Ontstaansgeschiedenis van het verzamelen: Italië
Iedereen heeft in zijn leven wel eens iets verzameld. Het kan gaan om de kleinste dingen tijdens kindertijd of de grootste wanneer men volwassen is. Sommige mensen maken er zelfs hun grootste hobby van. Waar komt de drang tot verzamelen vandaan? En hoe en wat verzamelden mensen in vroegere tijden?
Oudheden verzameld in Italië.
Beelden uit de Oudheid waren al een lange tijd gewilde verzamelobjecten in Italië. Ze representeerden de glorie van vroeger en gaven hun eigenaar een hoge status. De Oudheid stond voor een hoge beschaving en werd zeer gewaardeerd in het Italië van de Middeleeuwen. De antieke voorwerpen hadden nooit echt hun waarde verloren, maar ze werden, voordat ze echt verzameld werden, vooral gebruikt als spolia (hergebruikt in nieuwe gebouwen), of ze werden bewaard om de glorie van een overwinning te tonen. In het midden van de 14de eeuw herkenden de humanisten vanaf Petrarca een breuk tussen verleden en heden. Ze zagen de Oudheid als losstaand van hun eigen tijd. Voorheen zagen de mensen dat niet en zagen zij de Middeleeuwen als voortzetting van de Oudheid, zonder enige verandering. De humanisten vonden echter wel dat de Oudheid vereerd en nagevolgd moest worden. Zij vonden de literaire teksten uit de Oudheid echter belangrijker dan artefacten. Ze verzamelden liever inscripties, munten en portretbustes dan Klassieke beelden. Intellectuelen gingen vanaf het midden van de 14de eeuw ook steeds meer antieke stukken opnemen in hun studeerkamers. Ze wilden ze niet langer in de openlucht bekijken. De stukken werden vanaf toen heel duur en er ontstond een markt en competitie tussen verzamelaars van antieke objecten. Verzamelaars in Rome hadden nooit veel problemen met het verzamelen van Oudheden, want die lagen daar overal voor het oprapen.
Cosimo de Oude /
Bron: Uffizi Gallery, Wikimedia Commons (Publiek domein)Patronen van het Italiaanse verzamelen: de Medici.
De belangrijkste familie van Florence, de Medici, waren zeer belangrijk voor het Italiaanse cultuurgoed. Ze namen de ideeën van de humanisten over en legden vanaf Cosimo de Oude een enorme verzameling aan die vandaag de dag nog altijd gezien kan worden als één van de rijkste van Europa. Ze hadden vele contacten met kunstenaars en belangrijke mecenassen en lieten dus ook veel kunst voor zich maken. Vooral de zoon van Cosimo, Piero, bracht veel van de verzameling bijeen. De verzameling bestond vooral uit edelstenen (bewerkt en onbewerkt), vaatwerk van goud en zilver en munten en penningen. Ook boeken, wapenrustingen en bronzen klokken behoorden tot de collectie. In 1465 werd de collectie geschat op 35.150 gouden florentijnen, een aanzienlijk bedrag. De munten en penningen en portretbustes dienden als voorbeelden ter navolging van de Oudheid. Hieruit blijkt dat de Medici de ideeën van de humanisten hadden overgenomen.
De functie van een collectie was die van een
schatkamer. In een crisis kon de familie de collectie verkopen om zo nog aan geld te kunnen komen. De collectie had dus een economische functie, maar dat was niet de enige functie. Voor een vorst was het een deugd om zoveel kostbare objecten te bezitten. Hij kon een voorbeeld nemen aan de objecten uit de Oudheid, maar ontving ook veel status door het vele goud en zilver dat vaak in de collecties aanwezig was. De collectie werd vaak door vorsten opengesteld voor kunstenaars en intellectuelen. Zij konden zo de objecten aan een studie onderwerpen en dit bevorderde de kennis in het algemeen. Een vorst werd zo dus ook beschermer van de kunsten.
