Het Romeinse recht: praetor en keizer
In 367 voor Christus ontwikkelde zich in het oude Rome een nieuw ambt, namelijk dat van de Praetor. Deze hoge functionaris zorgde er op den duur voor dat het Romeinse recht in belangrijke mate werd uitgebreid. Daarnaast speelt het onstaan van het keizerrecht in de keizertijd een zeer belangrijke rol bij het ontstaan van het recht wat wij nu kennen.
De Praetor
Na een jaren lange strijd tussen de Plebs (de gewone bevolking in Rome) en de Patriciërs (de rijkere bevolking in Rome) wordt de rechtspositie voor de Plebs bevestigd in de Lex Hortensia in 286 voor Christus. Daarvoor, in 367 voor Christus, eisten de Patriciërs de ontwikkeling van een nieuw ambt: de Praetor. Dit was een reactie op de eis van de Plebs om één van de Consuls (staatshoofden) uit de Plebs te verkiezen. Dit nieuwe ambt, Praetor, is van zeer groot belang geweest voor de ontwikkeling van het Romeinse recht en verdiend daarom extra aandacht. Zie voor een uitgebreide uitleg over de jaren voor het ontstaan van het ambt van de Praetor:
Het Romeinse recht: koningen en consuls
De Praetor bekleedde een politiek ambt en was dus niet zo zeer een juridisch beroep. De Praetor had maar één jaar dienst, daarna moest hij aftreden en werd vervangen door een nieuwe. Tijdens zijn ambtsjaar vaardigde de Praetor Edicten uit, hij kon dus wetten maken. Hij bezat dan ook het Imperium (de absolute macht), waardoor hij een onbeperkt aantal wetten mocht uitvaardigen. Naast de wetten (Edicten) uitgevaardigd door de Praetor, waren er nog steeds de wetten gegeven door de twee Consuls (Edict) en de wetten gemaakt door de vergadering van de Plebs (Lex). Desalniettemin zijn de wetten van de Praetor van zeer groot belang geweest. De Praetor sprak zelf geen recht, hij beoordeelde of een persoon voor de rechter kwam of niet en hij vaardigde dus regels uit. In eerste instantie vervielen deze regels na een jaar, bij het aftreden van de Praetor. Later hielden de opvolgende Praetoren er de gewoonte opna om de eerder uitgegeven Edicta van hun voorganger te bewaren en opnieuw kracht van wet te geven. Zo onstond er een geheel van rechtsregels, opgeschreven op een witte muur, waar iedereen het goed kon lezen. Na jaren van wetgeving werden de vele Edicten van de Praetor aangeduid als het Eeuwig Edict (Edictum Perpetuum) en bestonden ze als onafhankelijke rechtsbron in het Romeinse recht.
Het Praetorische recht kwam naast he recht van de Plebs (Leges) te staan. De Leges werden samen ook wel het Ius Civile (Burgerlijk recht) genoemd. Men zag de Praetor en zijn recht als een aanvulling, als een ondersteuning en zelfs als een verbetering van het Ius Civile. Men zegt tegenwoordig wel dat de Praetor het Ius Civile aanvulde en verbeterde met de billijkheid (de redelijkheid). In 135 na Christus liet keizer Adrianus het Eeuwig Edict vastleggen, men noemt het Praetorische recht nu wel Ius Praetorium. Het Ius Praetorium en het Ius Civile staan dus naast elkaar, een belangrijk verschil is echter, dat het Ius Praetorium variabel is (kan veranderen) en het Ius Civile vast is (dus niet snel zal veranderen).
Het keizerrijk
In 509 voor Christus ontstond in Rome de Republiek. Het koninkrijk ging verloren en de koning moest zijn macht afstaan aan twee Consuls, welke beide wetten konden uitvaardigen. Op den duur kregen deze Consuls steeds meer macht en kwam het ook steeds vaker voor dat er maar één Consul was die het Imperium bezat. Zo was de bekende veldheer Julius Caesar ook ooit Consul in Rome. Hij riekte echter te veel naar de macht, wat niet door iedereen zo gewaardeerd werd. In 44 na Christus werd Caesar vermoord door een aantal leden van de Senaat (nog steeds het adviesorgaan van de Consuls), Caesars macht ging te ver en men heuverde voor een terug keer van een koninkrijk. Toen Caesar werd vermoord, greep ene Octavius zijn kans. Hij werd in 27 na Christus tot keizer van Rome gekroond, het keizerrijk was ontstaan.
Er veranderde echter niet heel veel aan de staatsrechtelijke inrichting van de staat. Alle organen en belangrijke personen behielden hun posten, er kwam alleen een keizer bij. Zo bleven er gewoon Consuls en Praetoren en ook de Leges gemaakt door de Plebs bleven bestaan. Toch wilde de nieuwe keizer, nu Caesar Augustus, een verandering doorvoeren. Hij verkreeg nu twee soorten macht: Imperium Proconsulare en Tribunicia Potestas. Bij de eerste machtsvorm, trok hij eigenlijk alle bevoegdheden die de Consuls bezaten (Edicten uitvaardigen bijv.) naar zich toe. Bij de tweede machtsvorm verkreeg Augustus het vetorecht van de volkstribune, waardoor hij dus het laatste woord kreeg over een wet! Zo kreeg de keizer dus een grote vorm van wetgevende macht, echter had niemand hier problemen mee. Naast deze twee stappen, veranderde de functie van de Senaat in de keizertijd. Eerst waren zij een adviesorgaan voor de koning/consul, zij werden echter al snel een orgaan welke ook wetten mocht vervaardigen. Zij stonden jammer genoeg erg onder invloed van de keizer, waardoor de meeste wetten als nog van de keizer afkomstig waren, in plaats van een onafhankelijk orgaan.
Zoals hierboven uitdrukkelijk is vermeld, kreeg de keizer een groot aantal wetgevende bevoegdheden. Hierdoor onstond er na een tijdje een reeks wetten, enkel uitgevaardigd door de keizer. Deze wetten werden constituties genoemd en hadden natuurlijk vanwege de keizer kracht van wet. Na een aantal jaren werd dit het keizerrecht genoemd.
Naast het keizerrecht, onstond er in de keizertijd nog een andere vorm van recht, namelijk het juristenrecht. Ook in de Romeinse tijd was het soms vanzelfsprekend om advies in te winnen bij hooggeplaatste mensen, meestal juristen. In een zekere tijd was het de keizer die bepaalde grote juristen aanwees welke dan adviezen mochten verstrekken. Vaak hadden deze adviezen dan zelfs kracht van wet! Laat wel duidelijk zijn dat deze adviezen algemeen verbindend zijn voor slechts één geval. De meeste juristengeschriften waren commentaren of adviezen op een Lex of een Edict van bijvoorbeeld de Praetor of de Consuls. Zo onstond een geheel nieuwe vorm van recht, voortbouwende op de al bestaande vormen. De volgende stap, vooral in de overdracht van het Romeinse recht naar onze tijd, zijn de werkzaamheden van keizer Justinianus.