Serene gelaatstrekken van Toetanchamon
Iedereen kent wel het dodenmasker van de jeugdige Toetanchamon, de jonge farao waarvan de droeve, serene gelaatstrekken voor het nageslacht bewaard gebleven zijn. Dit exquisiete masker van gedreven goud is ingelegd met lapis lazuli, halfedelmetaal en stroken blauw glas. De massief gouden koppen van gier en cobra symboliseren Opper- en Neder-Egypte.
Dal der Koningen uitgeput
Reeds lang wist men dat in het Dal der Koningen veel farao's uit de beroemde 18de dynastie (1567 - 1320 voor Christus) begraven lagen. Begin 20ste eeuw werd het hele dal doorzocht. In 1907 meende de Amerikaanse miljonair en egyptoloog het graf van Toetanchamon te hebben ontdekt, in de heuvels bij het graf van Seti I. In 1914 verkondigde hij echter dat het dal uitgeput was.
Graf van Toetanchamon
Het graf van de jonge farao Toetanchamon lag 33 eeuwen ongeschonden in het Egyptische Dal der Koningen. Geen mens wist dat het er was. Later leverde het een overvloed op aan oogverblindende gouden voorwerpen. Het vrijwel ongeschonden graf maakte de ontdekker ervan (de Britse archeoloog Howard Carter) wereldberoemd.
Werkzaamheden van Howard Carter en Lord Carnarvon
Zowel Howard Carter als Lord Carnarvon waren egyptoloog en archeoloog. Daarbij was Lord Carnarvon de beschermheer van Howard. Samen hadden ze acht uitputtende jaren lang het Dal der Koningen (de begraafplaats voor farao's) doorzocht in de hoop dat ze het graf zouden vinden. Echter zonder succes. In de zomer van 1922 wilde Lord Carnarvon het opgeven en de geldkraan dichtdraaien. Howard haalde hem echter over nog één jaar door te gaan.
De vondst
Het team van Howard had het hele dal al uitgekamd op een klein gebied na, in de buurt van het graf van Ramses VI dat reeds was blootgelegd. De Egyptische Dienst voor Oudheden had het team van Howard verzocht deze plaats ongemoeid te laten omdat de toeristen die het graf van Ramses VI kwamen bezichtigen hinder zouden ondervinden van een opgraving. Maar Howard was ervan overtuigd dat daar zijn felbegeerde buit lag, waar hij al zo lang naar op zoek was geweest. Op zijn aanwijzingen begonnen de Egyptische werklieden te graven en op 4 november 1922 legde een arbeider een smalle trede bloot. Deze trede was uitgehakt in de bodem van het dal. Geleidelijk aan kwamen er meer treden aan het licht, totdat de bovenkant van een met modder bepleisterde deur verscheen met daarop de zegels van de wacht van de oude dodenstad. Vlak onder de ingang van het graf van Ramses VI bevond zich deze trap die naar een graf leidde. Sinds 1148 voor Christus was de trap aan het oog onttrokken geweest door de huisjes van de werklui die het graf van Ramses VI gebouwd hadden. Howard wist dus dat sindsdien niemand het graf betreden had.
Zegels
De zegels van de wacht van de oude dodenstad waren een aanwijzing dat de tombe misschien de grafgiften van een hoge beambte of zelfs een koning zou kunnen bevatten. Toen alle zestien treden van de trap waren vrijgemaakt, zag Howard tot zijn grote vreugde op de deur ook zegels waar de naam Nebcheprure (Toetanchamon) in gegraveerd stond. De deur vertoonde onderaan echter sporen van een reparatie. Dat was een signaal dat het graf geplunderd en misschien leeg zou kunnen zijn. De ingang werd vervolgens vrijgemaakt en het puin en de stenen weggehaald. Er verscheen een lange, hellende gang met aan het eind weer een verzegelde deur. Toen Howard en Lord Carnarvon ervoor stonden ging er een siddering door de twee egyptologen heen. De deur zou de vervulling of het einde van hun dromen betekenen!
Graf achter verzegelde deur
Te midden van stof en duisternis stonden Howard en Lord Carnarvon voor de verzegelde ingang. Zouden achter die deur de schatten van de jonge koning Toetanchamon (die omstreeks 1360 voor Christus over Egypte heerste) schuilgaan? Drie weken later (26 november 1922) begon Howard met zijn onderzoek. Eerst beitelde hij voorzichtig een gaatje links boven in de deur en stak er een ijzeren staafje door. Toen hij nergens op stuitte vergrootte hij het gat, stak er een kaars doorheen en gluurde naar binnen. Eerst kon hij niets onderscheiden in de duisternis. Toen zijn ogen echter aan het schemerdonker gewend waren, begonnen zich uit de schaduw de contouren van fantastische voorwerpen los te maken. Vreemde dieren, beelden en goud - overal goud -. Howard kon een hele poos geen woord uitbrengen. Achter hem stond Lord Carnarvon in bijna ondraaglijke spanning te wachten en vroeg hem: "Kun je iets zien?" Verrukt antwoordde Howard: "Ja, schitterende dingen!"
