Het beleg van Haarlem (1572-1573)
Van, ongeveer, 1568 tot 1648 vond in de lage landen een opstand plaats die later bekend zou worden als de tachtigjarige oorlog. Belastingdruk, gebrek aan religieuze tolerantie en het soms keiharde optreden van de regering brachten enkele steden en gewesten ertoe zich te verzetten, geleid door Willem van Oranje. In de eerste jaren was de uitkomst erg onzeker, één van de grootste klappen die de opstand in die jaren te verwerken kreeg was de val van de stad Haarlem na een beleg van zeven maanden.
Wat vooraf ging
1572 leek een goed jaar te worden voor het prinsgezinde kamp; stad na stad sloot zich bij hen aan, de Staten-Generaal bevestigden het stadhouderschap van de prins en zij gaven hem zelfs geld om nieuwe troepen te huren, met die troepen konden nog meer steden genomen worden. In de nacht van 23 op 24 augustus, de nacht van St. Bartholomeus keerde in Parijs echter het tij. De koning van Frankrijk liet alle in de hoofdstad aanwezige protestanten vermoorden. Hiermee, was het katholieke Spanje in één klap een zorg armer waardoor het zich kon concentreren op de Nederlanden, de opmars van de prinsgezinden was tot staan gebracht. De Spaanse landvoogd, Alva, stuurde zijn zoon Don Frederik er met een leger op uit om de Nederlanden weer in het gareel te brengen. In dit leger dienden soldaten uit heel Europa, in die tijd bestonden de meeste legers voor het grootste deel uit huurlingen maar voor het gemak zal hier echter soms gesproken worden van Spaanse troepen.
Het eerste doelwit, de Brabantse stad Mechelen, werd grondig geplunderd en uitgemoord, waarop de overige steden in het gewest gedwee de poorten openden. Ook het Gelderse Zutphen, dat zich verzette, werd tot voorbeeld gesteld, honderden stierven. Toen de inwoners van Naarden de Spaanse troepen voor de poorten zagen staan dachten zij er niet aan zich te verzetten, dat zou immers de dood betekenen. Toen de Spaanse troepen eenmaal binnen waren werden de stadsbewoners in de grote kerk samengebracht en daar, zonder uitzondering, vermoord. Toen de Spaanse vendels Haarlem naderden zaten de bewoners dan ook met een dilemma. Als ze zich zouden verzetten en daarin faalden, dan zou de prijs ongetwijfeld hoog zijn maar overgave was duidelijk ook geen garantie voor genade. Een aantal hooggeplaatste, Spaansgezinden, burgers probeerden nog de stad over te geven maar uiteindelijk viel de keuze op verzet.
De belegering
Op 11 december, twee dagen nadat de sluizen bij Spaarndam ingenomen waren, sloeg Don Frederik het beleg voor de stad Haarlem. Hij moet van zins geweest zijn korte metten te maken met de opstandelingen want al tien dagen later beval hij zijn soldaten de muren te bestormen. Tijdens die tien dagen hadden zijn kanonnen grote schade toegebracht aan de verouderde poorten en muren van de stad maar dat mocht niet baten, de storm werd afgeslagen. Honderdvijftig Spaanse soldaten waren gesneuveld. De 3000 soldaten onder de Groningse kapitein Wigbolt Ripperda en de burgers van de stad hadden stand gehouden. Daarna begon het leger van de koning systematisch de muren verder te slopen door kanonnenvuur en ondergraving, ook werden loopgraven gegraven zodat de soldaten konden schuilden terwijl zij de stad naderden. Van hun kant deden de inwoners van de stad hun best de schade aan de muren zo goed en zo kwaad als het kon te herstellen door binnen de muren schansen op te richten. Het ondermijnen van de muren probeerden zij tegen te gaan door de door de mineurs gegraven gangen in te laten storten.
Eind januari was de bres in de muur zoveel breder geworden dat Don Frederik en zijn adviseurs dachten dat een nieuwe bestorming kans van slagen zou hebben. Met witte hemden over hun kleding, om vriend en vijand te kunnen onderscheiden, vielen zij nog voor zonsopkomst aan, in de hoop de verdedigers te verrassen. Zij slaagden niet in hun opzet, ook deze bestorming werd afgeslagen. Tijdens het gevecht werd een grote hoeveelheid buskruit tot ontploffing gebracht, die tevoren in de bres was begraven, waardoor vele Spaanse soldaten sneuvelden.
