Koning Willem I en de Afscheiding van 1834

In 1834 scheidde het grootste deel van de orthodoxe leden van de hervormde gemeente te Ulrum zich onder leiding van ds. Hendrik de Cock af van de hervormde volkskerk. Die splitsing ging lijnrecht in tegen de politiek van koning Willem I, die alles op alles zette om zijn nog prille Koninkrijk der Nederlanden tot een nationale eenheid te smeden. Net als de afscheiding van België, in diezelfde tijd, accepteerde hij ook die kerkelijke afscheiding niet en kwam er tegen in 't geweer.

Twee afscheidingen

Nee, kerkelijke onenigheid was iets wat Willem I nu net niet kon gebruiken in zijn nieuwe koninkrijk. Zeker ook niet omdat hij juist in die tijd ook nog te maken had met die andere, veel ingrijpender inbreuk op eenheid van het oorspronkelijke koninkrijk: de afscheiding van België. De zelfstandigheid van België was weliswaar een voldongen feit in 1834, maar de koning had die realiteit nog lang niet geaccepteerd. Dit betekende onder meer dat hij jaren achtereen – tot hij zich in 1839 eindelijk neerlegde bij de onafhankelijkheid van de voormalige Zuidelijke Nederlanden – een groot leger op de been hield, met alle kosten van dien. En dat in een koninkrijk dat zich die politiek financieel helemaal niet kon veroorloven.

God, Neerland en Oranje

De koning keerde zich dus tegen (een deel van de) orthodoxe leden van ‘zijn’ kerk. Dat kan verwondering wekken, want juist onder die orthodoxe leden had (en heeft) het Oranjehuis een vaste, trouwe groep aanhangers. Misschien wel de trouwste aanhangers.

Die trouw is gebaseerd op de speciale band die er zou zijn tussen God, Nederland en de Oranjes. Deze gedachte is gebaseerd op de idee dat uit de geschiedenis, met name het verloop van de 80-jarige oorlog, duidelijk blijkt dat het gezamenlijk optreden van ‘het volk’ en de Oranjes (tegen de dwingelandij van Spanje en de Rooms-katholieke kerk) door God rijk gezegend is. De combinatie God, Nederland en Oranje wordt dan graag gezien als een ‘drievoudig snoer dat niet licht verbroken wordt’ (zie in de Bijbel: Prediker 4 vers 12).

Onbegrip

Hendrik de Cock en zijn volgelingen begrepen niet hoe het mogelijk was dat de overheid en in het bijzonder de koning, zo tegen de activiteiten van de verontruste orthodoxe leden der volkskerk was. Sterker nog, ze konden zich eigenlijk niet voorstellen dat de koning, hun geliefde en geëerbiedigde koning, kon instemmen met het optreden van het overheidsapparaat in deze kwestie… wellicht was hij niet goed op de hoogte of werd hij door zijn dienaren verkeerd voorgelicht?

Tekenend is, dat in de periode 1833-1840 maar liefst 50 brieven, adressen verzoekschriften en dergelijke naar de koning, de ministers en/of de Staten-Generaal gestuurd werden door De Cock en de zijnen. Daarin legden zij de zaak nog eens weer uit, werd gewezen op de wet- en rechtmatigheid van hun optreden, begrip gevraagd en verzocht opgelegde straffen te niet te doen, ja, in tegendeel, de ‘ware gelovigen’ juist te beschermen. Meerdere malen ging men zelfs op audiëntie bij de koning. (Zie in H. Veldman, Hendrik De Cock - academisch proefschrift uit 2009 – blz. 532 e.v.).

De Cock op audiëntie bij de koning

Nog in mei 1834 – hij is dan al geschorst als predikant, met alle gevolgen van dien voor zijn gezin – ging Hendik de Cock, in afwisselend gezelschap van een aantal gemeenteleden en sympathisanten, op reis naar Den Haag om de koning persoonlijk te kunnen spreken. Na een reis van bijna veertien dagen arriveerde hij op 14 mei van dat jaar in de hofstad. Ongetwijfeld heeft hij de koning (eventueel via de minister van eredienst dan wel hoge ambtenaren) de nodige rekesten kunnen overhandigen. In ieder geval werd hij ook persoonlijk door de koning ontvangen. Maar die audiëntie verliep teleurstellend voor de dominee. De koning hoorde De Cock alleen maar aan en stuurde hem vervolgens door naar de minister van eredienst, Van Pallandt van Keppel. Alles zonder enig resultaat. Met lege handen keerde De Cock terug naar Ulrum. Hij was ongetwijfeld zwaar teleurgesteld in de houding van de koning die hem en de zijnen nog wel ‘door Isrels God was gegeven’.

De koning verkeerd voorgelicht door zijn ministers?

