De Verenigde Staten, 1992 - 2000 Bill Clinton
Omdat de populariteit van Bush in 1991 nog groot leek, besloten de politieke zwaargewichten van de Democratische partij dit verkiezingsjaar links te laten liggen. Zes optimisten, die schertsend het B-team genoemd werden, besloten wel mee te doen. De enige twee serieuze kandidaten van die zes waren Bill Clinton, de gouverneur van Arkansas met geen smetteloos verleden, en Paul Tsongas. Tsongas wist op scherpe wijze de gebreken van de Amerikaanse economie te analyseren en met oplossingen te komen.
De campagne van 1992
President genoot grote populariteit na de succesvolle bevrijding van Koeweit. Meer dan negentig procent van de kiezers was zeer tevreden over de wijze waarop hij regeerde. Deze populariteit zat niet erg diep geworteld, zo zou blijken uit de verkiezingen van 1992.
Al bij de tussentijdse verkiezingen hadden de Democraten een aantal onverwachte successen geboekt. Dit kwam omdat zij beloofden iets aan de kwakkelende economie te doen. Bush zag in deze electorale verschuiving echter geen aanleiding om in te grijpen in de economie. Het zou allemaal vanzelf weer goed komen. Op het gebied van de binnenlandse politiek toonde Bush eigenlijk maar weinig interesse.
Omdat Bush ervan overtuigd was dat hij de verkiezingen op zijn sloffen zou winnen, besloot hij slechts een korte, maar intensieve campagne te organiseren. Het campagne voeren lag hem niet lekker, dat was meer iets voor onbeschaafde mensen. Bij de voorverkiezingen zou Bush tegenstand krijgen met een tegenkandidaat. Dit gaf al aan hoe zwak de positie van Bush eigenlijk was. Uiteindelijk zou Bush de nominatie met 53 procent van de stemmen krijgen.
Omdat de populariteit van Bush in 1991 nog groot leek, besloten de politieke zwaargewichten van de Democratische partij dit verkiezingsjaar links te laten liggen. Zes optimisten, die schertsend het B-team genoemd werden, besloten wel mee te doen. De enige twee serieuze kandidaten van die zes waren Bill Clinton, de gouverneur van Arkansas met geen smetteloos verleden, en Paul Tsongas. Tsongas wist op scherpe wijze de gebreken van de Amerikaanse economie te analyseren en met oplossingen te komen. Zijn nadeel was dat hij slecht op te televisie overkwam. Bill Clinton echter kwam heel goed op de camera over. Clinton was een getalenteerd politicus en zou de nominatie van de Democratische Partij winnen.
Clinton had in oktober 1991 verklaard Clinton zich kandidaat te stellen voor het presidentschap. Binnen het raamwerk van oppurtunity, responsibility en community was zijn belangrijkste thema vergeten middenklasse. Tijdens zijn campagne beloofde Clinton ook nog het begrotingstekort in vier jaar te halveren en de economie weer op gang te brengen.
De grote verassing van de verkiezingen was Ross Perot. Een kleine Texaanse miljardair met grote flaporen. Velen zagen in hem de ideale president. Maar hij was van mening dat het volk hem moest vragen en moest zorgen dat hij in alle vijftig staten op de stembiljetten kwam. Zijn supporters organiseerden daartoe een optreden in de talkshow van Larry King op CNN. De resultaten van de uitzending waren verbluffend. Duizenden mensen boden zich aan als vrijwilliger. Voor korte tijd was hij populairder dan Clinton en Bush. Perot was de eerste televisiekandidaat en had helemaal niks op met politiek. Hij veroorzaakte een mediahysterie rond zijn persoon. Maar toen men na enkele maanden kritischer begon te kijken bleef er weinig van hem over. Hij werd afgeschilderd als een paranoïde, malende miljardair. Op 16 juli stapte hij gedesillusioneerd uit de race, om na enkele maanden weer terug te keren.
Na het vertrek van Perot nam Clinton de leiding in de peilingen. Bush resteerde slechts de retorische vernietiging van zijn tegenstander. Hij beschuldigde Clinton van landverraad.
Clinton won de verkiezingen met 43 procent va de stemmen. Met Clinton kwam een nieuwe generatie babyboomers aan de macht.