Antieke beelden in de tuin.
In het begin van de 16de eeuw was de functie van een verzameling niet meer die van financiële investering of van dynastieke schat, maar had het een zelfstandig karakter gekregen. Door de bestudering van de objecten was de Klassieke wereld object van algemene bewondering en navolging geworden. Er veranderde ook iets in de waardering van de objecten. Materiaal werd minder belangrijk geacht. De aandacht ging nu eerder naar leeftijd en zeldzaamheid van het object. Hoe ouder het was, hoe meer belangstelling ervoor werd getoond. Verzamelaars wilden nu ook objecten van monumentale afmetingen in hun collectie hebben. Het was al gebruikelijk om grote beelden in de tuin van het paleis of het binnenhof te plaatsen, maar vanaf de 16de eeuw werden tuinen en binnenhoven expliciet ontworpen op het tentoonstellen van de beelden. Een voorbeeld van zo'n aangelegd binnenhof voor beelden is het Cortile del Belvedere in Rome. Paus Innocentius VIII liet de architect Bramante zijn villa met tuinen en binnenhoven bouwen. Het Belvedere werd gebouwd voor beroemde beelden als de Apollo Belvedere en de Laokoön, die daar vandaag de dag nog te bewonderen zijn. Het Belvedere kan gezien worden als verheerlijking van de pauselijke monarchie. Pausen wilden wereldheersers zijn doordat Europa was georganiseerd als een statenstelsel. Om zich te profileren moest de paus zich ook laten gelden en dat kon goed door het opstellen van kunst in de openlucht. Pausen wilden erfgenaam van het Romeinse keizerrijk lijken en kardinalen wilden hun status als erfgenaam van de oude senatoren uit Rome veilig stellen. Zij gingen daarvoor ook villa's met beeldentuinen aanleggen. De kardinaal Alessandro Farnese stelde zijn tuin open voor studie en onderzoek, zoals de vorsten ook deden.
Galerijen en loggia's in de paleizen.
Niet alleen werden de beelden in de tuin opgesteld, ook de paleizen kregen aparte ruimtes voor de collectie. De opstelling van de collectie was zeer belangrijk, want die kon als propaganda functioneren. Hoe mooier de opstelling, des te meer aanzien kreeg de eigenaar van de verzameling ervan. De meest geschikte vorm voor tentoonstellingen was de
galerij. Het idee kwam uit Frankrijk en verspreide zich in het midden van de 16de eeuw in Italië. De galerij werd volledig om de collectie heen ontworpen. Er kwamen nissen in de muur waarin de beelden konden staan en plafonds en wanden werden met fresco's versierd. De fresco's waren meestal allegorische voorstellingen van de verheerlijking van de stichter van de galerij. De galerij was vaak het centrum van het paleis.
De vroegste studeerkamers: studioli.
Voordat er grote galerijen in de paleizen werden aangelegd hadden de meeste vorsten al een
studiolo in hun kamer staan. Dit is een kleine studeerkamer waarin vaak boeken en kleine objecten werden opgeslagen ter bestudering door de vorst, kardinaal of rijke burger zelf. Het idee komt uit kloosters, waar het een plek was voor studie en meditatie. Het idee van een studiolo is het contemplatieve leven. Dit staat tegenover het actieve leven en staat voor het nadenken, wijsheid en beschaving. Actief leven heeft te maken met politiek en oorlog voeren.
De eerste Italiaanse studiolo werd ingericht in het midden van de 15de eeuw door Lionello d'Este. Dit vertrek was versierd met een frescocyclus van de muzen (godinnen van kunsten en wetenschap), iets wat in vele andere studioli ook is uitgevoerd, omdat het onderwerp zo goed past bij een studeerruimte. De studiolo van de hertog van Urbino laat een standaardtype studiolo zien. De onderkant is versierd met houten panelen die versierd zijn met inlegwerk. De panelen moeten kasten simuleren en de voorstelling erop zou aangeven wat er in de kast erachter verborgen ligt. Boven hangen portretten van beroemde personen, zowel leken als geestelijken. In deze studiolo zijn echter geen objecten aanwezig.