Het zou inderdaad gebeurd kunnen zijn dat de koning - gezien vanuit het standpunt van de verontruste aanhangers der orthodoxie - verkeerd was voorgelicht door zijn ministers en ambtenaren. In ieder geval, de minister van eredienst moest niets hebben van de orthodoxe kerkleer en haar aanhangers en zeker niet van ds. De Cock. En ja, de koning bleef vierkant achter zijn minister van eredienst staan, zo ook achter het repressieve optreden van zijn minister van justitie (Van Maanen) tegen De Cock en diens volgelingen. Maar ook afgezien daarvan kunnen we wel stellen dat de denkwereld van de koning zelf totaal verschilde met die van zijn orthodox-gereformeerde onderdanen.

De visie van koning Willem I op ‘de ware leer der kerk’

Het verschil tussen de opvattingen van de koning enerzijds en De Cock en de zijnen anderzijds wordt duidelijk uit een gesprek dat de koning in 1836 had met zijn huisarchivaris, Guillaume Groen van Prinsterer over de kerkelijke onrust. (Deze vooraanstaande politicus / historicus was archivaris van het Huis Van Oranje en daarnaast ook een voorman van het orthodox calvinisme- waarmee hij een tamelijk uitzonderlijke positie innam binnen de vaderlandse elite. Hij had in een brochure de maatregelen tegen de Afgescheidenen, ‘ons land onwaardig’ genoemd…). Over dat gesprek lezen we in J. Koch, Koning Willem I, 1772-1843 (uitgegeven in 2013) - zie blz. 497-498 - dat Willem I ‘de drijvers’, zoals hij ze noemde, ontrouw jegens de grondbeginselen van het protestantisme verweet, omdat ze zich dezelfde onfeilbaarheid (ten aanzien van de leer der kerk) toe-eigenden als ‘de pauselijke stoel‘. Leervrijheid maakte progressie en verlichting mogelijk, en dat was nou net de winst van het protestantisme, volgens de koning.

Hard ingrijpen in oktober 1834

In oktober 1834 barstte in Ulrum de bom. Op dinsdag 14 oktober ondertekenden 137 personen de Acte van Afscheiding die de dag daarvoor door de kerkenraad van de hervormde gemeente ter plaatse was opgesteld. Naar later bleek was dit het begin van een nieuw kerkgenootschap, namelijk dat van de Christelijke Afgescheiden gemeenten, later gereformeerde kerk genoemd (hoewel de afgescheidenen zichzelf de ware voortzetting van de oude vaderlandse gereformeerde kerk achtten – dat wil zeggen de kerk die sinds 1816 officieel Nederlandse Hervormde kerk heette). De reactie van de overheid – vanzelfsprekend met volstrekte instemming van koning Willem I – is bekend: een detachement soldaten werd naar Ulrum gestuurd; het moest daar de orde herstellen en bewaren. Dit optreden van de overheid wordt thans algemeen gekenmerkt als repressief.

Trouw aan de koning

Ondanks alles bleven de afgescheidenen en ook later hun nakomelingen, de gereformeerden, trouw aan de ‘hun door God gegeven’ koning; in het algemeen: gezagsgetrouw en Oranjegezind. We mogen aannemen dat het mede aan die houding te danken is dat de Afscheiding nooit en nergens heeft geleid tot een bloedig conflict met als doel het recht in eigen hand te nemen en tot omkering der rechtsorde te komen.

De door God gegeven overheid

Eén element moeten we hier nog naar voren halen. Het werd hierboven al wel genoemd: de koning, meer in ’t algemeen de overheid, werd gezien als ‘door God gegeven’. Met andere woorden, de overheid werd in de goed-calvinistische traditie gezien als ‘dienaresse Gods’. H. Veldman wijdt er in zijn genoemde dissertatie een compleet hoofdstuk aan (blz. 541 e.v.). Hij stelt onder meer (geparafraseerd): Het was duidelijk dat de koning volstrekt negatief stond tegenover de afscheidingsactie in Ulrum (die spoedig overal in het land navolging kreeg). Sterker nog: hij stemde er blijkbaar mee in dat de afgescheidenen werden vervolgd, zwaar beboet, ja zelfs in de gevangenis werden gegooid. Dit ondanks dat die afgescheidenen (meer in ’t bijzonder: de voormannen) hun uiterste best deden de koning en zijn ministers dan wel de hoge ambtenaren goed te informeren over wat er (huns inziens) werkelijk aan de hand was met de vaderlandse kerk. Dat moet een hard gelag geweest zijn voor de gereformeerden. Toch bleven ze, zoals al gezegd, gezagsgetrouw en Oranjegezind. Ondanks alles bleef men de vorst zien als ‘voedsterheer van de kerk’. Het befaamde art.36 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis (waarin beleden wordt dat de overheid een door God gegeven instelling is) laat wat dat betreft geen misverstand bestaan.