Clintons Economische Plan
Clintons eerste maanden in het Witte Huis waren niet zo sterk. Hij verloor veel politiek krediet aan onbeduidende kwesties, wat tevens een aanslag was op zijn zelfvertrouwen. In feite maakte hij twee grote fouten. Hij benoemde teveel campagneleden op hoge posten in het Witte Huis en hij benoemde teveel vrienden en bekenden uit Arkansas. Het gerucht van vriendjespolitiek was snel verspreidt. De Staf werd veel te laat benoemd en bij de benoeming van ministers ging van alles mis. De minister van Justitie bleek illegale immigranten als huispersoneel te hebben wat voor de Amerikaanse bevolking onacceptabel was.
Het ontbrak aan een hiërarchische structuur in het Witte Huis. Degene die hier orde aan moest brengen. Het was een chaotische toestand in het Witte Huis waarbij alles te laat kwam. Presidentiële toespraken waren gewoonlijk 20 minuten voor de deadline af. De president was overal te laat. Clinton was geneigd eindeloos te discussiëren, en was duidelijk ‘overinformed’, wat hem besluiteloos maakte. Bovendien was hij te informeel, en praatte hij teveel. Hij beroofde zijn ambt van de semisacrale status.
Tijdens zijn jaren als president werd Clinton achtervolgd door schandalen. Zo was er de Whitewater-affaire (waarin Clinton verdacht werd geparticipeerd te hebben in de criminele activiteiten van de bank Madison Guarantee) en Lewinsky-gate (waarin Clinton beschuldigd werd van het plegen van seksuele handelingen met zijn stagiaire Monica Lewinsky).
Het begrotingstekort bleek groter te zijn dan verwacht. Er werd besloten het tekort over een tijdspanne van vijf jaar met ongeveer 500 miljard dollar te verminderen. Consequentie hiervan was dat de belastingverlaging voor de middenklasse voorlopig niet door kon gaan en dat de beoogde investeringen werden beperkt. Mensen met een inkomen van boven de 140.000 zouden zelfs aanzienlijk meer belasting moeten gaan betalen.
Halverwege februari presenteerde Clinton zijn moedige plannen tot hervorming aan een gezamenlijke vergadering van Huis en Senaat. 5 augustus was de definitieve stemming over Clintons begroting. Tot twee maal toe werd het spannend maar op de valreep werd de begroting aangenomen.
Achteraf gezien is deze begroting van Clinton zeer belangrijk gebleken. In coöperatie met de groeiende economie, zorgde deze begroting ervoor dat het begrotingstekort in vier jaar werd gehalveerd. Ondanks dit indrukwekkende resultaat kreeg hij hiervoor maar weinig krediet in 1993.
De hervorming van de gezondheidszorg
Op 22 september presenteerde Clinton zijn plan tot hervorming van de gezondheidszorg in een toespraak voor het Congres. Het werd enthousiast ontvangen. Zowel de politici als het volk was zeer te spreken over de plannen.
De grootste veranderingen in de Amerikaanse gezondheidszorg waren in de jaren zestig ingevoerd door Johnson. Hij zette Medicare en Medicaid op. Deze garandeerden dat iedere Amerikaan boven de 65 behoorlijke gezondheidszorg tegen een lage premie kon krijgen en verschafte gratis gezondheidszorg aan mensen die afhankelijk waren van een overheidsuitkering.
De meeste inwoners van Amerika waren verzekerd via hun werkgever. Dit gaf maar een betrekkelijke zekerheid. In de jaren tachtig en vroege jaren negentig verloren honderdduizenden werknemers hun baan en verzekering door de sanering van het bedrijfsleven.
Clinton koos niet voor een nationale gezondheidszorg, maar voor een grondige hervorming en regulering van het bestaande systeem. Alle onverzekerden moesten verzekerd worden en de kosten moesten beheerst worden. Doormiddel van overheidssubsidies moesten de werkgever hun werknemers verzekeren. De beheersing van de kosten moesten gerealiseerd worden door het bevorderen van competitie in de medische sector, prijscontrole, en limitering van de premiekosten.
