De grootste en belangrijkste werken van Michelangelo
Michelangelo was een groots kunstenaar. Hij maakte prachtige schilderijen en beeldhouwwerken. Hier volgen beschrijvingen van een aantal van zijn belangrijkste en mooiste werken.Centaurenstrijd
In de Griekse mythologie waren centaurs wezens met het bovenlichaam en het hoofd van een mens en het onderlichaam van een paard. Ze waren dierlijk van karakter en waren vaak dronken, omdat ze volgelingen waren van de god Dionysos (Bacchus in de Romeinse mythologie). De mythe vond zijn oorsprong bij het bergvolk van Thessalia, een deel van Griekenland dat in klassieke tijden befaamd was vanwege zijn paarden. In de humanistische gedachten stond de centaur symbool voor de wilde, dierlijke kant van de menselijke natuur. Michelangelo haalde het onderwerp voor het beeldhouwwerk uit een verhaal dat verteld werd door de Latijnse dicht Ovidius in zijn Metamorphosen. Hierin wordt verteld over een gevecht tussen centauren en de Lapithen, een vredelievend volk uit Thessalia, waarbij de Lapithen wonnen. Van alle werken uit zijn jeugd is dit het enige waarin Michelangelo geen boogboor gebruikte. Dit was een stuk gereedschap waarmee de beeldhouwer een volmaakte afwerking van elk detail kon maken. Voor de Centauren, dat hij later zelf beschouwde als het beste van zijn vroege werken, probeerde hij iets anders. In plaats van een lineaire, geometrische vorm van perspectief te gebruiken, schiep hij de illusie van diepte door de figuren op de voorgrond een gladder uiterlijk te geven. Voor de figuren op de achtergrond werkte hij met een klauwbeitel, die een ruwere afwerking geeft.Bacchus
De Romeinse god Bacchus was de zoon van Jupiter en prinses Semele uit Thebe. Traditioneel werd hij afgebeeld met druiventrossen en een staf omwikkeld met druivenranken en klimop met op de top een denneappel. Zijn trouwste volgelingen waren de Bacchanten, en alleen deze vrouwen mochten de feesten, Bacchanalia genaamd vieren. Ook saters, half menselijke, half dierlijke schepsel, die voortdurend dronken waren, behoorden tot zijn volgelingen. Michelangelo had de klassieke beeldhouwkunst al ontdekt aan het hof van Lorenzo il Magnifico, maar in Rome was hij in staat zijn kennis uit te diepen en de Griekse en Romeinse werken die zijn beschermheren hadden verzameld te bestuderen. De invloed van de antieke beeldhouwkunst is overduidelijk in zijn Bacchus. De kleine sater met de geitenpoten dient als ondersteuning voor de grote figuur. Het zeer zorgvuldig afgewerkte beeld was bedoeld om van alle kanten te kunne bekijken.David
Een van de verhalen uit het Oude Testament die in de renaissancekunst het meest zijn uitgebeeld is het verhaal van David, de herdersjongen die in zijn eentje de overwinning behaalt voor Israël over de Filistijnen. In het bijbelverhaal wordt verteld hoe David de uitdaging van de reus Goliath aannam en hem in een enkel gevecht verslog. David is dus ook een symbool van bevrijding van geweld en onderdrukking, en het standbeeld van Michelangelo had dan ook een politieke betekenis, waarbij de republikeinse vrijheid tegenover de tirannie werd gezet. Om die reden had Michelangelo, in tegenstelling tot andere beeldhouwers uit die tijd, de nadruk gelegd op het heldhaftige aspect van zijn onderwerp door David af te beelden op het spannende moment van de strijd, in plaats van in ontspannen pose na de overwinning. De prestatie van Michelangelo om een kolossaal beeld te houwen uit een enkel blok marmer voorzag in wat hijzelf noemde beeldhouwen ‘per via di levare’ (door een proces van verwijdering). Dit verwijst naar zijn manier van werken: geleidelijk aan materiaal van de buitenkant van het blok verwijderen om de ‘verborgen vorm binnenin te onthullen’. De pose van het standbeeld verraadt, net als bij Bacchus, de invloed van de klassieke beeldhouwkunst, vooral de manier waarop het de spanning in het lichaam weergeeft, met het grootste gewicht op een been. Deze evenwichtige, maar asymmetrische houding, bekend als contrapposto (contrapost), is kenmerken voor veel van de figuren van Michelangelo, zowel in beeldhouwwerk als in schilderwerk.
Sixtijnse Kapel
Michelangelo haalde de meeste onderwerpen voor de plafondschilderingen van de Sixtijnse Kapel uit het Oude Testament. In negen rechthoekige panelen in het middelste deel van het gewelf beeldde hij episodes uit het boek Genesis uit, over de schepping van de wereld en de geschiedenis van de mens tot aan Noach. In de omliggende vlakken schilderde hij bijbelse profeten, sibyllen en voorouders van Christus. Zo keken de onderwerpen op het plafond vooruit naar het Nieuwe Testament, waaruit al scènes waren geschilderd op de wanden daaronder door andere kunstenaars. Michelangelo begon met schilderen op het gedeelte van het gewelf dat het dichtst bij de ingang lag en schilderde vervolgens de negen hoofdscènes, afkomstig uit het boek Genesis, in omgekeerde volgorde: de dronkenschap van Noach, de zondvloed, het offer van Noach, de zondeval, de schepping van Eva, de schepping van Adam, het scheiden van de wateren, de schepping van de hemellichamen, en God die het licht scheidde van de duisternis.Michelangelo ontwierp een structuur van eenheid voor de figuren op het plafond door ze in een raamwerk van denkbeeldigen architectuur te plaatsen. Een rechthoekige kroonlijst vormt het frame voor de negen hoofdscènes. De kroonlijst wordt voor het oog ondersteund door pilaren, waarop naakten mannen zitten. De pilaren dienen ook om nissen te creëren waarin de sibyllen en profeten tronen. De wel echte lunetten en boogvullingen verbinden de muren met het gewelf; alle boogvullingen behalve die op de hoeken zijn beschilderd met voorouders van Christus. Zo verdelen de echte en valse architectuur het werk in drieën - Genesis, profetie en voorouders. Michelangelo negeerde de perspectiefregels die schilders in de Renaissance hanteerden. Deze waren gebaseerd op een wiskundige voorstelling van ruimte, waarin alles vanuit een bepaald gezichtspunt werd gezien. Bij de figuren van Michelangelo is er echter een grote variatie in de schaal waarop de lichamen zijn afgebeeld. De proporties voldoen niet aan de normale regels.