Art Nouveau in de mode (1902 -1908)
Ook de mode is soms beïnvloed door stromingen in de kunst. Tussen 1902 en 1908 was dat het geval met de art nouveau, die een grote invloed had op de damesmode. Op zich was dat niet vreemd aangezien vrouwelijkheid een belangrijk thema was binnen deze stroming. Afgezien daarvan sloeg de voor art nouveau typische voorliefde voor kunstzinnig vakmanschap over naar de modewereld; creatieve kleermakers groeiden voor het eerst uit tot bekende modeontwerpers.
Artikelindeling (interne links)
Art Nouveau en Jugendstil
Art nouveau leefde als kunststroming vooral tussen 1885 en 1905. Door heel Europa en in de Verenigde Staten stonden kunstenaars op die zich afzetten tegen stromingen als het neo-classicisme of de neo-gothiek, welke alleen maar leunden op statische, historische vormen van kunst. Veel kunstenaars zochten en vonden nieuwe wegen, zij het aanvankelijk zonder veel internationale organisatie. Er ontstonden vooral kleine, regionale groepen, die in bijna ieder land met een andere naam werden aangeduid. In Nederland werd bijvoorbeeld gesproken van
'nieuwe kunst'. Later bleek dat er wel degelijk veel gelijksoortige ideeën waren en zijn het Franse
'art nouveau' en Duitse
'jugendstil' als benaming overgebleven.
Ambachtelijk werk
Behalve dat de nieuwe kunstenaars problemen had met neo- kunststromen, zetten ze zich ook af tegen de industrialisatie en de daaruit voortkomende massaproductie. Dit begon al in Engeland in de jaren '60 van de 19de eeuw met de zogenaamde
arts-and-crafts beweging. Deze beweging propageerde eerlijk en uniek ambachtswerk boven industrieel vervaardigde goederen, waarbij de ambachtsman het hele product zelf maakte, van ontwerp tot en met de uitvoering. Dit idee zouden art nouveau kunstenaars grotendeels overnemen. Het gevolg was dat de stroming zich uitstrekte tot een ongekend aantal takken van nijverheid. Zo werd het vervaardigen van keramiek, glaswerk, juwelen, meubels en dus zelfs kleding erdoor beïnvloed.
Wel was het zo dat deze kunstenaar-vaklieden zich eigenlijk zelden tot één ambacht beperkte. De art nouveau kunstenaar leerde meerdere technieken en deed zijn naam op verschillende terreinen gelden.
Kenmerken
De kunstuitingen van de art nouveau en jugendstil zijn te herkennen aan de volgende gemeenschappelijke kenmerken:
- Er werd veel gebruik gemaakt van een dynamische, vloeidende lijn die beweging uitdrukte. Dit was vaak een golvende sinuslijn, maar het kon ook een zweepslaglijn betreffen.
- Men had een voorkeur voor tweedimensionale afbeeldingen, waarbij veel werd gewerkt met platte vlakken.
Baljurken 1906 /
Bron: Jane Durelle, Wikimedia Commons (Publiek domein)
Thema's
Ook op het gebied van thema's zijn er veel overeenkomsten.
- Inspiratie voor de gebruikte afbeeldingen en symbolen kwam meestal uit de natuur. Zowel plantmotieven als dieren zijn veelvuldig terug te vinden. Hiernaast gebruikte men vaak abstracte vormen die eveneens waren afgeleid van natuurlijke vormen.
- Vrouwen speelden een zeer prominente rol binnen de Art Nouveau. Ze werden veel vaker afgebeeld dan mannen en op een zeer vrouwelijke manier bovendien. Er lag veel nadruk op ronde, vrouwelijke vormen en losse, golvende haren. Er waren twee type vrouwen: de femme fleur, het onschuldige, dansende bloemenmeisje en de femme fatale, de mannenverleidster.
- Er was veel interesse voor motieven uit niet-westerse of vroegere culturen. Met name Japanse kunst, welke ook erg tweedimensionaal is, sprak tot de verbeelding
Art Nouveau en kledingmode
Tot aan de tweede wereldoorlog was kleermaker een respectabel beroep. Veel mensen uit de rijkere bovenlaag bestelden al hun kleding bij de ambachtelijke vakman. Het hoeft dan ook geen wonder te heten dat de meer creatieve kleermakers aansluiting vonden bij het idee dat ambacht en kunst elkaar konden versterken. Vandaar dat de aandacht bij hen verschoof van het alledaagse naaiwerk naar het ontwerpen van kleding en ze dat een kunstzinnige inslag probeerden te geven.
Het gevolg was dat voor het eerst in de geschiedenis kleermakers internationaal naam maakten als ontwerpers. De moderne modeontwerper was geboren.
Vooral op het gebied van de vrouwenkleding sloten de modeontwerpers zich aan bij de opvattingen van art nouveau. Tenslotte was het een stroming die zeer veel nadruk legde op vrouwen en vrouwelijkheid. Ontwerpers hadden dus alle ruimte en reden deze vrouwelijkheid extra tot uitdrukking te brengen in de kleding. Iets dat vooral tot uiting kwam bij het ontwerpen van avondjurken. Aldus lag, net als bij andere ambachten binnen de jugendstil, de focus binnen de mode bijna uitsluitend op vrouwen.