Voor Clinton waren de politieke verhoudingen niet bepaald gunstig. De Republikeinen hadden besloten om elk besluis van Clinton systematisch tegen te houden. Bedenker van deze strategie was Newt Gingrich. In zijn ogen was het hervormingsplan een gevaarlijke uitbreiding van de macht van de overheid. Hij zette alles op alles om het Clinton moeilijk te maken en ervoor te zorgen dat hij niet herkozen zou worden voor een tweede termijn. Ook de belangengroepen, zoals de National Federation of Independent Bussiness, voelden zich bedreigd door het nieuwe plan van Clinton. Zij organiseerden geraffineerde televisiespotjes waarin ze de draak staken met de nieuwe richting die Clinton wilde inslaan met de gezondheidszorg.
In de Senaat en het Huis maakte het plan weinig vorderingen. Door de systematische sabotage van de Republikeinen en de verdeeldheid van de Democraten kwam er geen schot in. Uiteindelijk zou het plan jammerlijk mislukken. Ondanks deze mislukking slaagde Clinton er wel in om in de eerste twintig maanden van zijn ambtstermijn aanzienlijke wetgevende prestaties te leveren. Zijn economische plan bleek een geniale zet waarvan pas jaren later duidelijk werd hoe groot effect deze had gehad op de kwakkelende economie. Ook had de president gezorgd voor hervormingen in het lager- en middelbaar onderwijs en gezorgd voor directe leningen van de federale overheid aan de studenten.
Het Contract met Amerika
Nadat het Gingrich was gelukt om Clintons plannen met betrekking tot de gezondheidszorg te torpederen werd zijn volgende missie om hiervan de electorale vruchten te plukken. Om dit te bereiken moesten de Republikeinen tijdens de tussentijdse verkiezingen de kiezers duidelijk maken dat zij een reëel alternatief boden. Ze stelden een voor de kiezers aantrekkelijk wetgevend programma op dat in een veelgelezen TV-gids gepubliceerd zou worden en binnen honderd dagen na de vorming van het nieuwe Congres in stemming zou worden gebracht. Het belangrijkste punt uit het programma was een nieuw amendement op de constitutie die de overheid zou verplichten een evenwichtige begroting op te stellen. Tevens bevatte het plan een belastingverlaging voor de middenklasse en het bedrijfsleven. Het gezinsverband moet versterkt worden, de gevangenisstraffen zwaarder worden. De bijstand moest worden afgeschaft en de zittingsduur van de volksvertegenwoordigers moest wettelijk beperkt. Dit oppositieprogramma werd het Contract with America genoemd.
De tactiek van Gingrich was een succes. De Democraten verloren 52 zetels, en daarmee hun meerderheid, in het Huis. In de Senaat verloren ze acht zetels. Alhoewel dit een grote overwinning voor de Republikeinen leek moet wel worden opgemaakt dat slechts 38 procent van de kiesgerechtigden was komen stemmen.
In drie maanden na de vorming van het Congres werd het hele contract door het Huis gejaagd. Alles, behalve de zittingsperiode van congresleden, haalde een overtuigende meerderheid. Dat het Huis bijna heel het contract in wetgeving vertaalde, had minder betekenis dan het lijkt. Een wet moet door zowel het Huis en de Senaat worden aangenomen, om dan door de president ondertekend te worden, eer ze rechtsgeldig is. Gelukkig voor Clinton was de Senaat een stuk minder radicaal dan het Huis en kon de president de wetten nog blokkeren door zijn veto uit te spreken. Dit was alleen mogelijk omdat de Republikeinen geen tweederde meerderheid in de Senaat wisten te halen.
Nadat het contract was afgehandeld gingen de Republikeinen zich bezig houden met de opstelling van de Federale begroting. De door Clinton ingediende begroting hadden ze afgewezen. Het centrale thema voor de begroting van de Republikeinen waren de voorstellen in het contract. Ze streefden ernaar de begroting in 2002 in evenwicht te hebben en er moesten tevens grote belastingverlagingen komen. Deze doelstellingen zouden over een periode van vijf jaar een bezuiniging van minimaal 200 miljard dollar inhouden. De vraag was waar men nog kon bezuinigen. De Republikeinen voelden er veel voor om de korten in de gezondheidszorg, de kunstsubsidies en de publieke omroep samen met de gratis schoollunches af te schaffen. Bovendien wilden ze ook een groot deel van de federale wetgeving opheffen. De Enviromental Protection Air Act werd grotendeels van haar uitvoerende taken beroofd en de wetten voor schone lucht en schoon water werden volledig uitgehold. Deze dynamische politiek van Gingrich wist ook een snaar te raken in de Senaat. De Democraten in de senaat waren verdoofd en alleen de president kon tegenspel bieden.
