Joan Derk van der Capellen: 'erflater van onze beschaving'
In het boek 'Erflaters van onze beschaving' is door Jan Romein ook een hoofdstuk gewijd aan de 18e eeuwse baron en voorman van de patriotten, Joan Derk van der Capellen tot den Pol (1741-1784). Romein, die Van der Capellen 'Tribuun der burgerij' noemde, zag in hem een van de grondleggers van onze democratie zoals die vorm kreeg in de grondwet van 1848. Hij was in ieder geval volop een man van de Verlichting ('Aufklärung'). In zijn pamflet "Aan het volk van Nederland", dat in 1781 in Nederland werd verspreid, komen zijn verlichte ideeën naar voren én zijn afkeer van de 'tirannie' van het stadhouderlijk bewind der Oranjes.
Inhoud
Joan Derk van der Capellen tot den Pol, een 18e eeuwse baron
Joan Derk werd geboren in 1741 in Tiel. Hij was een zoon van jhr. Frederik Jacob Derk van der Capellen en Anna Elisabeth van Basen. Na de Latijnse school doorlopen te hebben studeerde hij van 1758 tot 1763 in Utrecht onder meer natuur- en volkenrecht. Hij volbracht de studie niet.
Positie
In 1766 trouwde hij met freule Anna Bentinck van Wittenstein. Het jonge paar woonde daarna in bij de familie op het landgoed Wittenstein (Kamperveen). Joan Derk had een zeer zwak gestel. Voor een krijgsmansloopbaan, zoals zijn vader, en voor het jachtvermaak was hij ongeschikt. Hij beoefende na zijn huwelijk verschillende wetenschappen, onder andere anglistiek, theologie, geschiedenis en economie (als autodidact).
Om zich toch een positie in de maatschappij te verwerven, zette hij alles op alles om tot een ridderschap te worden toegelaten. Eerst tot die van Zutphen, vervolgens die van Overijssel (dat zijn echtgenote uit Overijssel kwam had daar ongetwijfeld mee te maken). Dat laatste lukte, maar niet nadat hij een (schijn)koop van een Havezathe in Salland had gedaan en een aanbeveling van stadhouder Willem V (…) had verworven. Zo deed Van der Capellen dan eindelijk in 1772 zijn intrede in de ridderschap. Later kocht hij nog het buiten “De Pol” in Noord-Overijssel. Via de ridderschap kwam hij terecht in de Staten van Overijssel.
Actief in de politiek
Spoedig was Van der Capellen heel actief in de Staten: Hij verzette zich tegen legerversterking en drong aan op versterking van de vloot. Ook verzette hij zich tegen het ‘uitlenen’ van de zogenaamde Schotse brigade aan Engeland, want die brigade zou ingezet worden tegen de Amerikaanse vrijheidsstrijders.
Daarnaast voerde hij vanaf 1776 in de Overijsselse Staten een strijd voor de afschaffing van de drostendiensten (zie verder op). Nadat hij rechtsgrond voor de afschaffing ervan had gevonden wees Van der Capellen de boeren op hun rechten. De ridderschap weigerde daarop hem nog langer tot hun vergadering toe te laten.
Een pamflet en meer 'verlichte' activiteiten
Ondertussen was de 4e Engelse oorlog uitgebroken. Van der Capellen weet de nederlagen die door de
Republiek geleden werden en verder alle ellende in het land en in zijn persoonlijke leven aan de Engelse factie in de Republiek, inclusief het huis van Oranje. Vooral Willlem V was wat hem betreft de grote schuldige. Hij schrijft dan, anoniem, een pamflet: “Aan het volk van Nederland”. Het pamflet werd in één nacht, in 1781, over vele plaatsen in ons land verspreid.
Nadien zette hij zich nog in voor toelating van John Adams als gezant van de Verenigde Staten in ons land (een streven dat inderdaad succes had) en voor zijn re-admissie tot de Staten van Overijssel (gelukte in 1782). Zijn derde overwinning boekte Van der Capellen in 1783: de drostendiensten werden afgeschaft. In zijn laatste jaren hield hij zich bezig met het organiseren van exercitiegenootschappen en vrijkorpsen. Hij was zelf lid in Zwolle. Kortom, zijn ideeën waren '
verlicht'.
