Verdedigingswerken voor pijlen of vuurgeschut
Onder verdedigingswerken of vestingwerken vallen alle bouwwerken die zijn aangebracht om een volk of stad te verdedigen tegen militaire aanvallers zoals gebiedsveroveraars. Dit gaat van palissades uit de oudheid tot allerlei bouwwerken in latere eeuwen. De meeste verdedigingswerken en vestingwerken zijn ontstaan in de middeleeuwen in de tijd dat nog met pijl en boog gevochten werd en later kastelen en burchten bestand moesten zijn tegen vuurgeschut.
Verdediging tegen pijlen
Een palissade uit de oudheid bestaat uit een rij aaneengesloten palen die in de grond zijn geslagen. Voor de versteviging werden de palen soms met elkaar verbonden. Om overheen klimmen te voorkomen werden ze aan de bovenkant van een scherpe punt voorzien. Veel meer dan bescherming tegen vijandige pijlen boden de palissaden echter niet. Maar palissaden kwamen toch ook nog voor in de Romeinse tijd en werden gebruikt om snel een militair kamp op te bouwen en ook later werden ze nog toegepast.
Naar een compleet poortgebouw met muurtorens
In de middeleeuwen werden nederzettingen en steden vaak beschermd door ze te omsluiten met doornhagen, palissaden, grachten, aarden wallen en doornhagen. In de loop van de jaren werden hogere eisen gesteld aan de bescherming en verschenen stenen walmuren met muurtorens. In de walmuren werden poorten aangebracht die meestal tussen twee muurtorens waren bevestigd. Een extra beveiliging bestond uit een iets lagere buitenpoort naast een grote binnenpoort. Die buitenpoort werd soms eveneens voorzien van twee muurtorens. Beide poorten waren verbonden door zijmuren. Uit dit geheel ontstond een compleet poortgebouw met vier torens en twee poorten.
Steeds meer voorzieningen met veel kantelen
Grotere vestigingen zoals kastelen, forten en citadellen beschikten vaak over belangrijke details ter bescherming van de beschermers. Walmuren werden daarbij veelvuldig voorzien van weergangen, borstweringen, kantelen, en werpgaten.
Weergangen en borstweringen
Weergangen zijn gangen aan de binnenzijde van de vestingmuur waar soldaten overheen liepen en waar vandaan ze de vijand van zich af konden houden. Een weergang was meestal beveiligd door borstweringen. Een borstwering bestaat uit een lage muur die tot borsthoogte komt en waar dus overheen kan worden gekeken terwijl hij toch enige bescherming gaf aan pijlen die door de vijand werden afgevuurd. De vroegste borstweringen waren doorlopende muren terwijl ze in de middeleeuwen vaak van kantelen werden voorzien.
Kantelen
Kantelen zijn van stenen opgetrokken rechthoeken die op de lagere doorlopende muur werden gemetseld en die breed en hoog genoeg waren dat een schutter er volledig gedekt achter kon staan. De ruimte tussen de kantelen was voldoende om hem de ruimte te geven om er overheen te leunen om te kunnen schieten. Soms werden de kantelen van schietgaten voorzien waardoor de schutter voldoende uitkijk had en volledige beschermd kon schieten omdat er nauwelijks meer ruimte was dan voor de geweerloop. Gekanteeld metselwerk wordt ook tinne genoemd. Later werden kantelen vaak niet meer toegepast als noodzakelijk verdedigingselement maar om architectonische redenen.
Werpgaten
Soms bevonden zich in de weergangen werpgaten van waaruit de vijand met stenen kon worden bekogeld of met pek kon worden overgoten. Voor werpgaten konden ook speciale werpgangen worden aangelegd die bestonden uit uitstulpingen van de muur richting veldzijde. Een stenen exemplaar van zo’n werpgang heet machicoulis en een houten werpgang wordt hordijs genoemd. Een hordijs werd meestal tijdelijk aangebracht terwijl de stenen machicoulis blijvend was. Vooral in de buurt van de muurtorens bevonden zich machicoulissen.
Verdedigingswerken met verdediging tegen vuurgeschut
Met het zwaarder worden van de wapens van handboog en kruisboog en spantuigen om projectielen te werpen naar handvuurwapens en vuurgeschut werden de verdedigingswerken aangepast. De muurtorens werden lager en zwaarder uitgevoerd tot rondelen waar geschut in kon worden opgesteld. Kantelen, weergangen en werpgaten raakten uit de tijd. Omstreeks 1500 werden de torens vervangen door bastions (bolwerken). Het grote voordeel was dat er geen dode hoeken meer bestonden. Bastions werden voor het eerst in Italië gebouwd maar al gauw wijdverbreid in allerlei vormen toegepast.
Lees verder