Terug van weggeweest: Boeddhazaal museum Volkenkunde
Het afgelopen jaar opende het Leidse museum Volkenkunde de vernieuwde Boeddhazaal. Deze populaire en belangrijke ruimte was een tijd verdwenen uit het museum. Bezoekers mistten de boeddha's echter zo, dat er besloten werd een nieuwe aparte ruimte voor ze in te richten. Dit artikel schetst een overzicht van de geschiedenis van deze bijzondere beelden en hun status voor Leiden.Van Japanse tempel naar Leids museum
De vijf grote, bronzen beelden, zijn in het jaar 1883 aangekocht door het Museum Volkenkunde, toen nog Rijks Ethnografisch Museum geheten. Het eerste beeld van de zittende Amida Boeddha (Boeddha van het Westen, de ondergaande zon en het hiernamaals) werd gekocht op De Grote Koninklijke Bazaar in Den Haag. Later dat jaar werden de andere beelden gekocht op de Koloniale Handelstentoonstelling in Amsterdam. De overige beelden zijn: Yakushi Nyorai (geneesheer-Boeddha), Shaka (historische Boeddha) en twee beelden van Dainichi Nyorai (Zonne-Boeddha). Ze werden na hun aankoop samen met een aantal andere voorwerpen, zoals lantaarns, in de tuin van het museum opgesteld, dat toen nog aan het Rapenburg in Leiden was gevestigd. De beelden werden populair en vele bezoekers hielden van 'hun Boeddha's'. De beelden waren een illustratie van de koloniale overheersing van Nederland en ze lieten zien dat Leiden een rijke stad was met een rijke cultuur. De Japanse geschiedenis van de beelden werd niet het belangrijkste onderdeel van de beelden gevonden.Van de tuin naar een eigen zaal
Museum Volkekunde verhuisde in 1937 naar de huidige locatie op de Steenstraat in Leiden. De Boeddha's kregen hier hun eigen zaal, ondanks de woede van vele mensen. Zij vonden dat de beelden in de openlucht moesten blijven staan, omdat dat meer de associatie van een Japanse tempel had. Desondanks wilde de toenmalig conservator de beelden niet meer buiten hebben. Zij raakten aangetast door wind en regen en de conservator wilde ze behoeden voor verdere beschadigingen. De Boeddhazaal werd een ware attractie, ondanks het protest. Bezoekers hielden van de Boeddha's en vele mensen kwamen meerdere keren per week langs om de beelden te zien en met ze te mediteren en contempleren.De beelden leken te leven voor de bezoekers, door een ingenieuze werking van spiegels en wisselende belichting. Hierdoor ontstond een geheimzinnige, mythische ruimte rondom de beelden, wat zorgde voor het intieme effect op de bezoekers. De schrijver Boudewijn Büch noemde de zaal 'het Walhalla' en kwam er vaak om te 'blowen' bij de beelden.