Reactie
In 1784 stierf Joan Derk van der Capellen. Toen in 1787, bij de inval van de Pruisen en het herstel van het stadhouderlijk gezag, een reactie op de patriottenbeweging losbarstte, werd zijn graf bij een aanslag verwoest. Een standbeeld in Rome was jarenlang het enige eerbetoon van betekenis aan de voorman van de patriottenbeweging. Naderhand vond een zekere rehabilitatie plaats. Zo werd er in Zwolle, waar hij langere tijd woonde in de Bloemendalstraat, in 1984 een standbeeld voor hem opgericht. Ook draagt in die stad een scholengemeenschap zijn naam.
Joan Derk van der Capellen als tribuun der burgerij
‘Democratische geluiden’
Van der Capellen wilde, tegen de zin van de Oranjeparij, niet het landleger maar de vloot versterken (wat trouwens aangemerkt kan worden als een uiting van nationalisme dat heel Nederland omvatte). Toch zette hij zich in voor betere betaling van Nederlandse onderofficieren en manschappen van het landleger (J. Romein noemde het ‘eerste democratische geluid’).
In 1774 verscheen Van der Capellens vertaling van A. FLetchers boekje over de volksbewapening onder de titel
Staatkundige Verhandelingen over de noodzakelijkheid eener welingerigte Burger-Land-Militie. In de voorrede lezen we dat Van der Capellen de Republikeinse burgervrijheid wil bewaren. Daarom bepleit hij ‘allerwaeksaemste jalouzie van den kant van het volk’. Twee middelen:
- Vrijheid van drukpers (‘Een inklevend regt’). De burgers hebben toch niet de vrije onafhankelijke natuurstaat verlaten om slaven te worden, zo stelt hij.
- De oprichting van een burgermilitie, op grond van art. VIII van de Unie van Utrecht (waarin de dienstplicht geregeld wordt). Dit als tegenwicht dat een staand leger een instrument wordt in handen van een veldheer die de vrijheid wil aantasten.
Revolutionair wilde Van der Capellen bij dit alles niet zijn. ‘Grondwettig herstel’ was nu en later zijn ideaal. C.H.E. de Wit rekent in zijn boek
De Nederlandse revolutie van de achttiende eeuw, 1780-1787 Van der Capellen dan ook tot de oudpatriotten, die herstel wilden van de standenstaat en zich daarbij baseerden op het Oudeuropese staatsrecht.
Amerikaanse vrijheidsstrijd
Zijn rapport aan de Overijsselse Staten over het ‘uitlenen’ van de Schotse Brigade (zie I.) lekte vroegtijdig uit en bereikte de patriottische pers. Toen Van der Capellen daarop aangevallen werd, verweerde hij zich door zich te beroepen op het privilege van de voorouders ‘over alle ter Staetsvergadering voorkomende zaeken, vrij en onbelemmerd, hetzij mondeling, hetzij schriftelijk te mogen adviseren’.
Van der Capellen had een groeiende belangstelling voor de zaak der Amerikanen. Hij vertaalde het boek
Observations on Civil Liberty van R. Price, waarin de rechten van de Amerikanen worden verdedigd. Price voltooide Van der Capellens vorming tot democraat, aldus M.de Jong in
Joan Derk van der Capellen. Staatkundig levensbeeld uit de wordingstrijd van de moderne democratie in Nederland. Tocht noemt Van der Capellen zich in het voorwoord een geboren regent, zijnde een medium waardoor de volksinvloed zijn weg vindt naar de regeringskringen. Hij wilde dus geen democratie (in de zin zoals wij dat verstaan). Trouwens onder ’volk’ verstaat hij ‘het aanzienlijk deel der natie’.
Hoewel dus de moderne democratie niet bij hem begint, mag zijn naam toch met ere genoemd worden als het gaat om de grote vrijheidsbeginselen die het liberalisme in de grondwet heeft neergelegd, zo meent M. De Jong
Verlichtingsideeën
Naast zijn ijveren voor erkenning der V.S. voerde Van der Capellen strijd voor afschaffing van de drostendiensten in Overijssel. Hij wilde vooral niet revolutionair zijn en zocht rechtsgrond voor de afschaffing. Die vond hij, met behulp van de Twentse rechtsgeleerde mr. J.W. Racer, in een resolutie van 1631 waarbij het jaarlijks inkomen der drosten verhoogd was in ruil voor afschaffing der drostendiensten. Hierbij liet hij het niet: hij bracht de boeren op de hoogte van hun rechten.