Het keerpunt voor president Clinton kwam na de bomaanslag in Oklahoma. Een federaal gebouw was het doelwit. Clinton trad daadkrachtig in de schijnwerpers. Hierna vroeg de president aan zijn politieke adviseur Dick Morris hoe hij het beste kon handelen. Morris redeneerde dat het op lange termijn een positieve zaak was dat de democraten hun meerderheid in het Congres kwijt waren. Hierdoor hoefde hij zich niet al te veel van hen aan te trekken. Clinton moest een ‘new democrat ‘worden. Omdat frontale oppositie tegen de Republikeinen geen zin had, moest hij ze juist hun zin geven zodat ze konden uitrazen. Een deel van de Republikeinse agenda moest overgenomen worden, zoals de ‘balanced budget’ en de afschaffing van de bestaande bijstandswetten.
Half juni kwam Clinton met een nieuwe eigen begroting, waarin hij uitging van een evenwichtige begroting in 2005. Hij beloofde minder te bezuinigen op Medicare en Medicaid, het milieu en het onderwijs. Dit was een gouden greep. Het hield rekening met de bezorgdheid over de begrotingstekorten, maar maakt tegelijkertijd duidelijk dat die op een veel gematigder en verantwoordelijker manier bestreden kon worden dan de Republikeinen wensten.
De Republikeinen hadden zich lelijk vergist in de complexiteit van de begroting en hadden deze nog niet afgerond. Eind oktober presenteerden ze uiteindelijk een gezamenlijke begroting. Vanuit sociaal perspectief gezien was deze onrechtvaardig en president Clinton sprak dan ook zijn veto uit. Na lang getouwtrek wist Clinton zijn overwinning te halen. New Gingrich was er in geslaagd in razend tempo zijn politieke krediet te verspelen.
De verkiezingen van 1996
Tijdens de campagne van 1998 werden wezenlijke kwesties nauwelijks aan de orde gesteld. Clinton voerde zijn campagne vanuit de rechterzijde van het centrum. Zijn Republikeinse tegenstander Bob Dole probeerde niet al te conservatief te lijken.
Dole was een terughoudende, oude man die niets moest hebben van prietpraat en alle ophef van de campagne. Op tv kwam hij zeer slecht over. Zijn ideeën leken te stammen uit de jaren zeventig. Hij was bij voorbaat al kansloos. De Republikeinen hadden een kandidaat in hun gelederen die meer kans tegen Clinton zou maken, het politieke wonder Colin Powell. Volgens de peilingen zou hij gemakkelijk van Clinton gewonnen hebben. Helaas voelde Powell niks voor de kandidatuur.
Het grootste deel van de Amerikanen vond Clinton weliswaar onbetrouwbaar, maar wel dat hij het presidentiële ambt met glans had vervuld. Hij richtte zijn campagne op de suburbane middenklasse en de zogenaamde voetbalmoeders.
Ook tijdens de verkiezingen bleven geruchten over Clinton opduiken. Zo zou hij zijn campagnegeld bij elkaar hebben gekregen door kamers op het Witte Huis verhuurd te hebben aan rijke buitenlanders.
Campagnefinanciering
In 1997 werd het politieke debat beheerst door de kwestie van de campagnefinanciering. De Republikeinen maakten van de geruchten slim gebruik en eisten een onderzoek naar de gang van zaken. De wilden de president zo veel mogelijk beschadigen.
Na Watergate was wettelijk bepaald dat individuele personen per campagne niet meer dan 1000 dollar mochten schenken, met een limiet van 20.000 dollar per jaar voor alle politieke giften. In 1976 werd hieraan toegevoegd dat politici die hun eigen campagne financierden niet gebonden waren aan de wettelijk voorgeschreven limiet. Tevens werd bepaald dat Political Action Committee’s zoveel geld als ze zelf wilden aan de campagne mochten uitgeven, mits ze dat geld niet aan een campagneorganisatie gaven, maar zelf besteedde. Twee jaar later werd een wet aangenomen die het mogelijk maakte de wet van 1974 slim te omzeilen.
