Moderne schilderkunst: het abstract expressionisme
Het abstract expressionisme is de eerste grote kunststroming van na de Tweede Wereldoorlog. De kunststroming, die de kunstwereld tussen 1946 en 1960 domineerde, had de Verenigde Staten (New York) als bakermat. Action-painters deden verslag van hun strijd om te scheppen op een blanco doek. Colorfield-painters riepen met hun schilderijen met immense kleurvlakken welhaast bovennatuurlijke gevoelens bij de toeschouwers op.
Een groep schilders uit New York
"We zijn het er allen over eens dat we het oneens zijn," was het devies van een groep kunstenaars, die in het New York van de jaren tussen 1940 en 1950 door kunstcritici als 'abstract expressionisten' of 'eerste generatie van de New York School' werden aangeduid. Zelf vonden de New Yorkse schilders dat ze geen beweging vormden, hoewel de schilders elkaar persoonlijk kenden en in leeftijd weinig scheelden.
Het abstract expressionisme was geen eenduidige stroming met een algemeen doel. De schilders hadden geen programma. Ze publiceerden ook geen manifest. Wel legden ze allen in hun werk een koortsachtige energie en een extreme stellingname aan de dag. En allen deelden ze het lot Amerikaan te zijn in de periode vlak na de Tweede Wereldoorlog. In 1945 schreef de schilder Barnett Newman dat Hirosjima had aangetoond welke gruwelen we nog konden verwachten.
Doelstellingen van het abstract expressionisme
Ook de doelstellingen van deze New Yorkse schilders werden door kunstcritici geformuleerd. De kunstcriticus Harold Rosenburg schreef in 1952 dat de Amerikaanse schilders uit New York het doek gingen zien als een arena die vroeg om handelend optreden. Ze naderden het doek niet met een bepaald beeld in hun hoofd dat moest worden geschilderd. Schilderen was voor deze New Yorkse schilders een gebeurtenis. Schilders als Jackson Pollock, Willem de Kooning en Franz Kline stelden het gebaar centraal. Ze naderden het doek om iets te doen met het materiaal in hun hand. Het schilderij was het resultaat van hun handelend optreden. Jackson Pollock slingerde en druppelde verf op zijn doeken, worstelend met het idee van het toeval en de wens om zelf het resultaat te kunnen bepalen. De kunstcritici noemen hem een
action-painter. Schilderijen van action-painters kunnen worden beschouwd als een nauwgezet verslag van de strijd die de kunstenaar levert om te scheppen op het blanco doek.
Anders schilders, zoals Marc Rothko en Barnett Newman, maakten meditatieve schilderijen met kleuren als uitgangspunt. De grote doeken van Marc Rothko overweldigen de toeschouwer en trekken hem de ruimte in die iets weg had van een parallel universum. Wazige kleurblokken geven zijn schilderijen een bovennatuurlijke uitstraling. Ze roepen bij de toeschouwers een welhaast religieus gevoel op. Kunstcritici noemen hem een
colorfield-painter Deze schilders vonden de werking van de (vaak) immense kleurvlakken, met op elkaar afgestemde of juist contrasterende kleuren, belangrijker dan de actie van het schilderen.
Een nieuwe Amerikaanse schilderkunst
De kunstcriticus Clement Greenberg verkondigde in zijn essay 'America Type Painting' dat de abstract-expressionistische schilderkunst een succesvolle aanval had gedaan op de conventies (als passend aangenomen vormen) van de traditionele schilderkunst, zoals ruimtelijkheid, verbeelding en de verhoudingen tussen figuur en achtergrond. Het abstract expressionisme had het voorbeeld van de Europese schilderkunst overtroffen. Het abstract expressionisme was de eerste Amerikaanse kunststroming die respect en waardering genoot in Europa, en zelfs werd nagebootst. Overigens is het abstract expressionisme geen 'puur' Amerikaanse kunst. Diverse abstract-expressionistische kunstenaars, onder wie Willen de Kooning en Marc Rothko, waren Europese immigranten. Anderen hadden in Europa gewerkt of gestudeerd.
De schilders van het abstract expressionisme
Jackson Pollock (1912-1956)
De
action-painter Jackson Pollock was de leidende abstract-expressionistische schilder van de 'New Yorkse School'. Zijn bijnaam was Jack the Dripper. Hij was een eenling en een gekwelde alcoholist, verteerd door neuroses en frustraties. In 1956 kwam hij om het leven door een ongeluk met een auto.
Zijn mooiste werken ontstonden tussen 1947 en 1951. Pollock was geen van nature begaafd schilder. Hij worstelde met het onvermogen om zich de traditionele schilderstechnieken eigen te maken. Onderwerp van zijn schilderijen was de handeling van het schilderen. Palet en schildersezel liet hij voor wat ze waren. Hij legde het te beschilderen doek op de grond en ging in het midden staan. De verf werd op het doek gedruppeld, gespetterd, gegoten en gegooid. De tekens op het doek hadden geen figuratieve betekenis. Ze vormden als het ware een grafiek van zijn emoties bij het worstelen met de taaie verf.
Ondanks alle beweeglijkheid tijdens het schilderen waren zijn bewegingen niet helemaal ongecontroleerd. Pollock was van mening dat hij de verfstroom kon controleren. Volgens hem was er geen toeval, net zomin als er een begin en een einde was. In het (druppel)schilderij
nummer 6 (1948) zie je de ritmiek en het vloeiende in de verfslierten, die niet willekeurig of onzorgvuldig zijn. Je kunt bijna de bewegingen van de schilder volgen die hij maakte toen hij in het schilderij stond. Zijn voetafdrukken zijn overigens niet zichtbaar.