De rol van de overheid

Hoewel… - we blijven hier Veldman volgen - er wordt in art.36 ook gesteld dat de overheid de hand moet houden aan ‘de heilige Kerkedienst’, ‘om te weren en uit te roeien alle afgoderij en valsen godsdienst…’. Maar, de gereformeerden - in de 16e zowel als de 19e eeuw - kenden wat dat betreft een uitweg: Met beroep op Handelingen 5 vers 29 (‘Men moet Gode meer gehoorzaam zijn dan de mensen’) kon men, in uiterste gevallen, verzet tegen de overheid rechtvaardigen, zelfs met de hand op de bijbel. Trouwens, bood Calvijn zelf, net als vroeger aan hun voorvaderen in de strijd tegen de Spanjaarden, met zijn ‘recht van verzet’, ook geen legitimatie?!

Erkenning

Hoe dan ook, het zal dan ook als een weldaad zijn ervaren dat de koning / de overheid in de jaren na 1834 spoedig de teugels wat liet vieren. Al in 1836 bevatte een Koninklijk Besluit (K.B.) de erkenning dat de afgescheidenen niet uit waren op verstoring van de openbare orde en rust. In de praktijk konden ze daarmee op den duur officiële erkenning aanvragen, tenminste, zover ze bereid waren de naam ‘gereformeerd’ te laten vallen. Ook moesten ze verklaren 'dat zij zelf zullen zorgen voor eredienst en armen zonder ooit aanspraak te maken op 's lands schatkist, noch op goederen, inkomsten, rechten of titels van het hervormd of enig ander kerkgenootschap'.

Rond 1839/1840 – waarbij ongetwijfeld mede een rol heeft gespeeld dat Willem I werd opgevolgd door de meer tolerante Willem II - gaf de meerderheid van de afgescheiden gemeenten toe: als ‘Christelijke Afgescheiden gemeente’ vroegen ze erkenning aan bij de overheid en kregen dat dan ook als ze instemden met de hiervoor genoemde voorwaarden. Voor hen was dan in ieder geval de repressie ten einde.

Gereformeerden onder het kruis

Er waren evenwel afgescheidenen / gereformeerden die de naam ‘gereformeerd’ niet wensten op te geven. Ze bleven liever ‘onder het kruis’ dan te buigen voor de aardse koning. Zij staan bekend als gereformeerde kerken onder het kruis of ‘kruisgezinden’. Zelf hanteerden ze onverkort de naam ‘Gereformeerde Kerk’. Daarmee werd nog eens weer duidelijk gesteld dat ze geen nieuwe kerk waren, maar wel de (zuivere) voortzetting van de oude gereformeerde kerk, de vaderlandse kerk die ontstaan is in de 16e / 17e eeuw. Anders gezegd, de kerk waarvan de leer en kerkorde is vastgesteld op de synode van Dordrecht (1618/’19. Het is dan ook die leer (tot uitdrukking gebracht in de Drie Formulieren van Enigheid) en die kerkorde (en die naam) die men, ‘Gode meer gehoorzaam dan de mensen’, onverkort wilde handhaven. Veel van de huidige Gereformeerde Gemeenten en Oud-Gereformeerde Gemeenten gaan in hun ontstaansgeschiedenis terug op die ‘kruisgezinden’. In de historische roman ‘Aaltje onder het kruis’ wordt een beeld geschetst van de kruisgezinden in de regio Zwolle-Kampen in de periode 1830-1850 (meer info: via Google).

Lees verder

© 2014 - 2024 Petervandenburg, het auteursrecht van dit artikel ligt bij de infoteur. Zonder toestemming is vermenigvuldiging verboden. Per 2021 gaat InfoNu verder als archief, artikelen worden nog maar beperkt geactualiseerd.
Gerelateerde artikelen
Ds. H.P. Scholte en H. Scholte in UlrumIn het centrum van Ulrum, op de westelijke wierde, is de H. Scholtestraat te vinden. Velen – zeker de geïnteresseerden i…
Beatrix – Vrijvrouwe van Ameland met Fries bloedPrinses Beatrix heeft Fries bloed in de aderen. De vorstin erfde de titel Erf- Vrijvrouwe van Ameland van Johan Willem F…
Filips Willem, prins van OranjeFilips Willem, prins van OranjeIn onze vaderlandse geschiedenis hebben we geleerd dat na de dood van Willem van Oranje zijn zoon Maurits zijn rol overn…

De vrouwen van Koning Willem I - Wilhelmina (Mimi)De eerste echtgenote van Willem Frederik van Oranje- Nassau, Koning Willem I (1772-1843) en daarmee ook de eerste koning…
Bronnen en referenties
  • H. Veldman, Hendik de Cock 1801-1842 (Kampen, 2009)
  • J. Koch, Koning Willem ! 1772-1843 (Amsterdam, 2013)
Petervandenburg (184 artikelen)
Laatste update: 03-12-2019
Rubriek: Kunst en Cultuur
Subrubriek: Koningshuis
Bronnen en referenties: 2
Per 2021 gaat InfoNu verder als archief. Het grote aanbod van artikelen blijft beschikbaar maar er worden geen nieuwe artikelen meer gepubliceerd en nog maar beperkt geactualiseerd, daardoor kunnen artikelen op bepaalde punten verouderd zijn. Reacties plaatsen bij artikelen is niet meer mogelijk.