Aan het volk van Nederland
In het anonieme pamflet
Aan het volk van Nederland geeft de schrijver – meer dan 100 jaar later werd bewezen dat het Joan Derk van der Capellen was - een overzicht van de geschiedenis der Nederlanden. Die geschiedenis ziet hij als een voortdurende strijd voor vrijheid, tegen tirannie. Die tirannie werd en wordt met name uitgeoefend door de Oranjes. Hun belangen zijn sedert Willem III gekoppeld aan de vijand, Engeland. Vooral Willem V moet het ontgelden. Maar het volk hoeft die tirannie niet te nemen, want, zo schrijft hij, degenen die over u regeren den dat alleen uit uw naam. En verder: 'alle mensen zijn vrij geboren; 'de een mag niet heersen over de ander'; 'van nature zijn allen gelijk'; 'dit zijn rechten van het volk'. Van der Capellen eindigt met adviezen:
- Er moet een adviesraad aan Z.H. worden toegevoegd.
- Door het volk gekozen patriotten moeten een onderzoek instellen naar de toestand van het volk.
- Die gecommitteerden moeten publiekelijk verslag doen van hun verrichtingen.
Opmerkelijk in het libel is, dat hij in de recente geschiedenis van de Republiek veel nadruk legt op de goede daden van Baron J.D. van der Capellen (…) en dat hij diens ontzegging van toegang tot de Overijsselse Staten fel hekelt. H.T. Colenbrander noemt in
De Patriottentijd I (uitgegeven in 1897) het pamflet een teken van het lage peil van geestesbeschaving van de patriottentijd. M. de Jong daarentegen vindt het een meesterstuk van betoog en zeggingskracht.
Geen volksregering
Tijdens zijn inwijding als kolonel van het vrijcorps te Zwolle wijst Van der Capellen de leden erop dat zij de macht hebben de officieren te benoemen en, in geval deze niet voldoen, af te zetten. Wel dringt hij erop aan spaarzaam van dat laatste recht gebruik te maken, want orde moet er zijn. Hij wil bepaald niet te hard van stapel lopen. Zo schrijft hij in een van zijn vele brieven: 'Het volk kan en moet zelf nooit regeren; die hoop is te groot.'
Conclusie
M. de Jong komt in zijn boek over Van der Capellen tot de volgende conclusie (blz. 693) : Er is bij Joan Derk van der Capellen een groei waar te nemen in verband met zijn democratische gezindheid. Eerst was de leer van '’s Volks Alvermogen' een ideologie voor hem die hem toeliet op voet van vrede met de oude staatsvormen te leven. Vervolgens is hij er toe gekomen stelselmatig de stem van het volk te laten horen. Toen kwam de periode van de democratische praktijk. En in het laatst van zijn leven voorzag hij het gevaar dat de aristocratie de verworvenheden van de natie zou bedreigen. Daarom wil hij de regentencolleges voor de vertegenwoordigers van het volk openen, dat wil zeggen, democratisering van de staatsvorm.
C.H.E. de Wit rekent in zijn boek over de ‘Nederlandse revolutie’ in de periode 1780-1787 Van der Capellen tot de oudpatriotten die zich wel tegen de stadhouder keerden, maar de Oudeuropese standenstaat in stand wilden houden. Volgens hem moeten we Van der Capellen daarom niet beschouwen als een aanhanger der democratie. Het is in ieder geval duidelijk dat de baron het volk wel een stem wilde geven, maar niet wilde laten regeren.
J. Romein rekent Joan Derk van der Capellen tot een van de grondleggers van onze democratie en daarmee tot een 'erflater'.
Voor de visie van Romein is wat te zeggen, maar we dienen daarbij dan wel in het oog te houden dat de opvattingen van de baron bepaald niet overeenkwamen met de liberale opvattingen die vorm kregen in de grondwet van de 1848.
Tenslotte zij nog opgemerkt dat Joan Derk, wat zijn politieke opstelling betreft, duidelijk ook gedreven werd door persoonlijke frustraties. Met name in zijn pamflet
Aan het volk van Nederland komt dat tot uiting
Lees verder