Schilders 20e eeuw: Willem de Kooning
De Nederlander Willem de Kooning, die in 1926 als 22-jarige naar de Verenigde Staten vertrok, hoopte daar een beter bestaan te kunnen opbouwen. Jarenlang kon hij niet leven van zijn kunst. Hij was gedwongen om zijn brood te verdienen als huis- en decoratieschilder. Zijn eerste schilderijen hadden een beperkt kleurenpalet, want zwart was de goedkoopste verf. Eind jaren veertig werd hij eindelijk een gerespecteerde, beroemde en rijke kunstenaar. De Amerikaanse droom was voor hem werkelijkheid geworden. Hij wordt nu gezien als een van de belangrijkste abstract-expressionistische schilders.
De opmars van het abstract-expressionisme
New York groeide begin jaren vijftig uit tot het culturele centrum van nieuwe kunststromingen. Een van die nieuwe kunststromingen was het abstract-expressionisme, een term die in 1946 in het tijdschrift
The New Yorker voor het eerst werd gebruikt. Het abstract-expressionisme begon, nadat Jackson Pollock het ijs had gebroken, aan een pijlsnelle opmars. De uit Nederland afkomstige Willem de Kooning werd een van de belangrijkste abstract-expressionistische schilders.
Jeugdjaren in Rotterdam
Willem de Kooning, die later een wereldberoemd kunstschilder zou worden, groeide op in een gebroken gezin. Zijn ouders scheidden toen hij vier was. Hij groeide op bij zijn moeder. Op zijn twaalfde ging Willem, die een ongebruikelijk tekentalent bleek te bezitten, in de leer bij de binnenhuisarchitecten Jan en Joop Gidding. Hij volgde van 1917 tot 1921 de avondopleiding aan de Academie van Beeldende Kunsten en Technische Wetenschappen in Rotterdam.
In 1920 werd hij assistent van Bernard Domein, de hoofddecorateur van de Bijenkorf in Rotetrdam. Hij meldde zich opnieuw aan voor de Academie. De Kooning voltooide de opleiding niet. Hij wilde carrière maken in de interieurdecoratie. Daarom besloot hij om naar de Verenigde Staten te emigreren. In de VS, dat stond voor economische voorspoed en de Amerikaanse droom (iedereen die hard genoeg werkte kon succes hebben), hoopte De Kooning een betere kans te hebben om zijn brood te verdienen dan in het kleingeestige Nederland.
Zijn eerste jaren in de Verenigde Staten
In 1926 vertrok De Kooning naar de VS. Tijdens de overtocht werkte hij in de machinekamer van het schip dat hem naar Newport bracht. Een ander schip bracht hem naar Boston. Na geldige papieren te hebben verkregen vestigde hij zich in Hoboken. Daar voorzag hij in zijn onderhoud door te werken als huisschilder. In 1927 verhuisde hij naar New York. Daar verdiende hij als decoratief schilder slechts 25 dollar per week.
De Koning, die in New York de expositie van Paul Klee en Henri Matisse bezocht, begon steeds meer te schilderen. Aanvankelijk kon hij niet van zijn kunst leven, reden om uithangborden te blijven schilderen en etalages te blijven decoreren. Door geldgebrek bracht hij de verf op zijn schilderij dun op en gebruikte hij vaak gewone dekkende verf. De economische crisis kwam hard aan. Het leven van De Kooning werd beheerst door de strijd om het bestaan.
Willem de Kooning wordt kunstschilder
In 1935 werd hij toegelaten tot het Federal Art Program. Dit programma gaf werkopdrachten aan kunstenaars die door de economische crisis waren getroffen. De Kooning kon zich voor het eerst geheel aan de kunst wijden. Hij werkte ruim een jaar aan een decoratie voor een scheepvaartmaatschappij. Aanvankelijk werd geen van zijn ontwerpen daadwerkelijk uitgevoerd.
De Koning besloot, na het project, om kunstschilder te worden en er af en toe een baantje bij te nemen. Zijn kunstenaarschap werd ondersteund door zijn buren, de schrijver en danscriticus Edwin Denby en de fotograaf Rudolph Burckhardt, met wie hij in 1936 bevriend was geraakt. Zij begonnen met het verzamelen van zijn werk.
In 1937 kreeg De Kooning zijn eerste publieke opdracht. Zijn ontwerp voor een muurschildering in de 'Hall of Pharmacy' op de wereldtentoonstelling in New York, werd geaccepteerd. Later werd het ontwerp door professionele muurschilders op groot formaat uitgevoerd.
Deelname aan tentoonstellingen
Zijn deelname aan tentoonstellingen was van belang, want het bracht zijn werk onder de aandacht van invloedrijke kunsthistorici en musea. Zijn eerste deelname aan een groepstentoonstelling, New Horizons in American Art in het Museum of Modern Art, was in 1936. Zijn werk was ook te zien op de expositie Twent Century Art in 1943 en op de expositie Abstract and Surrealist Art in America in 1944, beide in New York. Zijn eerste solotentoonstelling was in 1948, in de New Yorkse galerie van Charles Egan. Tijdens deze tentoonstelling kocht het Museum of Modern Art zijn schilderij
Painting. Zijn financiële situatie bleef, ondanks zijn deelname aan tentoonstellingen, nog steeds slecht. Het beperkte kleurenpalet van zijn schilderijen werd mede veroorzaakt door zijn geldgebrek, want zwarte verf was het goedkoopste.