Impeachment
Kenneth Star was al ruim drie jaar bezig met zijn onderzoek naar Whitewater, maar kon geen belastend bewijs tegen Clinton. Toen kreeg hij de kans met Paula Jones en Monica Lewinsky de president ten val te brengen. Zij beiden zouden seksueel bejegend zijn door de president.
Op 6 mei 1994 begon Jones een proces tegen Clinton. Ze had als administratief medewerkster voor Clinton gewerkt in 1991 en hij had haar om orale seks gevraagd. In de rechtszaal eiste ze excuses en 1 miljoen dollar smartengeld. Clinton wilde deze zaak voor 700.000 dollar afkopen, maar Jones stelde onmogelijke eisen. Ze wist dat er geld viel te verdienen met deze zaak door de exclusieve filmrechten te verkopen en door een boek erover op te markt te brengen. Kenneth Star zorgde ervoor dat ze een team van goede, ultraconservatieve advocaten kreeg.
Na Jones kwam Starr in contact met Monica Lewinsky, een gefrustreerde ex-medewerker van het Witte Huis. Gedurende zestien maanden vanaf 1995 hadden zij en de president een seksuele relatie gehad.
Op 17 augustus 1998 moest Clinton getuigen in het onderzoek van Starr. In het verhoor gaf hij toe een ongepaste relatie met Lewinsky gehad te hebben. Direct daarna hield hij een toespraak voor het Amerikaanse volk waarin hij zijn verontwaardigdheid uitte. Kenneth Starr opende meteen weer een aanval op de president. Het Amerikaanse volk dacht er echter anders over. Deze vonden de president oprecht overkomen en dat er een wezenlijk onderscheid tussen het privéleven van de president en zijn publieke leven was. De Republikeinen hadden gehoopt dat dit schandaal een flinke electorale zege voor hen zou betekenen bij de tussentijdse verkiezingen van 1998. De samenstelling van de Senaat veranderde niet en in het Huis verloren de Republikeinen vijf zetels.
Nadat Starr zijn onderzoek aan de Juridische Commissie van het Huis had gepresenteerd was het aan hen om te beslissen of er voldoende gronde was om de ‘Impeachment-procedure’ te startten. In januari 1999 begon het Impeachment-proces in de Senaat. Bij voorbaat was al bekend dat het niet tot een veroordeling zou komen.
Economische voorspoed
Clintons populariteit onder het Amerikaanse volk tijdens de Impeachment-procedure was vooral te danken aan de economische voorspoed. Onder het bewind van Clinton voltrok een klein wonder zich. De economie groeide en de werkeloosheid verminderde. Volgens de toen gangbare economische theorieën moest de inflatie wel toenemen als de werkeloosheid onder de zes procent zakte. Dit bleef uit. De economen concludeerden dat de economie fundamenteel veranderd was. Er was een New Economy ontstaan, welke ongevoelig was geworden voor de traditionele conjunctuurbeweging.
Dit had volgens de economen een aantal oorzaken. Allereerst speelde de mondialisering van de economie een grote rol. Wanneer het in Amerika even tegenzat kon dit gecompenseerd worden door markten in andere landen. De hele wereld was als het ware een financiële markt geworden. Een andere oorzaak was dat tachtig procent van de bevolking werkbaar was in een sector die minder conjunctuurgevoelig is dan de industriële sector, de dienstensector. Verder werd gewezen op nieuwe expansieve markten zoals China en de landen in Zuidoost-Azie, en de groei in de informatietechnologie.
In de loop van 2000 werd deze optimistische droom ruw verstoord. De New Economy bleek nog gewoon de oude te zijn. De technologiefondsen stortten in en de groei raakte uit de economie.
Clintons buitenlandse politiek
Clinton was de eerste president na de Koude Oorlog. Amerika had na de val van de Sovjet-Unie geen serieuze tegenstanders meer. Hun defensiebudget was groter dan de na hen volgende zes mogendheden samen.
De kern van Clintons buitenlandse beleid was de strategische veiligheid van de natie. Daarom vond hij het belangrijk goed met de NATO samen te werken en een bondgenootschap met Japan te onderhouden. Ten tweede moesten nog enkele kwesties uit de tijd van de Koude Oorlog geregeld worden. De nucleaire wapens die nog in de voormalige Sovjet-satelieten stonden moesten ontmanteld worden en Rusland moest zich ontwikkelen tot een betrouwbare partner. Ook de open wereldeconomie moest bewerkstelligd worden.
