De doedelzakspeler van Jordaens in het Rubenshuis
Het Rubenshuis aan de Wapper te Antwerpen stelt ‘De doedelzakspeler’ van Jacob Jordaens tentoon. Een uniek schilderij dat tegelijk humoristisch en moralistisch is en ons alzo iets meer vertelt over de persoonlijkheid van deze 17de-eeuwse kunstenaar.
Historieschilder
Jacob Jordaens is de geschiedenis ingegaan als een van de belangrijkste Zuid-Nederlandse historieschilders. Zij schilderden beelden uit de mythologie, uit de Bijbel of het historische verleden. Hoewel hij in de schaduw stond van de grote Rubens en Van Dyck en ontegensprekelijk door hen beïnvloed werd, spreken zijn volkse taferelen tot de verbeelding. ‘De koning drinkt‘ behoort wellicht tot zijn bekendste werken. Hierop zie je de koning tussen zijn zingende en plezier makende onderdanen het glas heffen. Deze volkse uitbundigheid kenmerkt het werk van Jordaens.In tegenstelling tot zijn grote voorbeelden was deze barokschilder evenwel nooit hofschilder. Wel kreeg hij op latere leeftijd, toen zijn twee rivalen al overleden waren, nog opdrachten van enkele buitenlandse vorstenhuizen. Jordaens schilderde vooral op vraag van gegoede burgers.
Een ludiek zelfportret
Rond 1640 schilderde Jordaens ‘De doedelzakspeler’. De schilder, die een welvarend man was en zich graag afbeeldde als een aristocratische figuur, vond het blijkbaar geestig om zichzelf in de huid van een doedelzakspeler te verplaatsen. Doedelzakspelers komen wel vaker voor op zijn schilderijen omdat de doedelzak (zie ook bij Brueghel) een volks instrument was en pertinent aanwezig was bij braspartijen en allerlei volks vermaak. Door zichzelf als doedelzakspeler af te beelden in de kledij van rondreizende acteurs wilde hij aantonen dat hij volkser en losser was dan algemeen gedacht. Misschien neemt hij met dit schilderij zijn eigen ernst die van zijn andere zelfportretten afstraalt wel op de korrel.Restauratie noodzakelijk
‘De doedelzakspeler’werd in 2009 bij het veilinghuis Sotheby’s in Londen aangekocht voor 93.000 euro door het Fonds Courtin-Bouché onder beheer van de Koning Boudewijnstichting. Het werd in permanent bruikleen aan het Rubenshuis toevertrouwd. Er was nog heel wat restauratiewerk voor nodig om het zijn oorspronkelijke glans terug te geven.Conservator Ben Van Beneden verwondert er zich over dat Jordaens enkele correcties niet heeft verdoezeld. Zo zie je bijvoorbeeld nog steeds de oorspronkelijke rode hoed van de muzikant boven de later aangebrachte blauwe hoed uitsteken en ook de wijzigingen aan de handen zijn nog duidelijk te zien.