Franz Kline (1910-1962)
Een andere
action-painter was Franz Kline. Zijn bijna geheel abstracte olieverfschilderijen in zwart-wit hadden als inspiratiebron de dynamiek en het geweld van de Amerikaanse stad. Franz Kline zei dat hij ervaringen schilderde, geen brugconstructies of wolkenkrabbers. Hij werkte zijn composities en penseelstreken heel nauwgezet uit. Dit resulteerde in evenwichtige, rustige werken met een verbluffende verstandelijke en sensuele harmonie.
Franz Kline hield zich ook bezig met oosterse kunst. Zijn zwart-wit schilderijen, als
zonder titel uit 1957, worden vaak in verband gebracht met Japanse kalligrafie. Volgens Kline was die vergelijking onjuist. Hij schreef niet met verf op een witte achtergrond, maar hij schilderde zowel wit over zwart als zwart over wit. Ook zijn werkwijze stemde niet overeen met de snel gemaakte Japanse inkttekening. Kline werkte weken of maanden aan enkele doeken naast elkaar, uitgangspunt van zijn schilderijen waren vaak spontane schetsen.
Clyfford Still (1904-1980)
De belangrijkste
colorfield-painters (schilders van de kleurvelden) waren Clyfford Still, Mark Rothko en Barnett Newman. Zij vonden de werking van kolossale monochrome oppervlakten belangrijker dan de daad van het schilderen. Still was, net als Pollock, een eenling. Ook was hij, net als Pollock, een pionier van het gigantische doek. Op zijn doeken strekken zich grote, a-symmetrisch geplaatste, gerafelde vlakken uit. De verf is in grote 'plassen' kleur dik opgebracht. De vlakken overlappen elkaar niet. Er zijn ook geen sterke contrasten. De vorm van zijn werk doet denken aan dierenhuiden, verscheurde aanplakbiljetten of doorgroefde rotswanden.
Barnett Newman (1905-1970)
De colorfield-painter Barnett Newman zocht naar een nieuwe vorm van kunst die een algemeen geldende betekenis zou hebben. Op het eerste gezicht wekken zijn schilderijen de indruk van zuivere vorm- en kleurarrangementen. Het waren, volgens Barnett Newmann, schilderijen met een serieus onderwerp. Kunst was voor hem het streven naar het onbekende en het sublieme.
Vic Heroicus Sublimes, Barnett Newman /
Bron: P a h, Flickr (CC BY-2.0)In de jaren vijftig schilderde hij
Vic heroicus sublimes. Het gelijknamige rode veld op het enorme doek wordt in stukken verdeeld door vier smalle, scherpe strepen of 'zips', die zijn aangebracht over de hele hoogte van het doek. Ze verschillen iets van elkaar in breedte en kleur. De beeldtaal werd zo door Barnett Newman gereduceerd tot absolute grondslagen. Hij was een van de meest minimalistische expressionistische schilders. Hij wilde dat de toeschouwers door de kleuren en het formaat van zijn schilderijen de verfijnde spiritualiteit en mystiek zouden voelen.
Marc Rothko (1903-1970)
De Rus Marc Rothko ging op zijn tiende met zijn familie naar de Verenigde Staten. Hij was zich bewust van het feit dat in de abstracte kunst menselijke emoties (verdriet, verrukking, enzovoorts) konden worden uitgedrukt. De door hem geschilderde grote doeken hebben intense kleurvelden die zijn gerangschikt volgens strikt geometrische patronen. Desondanks herbergen ze een uitzonderlijke expressieve kracht. Rothko zei zelf dat zijn werk over ''tragedie, extase en ondergang'' ging. Zijn werk vraagt om contemplatie en stilte. Zijn werk lijkt zelfs te eisen dat de toeschouwers er volledig in opgaan. Zijn schilderijen werden steeds somberder. In 1970 pleegde Rothko zelfmoord.
Ook het werk van Rothko is indrukwekkend van formaat. Zijn doeken geven de indruk voorzichtig met textielverf te zijn behandeld. De twee of drie kleurblokken waaruit zijn composities bestaan zijn als dekkleuren over een dun geschilderde (bijvoorbeeld rode) achtergrond geschilderd. De wazige kleuren lijken daardoor te zweven boven de achtergrond. Zijn schilderijen roepen een bijna religieus gevoel op. De kleur van zijn composities is subtiel. Ze vullen het blikveld van de toeschouwers en dringen door tot hun gevoel. Het werk van Rothko heeft een bijna bovennatuurlijke uitstraling.
Willem de Kooning (1904-1997)
In 1926 emigreerde Willem de Kooning vanuit Nederland naar de Verenigde Staten. Aan het einde van de jaren veertig werd hij al gezien als een van de belangrijkste abstract-expressionisten. Tegenwoordig worden hij en Jackson Pollock beschouwd als de leiders van de
action painters In tegenstelling tot veel abstract-expressionistische schilders beperkte de Kooning zich niet tot louter abstracte schilderijen. Het vrouwelijk lichaam was zijn favoriete onderwerp.
Willem de Kooning heeft ook veel abstracte schilderijen gemaakt. Zijn beste werk maakte hij tussen 1950 en 1963. De schilderijen zijn vaak hard en agressief, rauw van kleur met roze vleestinten, schrille gelen en wrang groen. Ze lijken steeds opnieuw met zware penseelstreken overgeschilderd te zijn, en ze missen de verfijning en levendigheid van Pollocks werk. Het werk van De Kooning is overigens nooit helemaal abstract. De vormen in zijn overvolle composities, die bijna uit het beeld lijken te barsten, doen altijd vaag aan iets denken. De laatste jaren van zijn leven leed hij aan Alzheimer. Zijn laatste werken waren zwak.
Lees verder