De medewerkers van Rubens
In zijn atelier stelde Peter Paul Rubens heel wat schilders tewerk. Zij hielpen hem om de talrijke bestellingen op tijd af te krijgen. Onder zijn medewerkers bevonden zich klinkende namen als Van Dyck, Jordaens en Jan Brueghel de Oude die het ook individueel waarmaakten.
Rubens zijn atelier
Na zijn verblijf in Italië (1600-1608) werd Rubens overstelpt met opdrachten. Omdat hij eveneens als diplomaat werkzaam was, met verschillende humanisten een regelmatige correspondentie onderhield en ook nog een gezinsleven had, zag hij zich verplicht een beroep te doen op helpers om zijn productie op peil te houden. Hij laat het
Rubenshuis bouwen.
Voor zijn atelier, dat hij in 1611 opstartte, wierf hij andere schilders aan. Sommige leidde hij op, andere hadden hun opleiding al achter de rug en nog andere waren reeds meester. Zij werden ingezet om zijn bedrijfje winstgevend te maken. Hoe meer opdrachten men kon afwerken, hoe meer winst er werd gemaakt. In de geschiedenis van de schilderkunst is er nooit een schilder geweest die zoveel werken verkocht als Rubens. Hij produceerde 3000 werken wat overeenkomt met één schilderij voor elke week die Rubens als schilder actief was.
Rubens en zijn werk
Rubens zijn oeuvre bestaat uit drie soorten werken:
- ten eerste waren er de originele schilderijen die hij alleen ontwierp en ook afwerkte. Het waren zijn oorspronkelijke meesterwerken.
- ten tweede had je de werken waarvan hij een gedetailleerd ontwerp maakte. Vaak was dat in de vorm van een olieschets. Daarvan maakten zijn medewerkers een groot schilderij. Rubens controleerde het werkstuk en bracht correcties aan, schilderde de details zelf of bewerkte ze tot hij tevreden was over het resultaat. Soms schilderde hij de belangrijkste personages.
- ten derde waren er de kopies van zijn origineel werk. Die werden door zijn medewerkers tot stand gebracht. Ze moesten heel precies uitgevoerd zijn. Voor werken van grote omvang werden ook meesters met naam ingezet zoals Van Dyck, Jordaens of Jan Brueghel de Oude.
Specialisten
Rubens zette vaak meesters in die gespecialiseerd waren in bepaalde thema’s. Zo had je bijvoorbeeld
Frans Snijders. Hij was vooral bedreven in het schilderen van jachttaferelen en dieren in het bijzonder. Op het befaamde schilderij ‘
Prometheus’ werd de adelaar helemaal door Snijders geschilderd. Ook op ‘
Boeren op weg naar de markt’ was hij verantwoordelijk voor de dieren.
Op de decoratie voor het jachthuis van de Spaanse koning Filips IV, de
Torre de la Parada (1637-1640), nam hij de dieren voor zijn rekening. Van die decoraties is echter niets overgeleverd.
Aan de Torre de la Parade werkte
Pieter Snayer mee. Hij was gespecialiseerd in gevechtsscènes. Hij werkte voor Rubens ook aan het ‘
Leven van Hendrik IV’ (1628-1630) dat echter nooit afgewerkt raakte.
Jan Brueghel de Oude werd gevraagd voor zijn landschappen en bloemen. Een typisch voorbeeld is het schilderij ‘
Het aards paradijs met de zondeval van Adam en Eva’. Brueghel schilderde het landschap en de dieren terwijl Rubens de naakte personages voor zijn rekening nam.
Wie waren zijn medewerkers?
Het is niet altijd gemakkelijk geweest om te achterhalen wie de medewerkers van Rubens waren. Hoe is men eigenlijk achter de namen van die talrijke schilders te komen? Daarvoor heeft men talloze documenten moeten raadplegen waarin verwijzingen waren opgenomen naar die schilders.
De voornaamste zijn:
- de biografie van de betrokken schilders
- de geschriften en brieven van schrijvers, geschiedkundigen en kunstkenners als Roger de Piles (17de eeuw) of Francis Mols (18de eeuw)
- de Spaanse en Engelse correspondentie, onder andere met de infante Ferdinand en Filips IV van Spanje
- in de archieven van de plaatsen waar Rubens gewerkt en verbleven heeft
- documentatie over betalingen van klanten, medewerkers, leveranciers, pigmentmalers e.d.m.
- de boekhouding van het atelier
- briefwisseling met klanten, wetenschappers, kunsthandelaars
- het overzicht van zijn nalatenschap
De namen
Zo verkreeg men een lijst van namen waarvan men zeker was dat ze voor Rubens gewerkt hadden, maar men is evenzeer zeker dat de lijst verre van compleet is. De belangrijkste namen waren: Theodoor van Thulden, Abraham van Diepenbeeck, Justus van Egmont,
Lucas Faydherbe, Lucas Franchois, Jan van den Hoecke, Nicolaas van der Horst, Frans Luycx, Jacob Moermans, Peter van Mol, Deodaat van der Mont, Willem Panneels, Pennemaecker, Erasmus Quellin, Cornelis Schut, Pieter Soutman,
David Teniers I, Jan Thomas, Victor Wolfvoet, Frans Wouters, Lucas van Uden, Peter Verhulst.
Het atelier
De ‘fabriek‘ Rubens was gehuisvest in het Antwerpse
Rubenshuis. Daar beschikte men over drie ateliers:
- een atelier waar modellen poseerden en geschetst werden. Dit was tevens het privé-atelier van de meester zelf.
- een tweede atelier was groter in omvang en werd gebruikt door zijn medewerkers en leerlingen die nog in opleiding waren.
- in het derde atelier werden de grote werken tentoongesteld. Daar werden potentiële klanten ontvangen en aangezet om te kopen.
De leidende hand van de meester
Rubens was een gedreven en werklustig man. Bij dag en dauw stond hij op. Zijn werkdag begon reeds om vijf uur en hij besteedde gemiddeld tussen de zes en acht uur aan het schilderen op de dagen dat hij niet als diplomaat actief was of bij
hoogwaardigheids-bekleders op bezoek moest.
Hij leidde zijn team medewerkers met strenge hand omdat hij wilde dat elk schilderij duidelijk zijn stempel droeg. Daarom trachtte hij zijn enthousiasme en meesterschap op zijn medewerkers over te dragen. Dat lukte jammer genoeg niet altijd, want sommige werken werden door de opdrachtgever geweigerd omdat ze onvoldoende zijn hand weerspiegelden. Zo weigerde
Karel I van Engeland bijvoorbeeld zijn schilderij ‘
Leeuwenjacht‘ omdat er volgens de koning te weinig Rubens in terug te vinden was.