De studiolo van Isabella d'Este is een ander type dan die van de hertog van Urbino. Deze studiolo was niet bedoelt om zich terug te trekken en na te denken over het leven, maar was meer bedoelt voor het opslaan van haar collectie. Achter panelen, die een volledig iconografisch programma bevatten, liggen de objecten die op de panelen worden verbeeld. Zij liet de schilderijen maken door talentvolle kunstenaars en gaf daarmee aan dat zij interesse had voor eigentijdse kunst. Ook liet ze blijken dat ze keuzes maakte op basis van esthetische kwaliteit. Als ze iets niet mooi vond kwam het niet in haar studiolo te hangen. In het begin van de 16de eeuw kwam dus de interesse op voor eigentijdse kunstwerken en verwierven schilders een betere plaats in de maatschappij.
Studie van de natuur.
Dit kwam in Italië later op gang dan in Duitsland, omdat Italië lange tijd veel meer geïnteresseerd was geweest in de Oudheid en objecten van menselijke hand. In het midden van de 16de eeuw werd de studie naar de natuur in Italië een zelfstandig onderzoeksterrein. Natuurlijke dingen werden niet langer gezien als dragers van religieuze of moralistische betekenissen. Dat kwam door het humanisme en de definitieve vestiging van het seculiere wereldbeeld. Ook resultaten uit de natuurwetenschap en nieuwe informatie uit verre landen gaven hun toevoeging hieraan. Vorsten gingen echter zelf niet op reis, maar lieten de objecten naar hun studeerkamers komen. Zo ontstonden in Italië de
naturaliënkabinetten. Deze kabinetten waren zeer gespecialiseerd en werden vaak aangevuld met een botanische tuin. Wetenschappelijk gezien waren deze kabinetten zeer belangrijk. Apothekers hadden er vaak één om de geneeskracht van kruiden en mineralen te onderzoeken. Het kabinet stond vaak niet als verzameling op zichzelf. De beroemde apotheker Ulisse Aldrovandi had een uitgebreid naturaliënkabinet, maar daarbij had hij ook oudheden, moderne kunstwerken en afbeeldingen van dieren en wonderbaarlijke schepsels. Hij kreeg daardoor veel bezoek van kunstenaars en vooraanstaande lieden en verwierf veel roem met zijn verzameling.
De studie van de schepping stond centraal bij het verwerven van een zo uitgebreid mogelijke verzameling. Verlangen naar kennis was zowel bij vorsten als geleerden te bespeuren, maar bij vorsten was het eerder verlangen naar kennis over de schepping dan naar kennis over het object in zijn uniekheid.
Eind 16de en begin 17de eeuw: specialisatie en encyclopedisme.
Aan het eind van de 16de eeuw werd door de Medici de Galleria degli Uffizi in Florence gebouwd, een grote galerij voor hun kunstschatten. De verzameling die zij hadden moest rationeel en ordelijk worden opgesteld, maar het moest ook pracht en praal tonen. Dit lijkt nogal tegenstrijdig, maar heeft wel de richting van het Italiaanse verzamelwezen in de 17de eeuw bepaalt. Er was drang naar orde en specialisatie, maar men wilde ook een zo uitgebreid mogelijk collectie bezitten. Dit idee kwam uit het Noorden, waar het encyclopedische model in Duitsland de boventoon had. Dit kreeg in Italië veel navolging, omdat het de behoefte aan het wonderbaarlijke en het ongewone volledig kon bevredigen. Een gespecialiseerde verzameling kon dat niet. Zo kregen de Italiaanse 'musea' in de 17de eeuw meer het karakter van een Kunst- und Wunderkammer uit Duitsland.
Lees verder