Het begin van de Romeinse republiek
De laatste koning was een Etrusk: Tarquinius Superbus. Deze man werd gehaat, onder andere omdat hij het volk misbruikte voor zijn ‘grote werken’: ze moesten als slaven werken aan de bouw van de Cloaca Maxima en van de tempel van Jupiter Optimus Maximus. De verdrijving van de koninklijke familie ging als volgt:
Het Einde van de Koningstijd
Aan het eind van de 6e eeuw belegerde het Romeinse leger Veii, een stadje in de buurt van Rome. Het beleg duurde langer dan gepland en de adellijke jongens die daar ook bij betrokken waren verveelden zich. Onder hen waren Sextus Tarquinius, zoon van de koning, een zekere
Collatinus en iemand die zich steeds had gedragen als iemand die niet helemaal bij zijn verstand was en daarom de naam ‘
Brutus’ (‘Stomkop’) had gekregen. In feite was hij prima bij zinnen, maar vanwege het tyrannieke gedrag van de koningen had hem deze gedragslijn het veiligst geleken: zo vormde hij geen bedreiging en liet de koning hem vast met rust. Te velen die zich wel slim en kritisch hadden uitgelaten tegenover het wanbestuur hadden dat al moeten bekopen met verbanning of de dood!
Deze jongens waren op een avond na een avondje stevig aan het doordrinken. Bij het gebral ging het er op een zeker moment ook om wie van hen de beste vrouw had. ‘Laten we gaan kijken!’ klonk het. Prima idee. Zij te paard naar Rome en kijken wat de vrouwen op dat moment aan het doen waren. Wat bleek? Alle vrouwen waren bezig met feesten en slempen, behalve één:
Lucretia, de vrouw van Collatinus. Zij ontving de jongens vriendelijk en nodigde hen uit binnen te komen. Ze was net aan het spinnen en weven, samen met haar dienaressen en slavinnen. Het was duidelijk: Lucretia was de beste en Collatinus had gewonnen!
Sextus Tarquinius, de koningszoon, was echter wat al te enthousiast over deze vrouw... De volgende dag kwam hij terug bij Lucretia en onder de vreselijkste bedreigingen dwong hij haar met hem het bed te delen! Buiten zichzelf van verdriet en schaamte stuurde ze meteen ijlbodes naar het kamp bij Veii. Haar man moest onmiddellijk komen! Collatinus, zijn vriend Brutus en een aantal anderen troffen Lucretia thuis aan. Op zeer korte wijze vertelde ze wat er gebeurd was en trok meteen daarna een dolk die ze recht in haar hart stak onder de woorden ‘Laat geen enkele vrouw ontuchtig leven met mij als voorbeeld!’ Iedereen verbijsterd. De enige die zijn verstand bij elkaar hield was.... Brutus! Hij ontpopte zich meteen als de leider die hij in feite was en riep allen op deze schanddaad te wreken. Het moest nu afgelopen zijn met de ellende die koning heet! Weg met die koninklijke kliek! Het volk reageerde enthousiast en het einde van de koningstijd was een feit. Het was rond 500 vC.
De stichting van de Republiek
Om er voor te zorgen dat vanaf dat moment er nooit meer één persoon lange tijd achter elkaar de macht had in Rome werd het volgende bepaald:
- De Raad der Ouden van de koning blijft bestaan. De Romeinen noemden deze Raad ‘Senaat’ (een woord dat een directe link heeft met senex, ‘oude man’). Deze raad zou uitgroeien tot het machtigste bestuursorgaan van de Republiek. De Senatoren werden de machtigste mannen in de staat. Aanvankelijk waren dat er 150, later 300. Zij discussieerden over wetten en maatregelen.
- Deze maatregelen werden uitgevoerd door 2 consuls. Deze consuls waren niet langer dan één jaar aan de macht. Elk jaar waren er nieuwe verkiezingen voor dit hoogste uitvoerende ambt. De consuls waren dus een soort koningen voor één jaar. Ze waren ook aanvoerder van het leger.
- Om ervoor te zorgen dat de relatie met de goden ook goed bleef werd de functie van de koning als opperpriester overgenomen door een Pontifex Maximus.
- Veel volkeren, waaronder de Romeinen, waren ervan overtuigd dat de koning belangrijk was voor de relatie met het goddelijke: zolang het de koning goed ging en deze de god-mens relatie goed hield was het goddelijke ook geneigd zijn volk te begunstigen. Dit aspect van de taak van de koning werd nu dus overgenomen door een soort ‘koning-priester’.
Na verloop van tijd ontstonden moeilijkheden: De boeren en het gewone volk (het plebs oftewel de plebejers) hadden er genoeg van dat zij de hele tijd moesten vechten voor Rome, daarbij hen boerenwerk moesten verwaarlozen en dat de Senaat (de patriciërs) maar lekker thuis kon blijven en de vruchten kon plukken van het soldatenwerk van de boeren.
Het plebs ging in staking en trok naar de Mons Sacer, een heilige berg in de buurt van Rome. De patriciër Menenius Agrippa heeft toen aan de plebejers uitgelegd dat de staat te vergelijken is met een lichaam: de buik lijkt werkeloos te profiteren, maar zonder buik krijgen de ledematen geen energie en sterft het hele lichaam. De buik = Patriciërs.
De plebejers gingen akkoord met dit verhaal, ze gingen wel weer aan het werk, maar:
Naast de Senaat moest er ook een Volksvergadering komen, het
Comitium (van cum-ire: bijeenkomen). Wetten moesten worden gemaakt door de Senaat en goedgekeurd door het Comitium. Sindsdien wordt elke maatregel en wet voorzien van de afkorting
SPQR: Senatus PopulusQue Romanus: De Senaat en het Volk van Rome (hebben besloten....).
Daarnaast moesten de belangen van het volk verdedigd worden bij de Senaat. Er kwamen een aantal
Volkstribunen, Tribuni Plebis die in de Senaat moesten spreken voor het volk. Ook hadden zij veto-recht. Deze volkstribunen hadden de tribunicia potestas, wat onder andere inhield dat zij onschendbaar waren. Tijdens hun ambtstermijn mochten ze niet worden aangeklaagd.