Rome in het begin: het koninkrijk
Rond 1000 voor Christus ontstaat op het Italische schiereiland de Romeinse beschaving. Op dat moment zijn ze een koninkrijk. Ze groeien uit tot een groot imperium. Hier info over de samenleving tijdens de koningen, het bestuur,...
Het ontstaan van Rome
Romeinen zijn eigenlijk Indo-Europeanen. Dit zijn volkeren van overzee die zich in Europa kwamen vestigen. Zelf geloven ze dat ze afstammen van de tweeling Romulus en Remus. Deze werden opgevoed door een wolvin, en zouden later de stad Rome gesticht hebben. Wetenschappelijk is de uitleg zo: in Latium ontstaat in de tiende eeuw voor Christus een eerste nederzetting. Latium is een zeer moerassig en heuvelachtig, maar vruchtbaar gebied, dat aan de Tiber ligt. De bewoners zijn herders en boeren. Rome heeft een zeer gunstige ligging: het ligt pal op de verbindingsweg tussen Noord- en Zuid Italië. Ook bieden de heuvels en moerassen een goede bescherming tegen eventuele invallers. Ook voor zeerovers moeten de Romeinen niet bang zijn: hun stad ligt ver genoeg van de zee. En de Tiber kan men zeer goed gebruiken om goederen te transporteren en de zee te bereiken.
Kenmerken van de Romeinse Samenleving
De basis van de Romeinse samenleving is de familie. Alle macht is in handen van het hoofd van de familie, de Pater Familias. Hij beslist over alles wat er gebeurt. Men kan ook geadopteerd worden. Dan wordt men opgenomen in een andere familie. Dit werd soms gedaan om belangrijke mensen in je familie te halen, en zo zelf belangrijker te worden. De families met dezelfde voorvaders samen, noemt men een gens. In 600 voor Christus zijn er ongeveer 60 families.
De groepen
Er bestaan verschillende groepen in de Romeinse Samenleving:
- Patriciërs. Ze geloven dat ze afstammen van de eerste bewoners van Rome. Ze zijn rijk en bezitten bijna alle grond. Ook hebben ze alle politieke macht. Een ander woord voor patriciër is aristocraat. Dit is een relatief kleine groep in Rome, maar ze vormen wel de belangrijkste groep.
- Plebejers. Dit is de grootste groep in Rome. Het zijn de gewone burgers. Ze hebben alle vrijheden, maar hebben geen politieke inspraak. Deze groep bestaat vooral uit handelaars, boeren en ambachtslieden.
- Slaven. Deze groep bezit geen rechten en worden niet als mens beschouwd. Ze moeten werken op het veld en in de huizen van de patriciërs. Meestal zijn slaven krijgsgevangenen en hun afstammelingen.
Politieke macht: de koning
In het prille begin van Rome waren de leiders koningen. Deze waren opperbevelhebber, opperpriester en opperrechter. Ze waren voor het leven aangesteld. Hij wordt bijgestaan door de senaat. Hierin zetelen de familiehoofden van de belangrijkste families. Ook kan de koning hulp vragen aan de volksvergadering. Deze bestaat uit alle mannelijke patriciërs. De volksvergadering kiest de koning, en stemt mee voor de wetten.