Clinton sprak mooie woorden over humanitaire interventie in de Derde Wereld maar er kwam niks van terecht. Eigenlijk wilden de Amerikanen helemaal geen offers brengen als hun belangen niet in het beding waren. Zo grepen de Amerikanen in Somalië in, maar deden ze niks aan de beroerde toestand in Rwanda, Sudan en Angola. De ingreep in Somalië liep uit op een mislukking, ondanks dat de Amerikanen wel honderdduizenden levens wisten te sparen, en zou meteen het einde betekenen van het Amerikaanse verlangen om in Afrika in te grijpen.
In 1994 werd besloten de NATO uit te breiden met enkele voormalige Sovjetstaten. De Russen waren hier niet over te spreken. President Jeltsin sprak boos van een ‘Koude Vrede’ waarin Amerika haar invloedssfeer uitbreidde ten koste van Rusland.
Amerika volgde nauwlettend de politieke ontwikkelingen in Rusland. In oktober 1993 raakte Jeltsin verwikkeld in een conflict met het parlement dat zo hoog opliep dat het parlementsgebouw uiteindelijk door een tank beschoten werd. In dit conflict werd Jeltsin gesteund door de Amerikanen. In 1994 waren de Russische parlementsverkiezingen reden tot ongerustheid. De extremisten (de nationalisten en oud communisten) kregen een meerderheid in het nieuwe parlement. Deze ongerustheid bleek onterecht. Langzaam aan leek Rusland aan het democratische proces te wennen.
Het meest serieuze conflict in de Clinton jaren was de oorlog in Joegoslavië. Al vanaf het begin van deze oorlog in de vroege jaren negentig hadden de Amerikanen duidelijk gemaakt hier niets mee van doen te willen hebben. Toen Clinton verkozen werd gaf hij aan meer te willen doen aan het Joegoslavische probleem. Toen naar buiten kwam dat duizenden Bosnische mannen op koelbloedige wijze waren vermoord door de Bosnische Serviërs in Srebrenica besloot de NATO tot luchtaanvallen over te gaan. Tegelijkertijd werkte de Amerikaanse onderhandelaar Richard Holbrooke actief aan een wapenstilstandovereenkomst. In september 1995 werd deze wapenstilstand getekend en erkende de president van het restant van Joegoslavië, Slobodan Milosevic, dat Bosnië in tweeën verdeeld zou worden.
Een deel van het conflict was nu opgelost, maar een nieuw onderdeel diende zich snel aan. Kosovo wilde ook onafhankelijk zijn. Deze oorlog escaleerde snel door het agressieve optreden van de Serviërs. De NATO raakte betrokken in een overbodige oorlog, waarbij het argument van ingrijpen de ernstige schendingen van de mensenrechten was. In juni 1999 werd een akkoord bereikt en werden de Servische troepen uit Kosovo terug getrokken.
Epiloog
Gezien de omstandigheden had Clinton het best redelijk ervan af gebracht. Door het einde van de Koude Oorlog was de positie van de president wat zwakker geworden en kon op minder steun rekenen van het Congres dan in voorgaande decennia. Door de vele aanvallen van de Republikeinen toonde Clinton zich defensief erg sterk. Zijn pragmatische beleid heeft veranderingen teweeg gebracht in de economie van Amerika. Natuurlijk zou hij graag zien dat dit beleid zou worden voortgezet door zijn opvolger. Wanneer Al Gore die opvolger in 2000 was geweest was dit mogelijk geweest, maar omdat George W. Bush de verkiezingen won bleek dit niet zo uit te pakken. Tijdens de verkiezingen werd het heel spannend, en alhoewel Gore meer stemmen had gekregen, had Bush meer kiesmannen. Dat leverde hem de overwinning op. De verkiezingen maakten duidelijk dat Amerika eigenlijk uit twee naties bestaat die cultureel gezien aanzienlijk van elkaar. De behoudende, conservatieve Amerikanen stemden massaal voor Bush, terwijl Gore juist de kosmopolitische, moderne kiezers trok