Willem de Kooning wordt een gerespecteerd kunstenaar
Zijn grootschalige abstracte composities in emaillak en olieverf pasten precies bij de theorieën over abstract-expressionisme van de gezaghebbende kunstcritici Clement Greenberg en Harold Rosenberg. De Kooning werd een leidende figuur in de nieuwe Amerikaanse schilderkunst. Al snel verzamelde hij, geholpen door het feit dat hij van 1948 tot 1950 doceerde aan het Black Mountain College in North Carolina, een 'fabriek' voor jong talent van de Amerikaanse avant-garde, een kring van bewonderaars om zich heen. Eind jaren veertig was hij een gerespecteerd kunstenaar. Hij werd gezien als een van de belangrijkste abstract-expressionistische schilders.
Evacuation /
Bron: The Art Institute of ChicagoSchilderijen van Willem de Kooning
Evacuation
De Kooning werd heen en weer geslingerd tussen abstractie en figuratie. Hij bleef altijd tot op zekere hoogte figuratief. Dat blijkt ook uit
Evacuation (1950), een ongewoon groot schilderij van 2 bij 2,5 meter. De toeschouwer ziet de contouren van groteske, vervormde figuren die zorgvuldig uit het oppervlak van het schilderij lijken te zijn opgegraven. De contouren kunnen hem ook doen denken aan de graffiti op de muren van een wereldstad. Het doek werd in 1950 getoond op de vijfentwintigste Biënnale in Venetië.
De Women van Willem de Kooning
De Kooning bleef niet altijd tot op zekere hoogte figuratief werken. Hij maakte menselijke figuren zelfs tot een van de hoofdthema's in zijn werk. Zijn serie
Women is een combinatie van figuratief en abstract. Het zijn monsterlijke maar verleidelijke vrouwenfiguren, deels vruchtbaarheidsgodinnen en deels graffiti.
Woman I /
Bron: Museum of Modern ArtHet proces dat leidde tot
Woman I duurde twee jaar. De Kooning hield zich intensief bezig met de media waarin de vrouw dagelijks werd afgebeeld. De blik, de glimlach van de vrouw hield hem het meeste bezig. Op foto's van de zes stadia van het ontstaan van het schilderij is te zien dat hij het gezicht het belangrijkste vond. De toeschouwer ziet dat op
Woman I, en op andere schilderijen uit de Women-serie, met name haar gezicht zich heeft onttrokken aan het proces van abstractie. Het gezicht is duidelijk te onderscheiden. Ook de vrouwenfiguur is nog zichtbaar.
Door to the River /
Bron: Whitney Museum of Modern Art Schilder van landschappen
De Kooning vond dat het landschap, waar hij zich eind jaren vijftig op richtte, een zeer indirect verband had met het waarneembare. Zijn landschappen, waarin hij constant veranderende ervaringen en indrukken van kleur en sfeer wist vast te leggen op het doek, zijn vooral abstract.
Zijn landschap
Door to the River uit 1960 is een merkwaardig mengsel van interieur en landschap. De uit brede en weidse verfstreken opgebouwde compositie, een merkwaardige combinatie van interieur en landschap, dwingt de toeschouwer om te kiezen tussen een abstracte en een figuratieve interpretatie. Ziet hij een deur die naar een blauwe, glinsterende rivier leidt, of ziet hij in de compositie, die is opgebouwd uit een klein aantal brede verfstreken, dat het overheersende wit onderbroken wordt door gradaties van geel en roze?
Clam Digger /
Bron: Willem de Kooning (Hirshhorn Museum and Sculpture Garden, Smithsonian Institution)De sculpturen van Willem de Kooning
In Rome ontmoette Willem de Kooning in 1969 een oude vriend, de beeldhouwer Henri Emanuel. In zijn atelier maakte hij zijn eerste kleine beeldhouwwerken, niet groter dan een hand, die waren opgebouwd uit brokjes klei die zich gemakkelijk lieten modelleren.
De Kooning hield zich enkele jaren intensief met beeldhouwen bezig. Zo vervaardigt hij begin jaren zeventig
Clam Digger, een vrijwel levensgrote, vrijstaande figuur, die direct uit de klei lijkt te zijn voortgekomen. Zijn spookachtige oogkassen roepen het idee op van een schedel. De vorm werd door De Kooning stukje bij beetje opgebouwd, waarbij hij vochtige, bijna vloeibare klei gebruikte. De
Clam Digger is geen vormeloze homp klei. Het beeldhouwwerk lijkt in een tussenstadium, nog niet geheel voltooid of reeds half vernietigd, te verkeren.
Zijn laatste schilderijen
De laatste fase van zijn werk werd door een kunstcriticus omschreven als lyrische abstractie. Zijn laatste schilderijen tonen een glad en transparant oppervlak. Uitgebreide witte, gele en rode kleurvelden maken de luchtige composities helder. Hij maakte in de jaren tachtig van de twintigste eeuw onder meer een serie
Untitled schilderijen.
Zijn laatste jaren
In 1995, toen er een De Kooning-expositie door de VS en Europa reisde, kon De Koning er zelf niet meer actief aan bijdragen, omdat hij leed aan geheugenverlies. Vanaf februari 1989 hadden zijn dochter Lisa en John L. Eastman de voogdij over zijn nalatenschap. In de zomer van 1990 schilderde hij voor het laatste in zijn atelier. Hij overleed op 19 maart 1997 in zijn woning in East Hampton, New York.