviclum (Torrox)
De oorsprong van Torrox wordt door veel historici geplaatst in de oude Romeinse villa Caviclum, dat in de eerste eeuw werd gesticht en tot de vierde eeuw bewoond is gebleven. Hier zijn verschillende overblijfselen van de villa gevonden, waaronder mozaïeken, warmwaterbronnen, ovens, een visfabriek en een necropolis. Het bezoekersgedeelte bestaat uit verschillende kamers rond een klein atrium.
Provincie Cádiz
Archeologische vindplaats Doña Blanca (Sidueña)
Het gaat hier om een ruïnes van een Fenicische stad, die bewoond werd tussen de achtste en de derde eeuw v.C. Er zijn overblijfselen van stadsmuren, huizen, een necropolis en een rivierhaven gevonden. Die haven is de grootste van het Middellandse Zeegebied uit die periode ons bekend.
Baelo Claudia, Bolonia
Romeins 'municipium' Baelo Claudia (Bolonia)
Baelo Claudia dateert van het einde van de tweede eeuw v.C. Het kwam voort uit een eerdere Iberisch-Carthaagse nederzetting, waarschijnlijk Bailo genaamd. In zijn tijd was het een belangrijke zeehaven, verbonden met de stad Thigge op het Afrikaanse continent. Tegenwoordig heet die stad Tanger en ligt in Marokko. De visserij en de industrie van 'garum' en gezouten vis waren de belangrijke bronnen van rijkdom. Het was keizer Claudius, die de stad de rang van 'municipium' (Romeinse gemeente) verleende, en daar komt dan ook het tweede deel van de naam vandaan.
Romeinse kolonie Asido Caesarina (Medina Sidonia)
Asido Caesarina was een Romeinse kolonie uit de eerste eeuw, waarvan de ruïnes zijn gevonden van een huis, een geplaveide straat en fundamenten en kelders van wat ooit een groot gebouw moet zijn geweest. Dat het niet de status had van 'municipium', maar van kolonie, betekent dat het afhankelijker was van Rome, maar tegelijkertijd daardoor juist meer prestige had. Van bijzonder archeologisch belang zijn de nog bestaande riolen. Daarnaast zijn er delen van aardewerkovens uit het moslimtijdperk te vinden.
Provincie Huelva
Laat Romeins Mausoleum Punta del Moral (Ayamonte)
Een Romeins grafgebouw, dat een pantheon of familiegraf lijkt te zijn. Men denkt dat het deel uitmaakt van een groter complex met o.a. een vis- en 'garum'fabriek.
Het hunebed van Soto (Trigueros)
Daterend uit het Neolithicum (3000 en 2500 v.C.) is dit hunebed één van de belangrijkste van de meer dan 200 megalithische monumenten, die in de provincie zijn ontdekt.
El Castrejón (Escacena del Campo)
Een ommuurd terrein uit de tweede eeuw v.C., dat in gebruik was tot het midden van de eerste eeuw v.C. Mogelijk was het een controlepost m.b.t. de toegang tot de mijnen in de omgeving.
Tejada la Vieja (Escacena del Campo)
Deze archeologische vindplaats is belangrijk om de relaties tussen de toenmalige autochtone bevolking en de Feniciërs een plaats te geven. Het gaat om een nederzetting uit de achtste eeuw v.C., waar mijnbouw één van de belangrijkste activiteiten was. Er zijn stukken van een muur van ongeveer 4 m. hoog bewaard gebleven. Ook de stenen structuren van huizen zijn er perfect te onderscheiden.