Voorvertrek
De kamer die Howard en Lord Carnarvon zagen was een voorvertrek dat vol stond met voorwerpen die de farao na zijn dood kon gebruiken. Howard kon aan de voetafdrukken zien dat er was ingebroken maar de dieven waren kennelijk betrapt, want alles was door elkaar teruggezet. In de chaos bevonden zich een met bladgoud bedekte en met juwelen ingelegde troon, vergulde meubelen waaronder drie rustbanken, twee gouden strijdwagens, gouden beeldjes en vazen van albast en faience. De mummie van de farao ontbrak echter.
Ontruimen van het voorvertrek
De kostbaarheden uit het voorvertrek en de zijkamer (een kamertje ten zuidwesten van het voorvertrek) werden geregistreerd, gefotografeerd en gereedgemaakt voor de overtocht naar het museum van Caïro. Dit werk dat werd uitgevoerd in de bedompte, benauwde ruimte van de tombe, vergde veel van Howard die daarbij ook zwaar gehinderd werd door de vele bezoekers en journalisten die voortdurend bij de ingang rondhingen.
Derde verzegelde deur
In februari 1923 was het voorvertrek leeg en kon Howard zijn aandacht richten op de derde verzegelde deur in de noordelijke muur. In aanwezigheid van een select gezelschap maakte Howard voorzichtig een gaatje. Toen bracht hij licht naar binnen. Op nog geen meter afstand van de deur zag hij wat een muur van massief goud leek. Vlug werd de deur weggehaald. De muur bleek geen muur te zijn, maar een onderdeel van een reusachtige rechthoekige schrijn. Er was geen twijfel mogelijk: het was de grafkamer. Het was een vergulde schrijn zoals die alleen voor koningen wordt gemaakt. Het geval was zo groot dat hij het kleine vertrek bijna geheel vulde. Het was een geluk dat Lord Carnarvon die schitterende vonds nog heeft kunnen zien, want later dat jaar overleed hij.
Toetanchamon
De ingang tot de schatkamer werd bewaakt door de jakhalsgod Anubis, die omwikkeld was met een linnen kleed en die prijkte op een draagbare schrijn. Anubis werd door de oude Egyptenaren vereerd als de beschermer van de mummificeerders.
Toetanchamon's mummie lag in een set van drie kisten. De buitenste kist was zo zwaar van het goud dat het deksel moest worden opgehesen aan touwen die aan de zilveren handvatten bevestigd waren. De tweede kist had een met goud ingelegd gezicht, het dodenmasker. Het gezicht van de mummie zelf was nog in goede staat dankzij dit masker. De middelen waarmee het lijk gebalsemd was hadden de windselen aangetast. Hoewel de jonge Toetanchamon slechts negen jaar regeerde en geen belangrijke farao was, bevatte zijn graf de meest waardevolle en complete collectie grafgiften die ooit gevonden is.
Voorzorgsmaatregelen
Bij de bouw van de graven van de farao's namen de Egyptenaren veel voorzorgen om grafschennis te voorkomen. Ze zetten er zo weinig mogelijk arbeiders bij in, verborgen de ingangen, verzegelden de vertrekken en lieten de necropolis bewaken. Toch kwamen in alle graven (ook dat van Toetachamon) rovers binnen. Soms al enkele uren na de begrafenis. Het gerucht ging dat er een vloek zou rusten op degene die Toetanchamons graf verstoorde. Het leek bewaarheid te worden, toen Lord Carnarvon in 1923 aan een geinfecteerde insektesteek overleed.
© 2011 - 2024 Emfkruyssen, het auteursrecht van dit artikel ligt bij de infoteur. Zonder toestemming is vermenigvuldiging verboden. Per 2021 gaat InfoNu verder als archief, artikelen worden nog maar beperkt geactualiseerd.
Gerelateerde artikelen
Toetanchamon, de jonge koningAls de Britse archeoloog Howard Carter in november 1922 niet zo gedreven was geweest in het ontdekken van het graf van T…
Verf, alles over vroeger en nuVoor verf gaan wij gewoon naar de bouwmarkt. Maar hoe deden ze dat vroeger eigenlijk? Smeren we nog net als vroeger? En…
Bronnen en referenties
- William McQuitty; Harry Brown/ Griffiths Institute.