Er is al opgemerkt dat tijdens deze belegering niet alleen de soldaten moesten vechten maar ook de burgers daar moet bij worden vermeld dat daar ook veel vrouwen bij hoorden. Onder leiding van Kenau Simonsdochter Hasselaar, eigenaresse van een houthandel, hielpen zij mee de stad te verdedigen. Zij is de oorsprong van het woord Kenau.
Tijdens die strenge winter kon de stad standhouden omdat het Haarlemmermeer volledig dichtgevroren was. Over dat dikke ijs konden extra troepen en voorraden worden binnengesmokkeld. Op 25 maart voelden ze zich zelfs sterk genoeg om met duizend soldaten een uitval te doen tegen de belegeraars. Hoewel de uitval een succes was bleef de stad belegerd.
Met de lente kwam echter de dooi en de sleden moesten worden vervangen door schepen. Aanvankelijk ging dit goed maar op 28 mei wist een koningsgezinde vloot, waaronder veel Amsterdamse schepen, een overwinning te behalen waardoor de stad nu volledig van de buitenwereld was afgesneden. Er was nooit heel veel eten in de stad geweest, de sleeën konden de benodigde hoeveelheden nauwelijks bijhouden, maar nu werd de situatie steeds erger, na een paar weken waren zelfs de ratten hun leven niet meer zeker.
Ook de wreedheden gingen van kwaad tot erger, aan beide kanten van de muren. Nadat de Spanjaarden het hoofd van een door hen gevangengenomen kapitein over de muur hadden geslingerd werden door de soldaten in de stad elf Spaanse gevangen gedood en in een in ton genageld. De ton werd naar het Spaanse kamp gerold met een briefje erbij waarin werd verklaard dat Alva dit kon beschouwen als betaling van de tiende penning. De elfde man was een bonus.
De stad valt
Op 9 juli werd nog een poging ondernomen om de belegering van buitenaf te breken maar deze liep op een zware nederlaag uit. De Spanjaarden verrasten de ontzettingsmacht en sloegen haar met zware verliezen terug. Op 14 juli werd, na enkele dagen van verwarring, de stad overgegeven. De plundering van de stad was door de burgers voor een som van fl 240.000,- afgekocht, destijds een astronomisch bedrag.
Hoewel een algemeen pardon was beloofd werden op 15 juli 300 Waalse soldaten die voor de stad hadden gevochten op de grote markt opgehangen. Een dag later werden Ripperda en zijn luitenant onthoofd, 249 soldaten werden in het Haarlemmermeer verdronken. Dit ging zo enkele dagen door totdat 2000 soldaten en burgers gedood waren. De meesten werden onthoofd, anderen ruggelings tegen elkaar gebonden en in het Spaarne gegooid.
Epiloog
Hoewel Don Frederik als overwinnaar uit de strijd kwam was zijn leger zwaar gehavend. Niet alleen de gevechten hadden levens gekost maar ook de ziektes die een normaal onderdeel waren van een legerkamp in die tijd. Het totaal aantal doden aan Spaanse zijde bedroeg achtduizend.Niettemin marcheerde het leger verder, naar Alkmaar. Die stad had echter meer tijd gehad om zich voor te bereiden en men slaagde er tijdens het beleg in om de dijken door te steken, waardoor het Spaanse legerkamp door het water bedreigd werd. Na anderhalve mand moest deze belegering worden opgegeven. Alva werd teruggeroepen naar Spanje. De opstand had enig respijt gekregen.
© 2009 - 2024 Forma, het auteursrecht van dit artikel ligt bij de infoteur. Zonder toestemming is vermenigvuldiging verboden. Per 2021 gaat InfoNu verder als archief, artikelen worden nog maar beperkt geactualiseerd.
Gerelateerde artikelen
Kenau, heldin of scheldwoordKenau Simonsdochter Hasselaer, een heldin uit de Tachtigjarige Oorlog. Ze behoorde tot de trots van Haarlem ten tijde va…
Kenau Simonsdochter HasselaerWie zich afvraagt waar de naam Kenau, voor een bazige vrouw of manwijf, vandaan komt, zal hier het antwoord vinden. Er i…
Het beleg van Leiden (1574)De tachtigjarige oorlog, het is bijna niet voor te stellen. Koning Filips II van Spanje was landheer der Nederlanden en…
Bronnen en referenties
- http://dutchrevolt.leidenuniv.nl/Nederlands/bronnen/1572%20Haarlem%20Meteren.htm