Wel is het zo dat de ontwikkelingen een beetje achter liepen bij die van de overige art nouveau. Daar waar de andere ambachten al vanaf ongeveer 1885 bezig waren met de nieuwe kunst, slaat bij de modeontwerpers de bom pas na de eeuwwisseling goed in. Dat leidde tot een tamelijk korte bloeiperiode van 1902 tot ongeveer 1908.
Tevens bleven modeontwerpers, in tegenstelling tot andere kunstenaars, grotendeels bij hun eigen leest. Ze stapten niet snel over naar andere disciplines. Wel maakten ze hun creaties van het eerste ontwerp tot de laatste knoop helemaal zelf.
Rolmodel de prinses van Wales (de latere koningin Mary) 1902, tijdschriftillustratie /
Bron: Onbekend, Wikimedia Commons (Publiek domein)
Het belangrijkste type vrouw
Het type vrouw dat in deze periode als meest ideaal werd gezien, sluit aan op de clientèle van de ontwerpers. Het is de rijpe, getrouwde vrouw van goede komaf die als belangrijkste rolmodel telt. Het is de bedoeling dat ze haar eigen 'plaats' als vrouw in huis kent, maar dat ze wel het maatschappelijke succes van haar echtgenoot breed uitdraagt. De dames dragen daartoe dure kleren en assecoires van fijnzinnige materialen en zijn behangen met juwelen.
Fysiek gezien telt een sterk geprononceerd zandloperfiguur als ideaal, of zeg maar liever als enig zaligmakend figuur. De vrouwelijke vormen dienen volop aanwezig te zijn, afgezet tegen een wespentaille. Binnen dit kader was enige lengte ook gewenst, om een gedrongen indruk te vermijden.
Dit alles is overigens niet nieuw. Al gedurende de laatste twee decennia van de 19de eeuw is dit vrouwbeeld in opgang. Het is een vrouw die zowel letterlijk als figuurlijk omschreven kan worden als 'weelderig'. Daarmee wijkt ze als persoon wel af van zowel de
femme fleur als de
femme fatale. Fysiek gezien klopt het beeld echter sterk met dat van het art nouveau ideaal.
De S-lijn
De interesse voor het geprononceerde, vrouwelijke zandloperfiguur begon dus al in de 19de eeuw. Aanvankelijk betrof het echter een meer rechte zandloper, waarbij met name bij het bovenlichaam weelderig werd uitgepakt. De heuplijn was golvend, maar de rokken liepen er toch gladjes omheen.
Bustes dienden echter volop rondborstig te zijn en werden sterk benadrukt. In de jaren '90 werden jurken, zeker als het avondjurken betrof, bovendien voorzien van grote pofmouwen.
Gedurende de eerste jaren van de 20ste eeuw zocht en vond men echter manieren om de in art nouveau kringen zo populaire sinuslijn ook toe te passen op de kleding van de vrouw. Daarbij werd het vrouwenlichaam zelf door een korset in die sinuslijn gedwongen. Dat kwam bekend te staan als de
S-lijn.
De S-lijn werd verder bereikt door een duidelijk naar voren hangende boezem vergezeld te laten gaan van een breed uitwaaierende, enigszins naar achter uitstekende rok die meestal uitliep in een kleine sleep. Daarbij werd soepele, vaak zomerse stof gebruikt. Dat veranderde niet tijdens de winter in koudere streken. Behalve de borsten werden nu dus ook de billen sterk geaccentueerd. De taille bleef onverminderd smal. Met name gezien in silhouet liep het figuur van de vrouw nu duidelijk in de vorm van een S.
Andere elementen van art nouveau in de mode
De S-lijn was niet het enige punt waarop de ontwerpers aansluiting probeerden te vinden bij de nieuwe kunstvorm. Ook de volgende elementen werden overgenomen:
- Het veelvuldig gebruik van pasteltinten
- Jurken kregen vaak versieringen die deden denken aan die van decoratieve patronen uit andere art nouveau kunstvormen, zoals bijvoorbeeld abstracte, tweedimensionale plantmotieven.
- Ontwerpers hechtten aan een zorgvuldige, maar wellicht ook overdadige afwerking van hun product. De jurken zaten daarom vol kant of borduurwerk of waren afgezet met bont.
Het 'droit-devant'-korset, een gezondheidsdrama
De door de heersende mode gewenste wespentailles en ideale lijnen hebben en hadden vrouwen niet van nature. Helaas was het dan ook nodig zowel het zandloperfiguur als de S-lijn te verkrijgen met behulp van een korset.
In de voorafgaande jaren waren daartoe verschillende korsetten in omloop. Rond de eeuwwisseling gebuikte vrouwen veel het
zandloper korset. Bij dit korset werd de taille fors ingesnoerd, terwijl de rest van het lichaam in een bepaalde vorm werd geduwd door een grote hoeveelheid baleinen. Dit veroorzaakte echter een grote inwaardse druk op de borstkas en het middenrif. De fysieke gevolgen waren rampzalig. Het lichaam van vrouwen die regelmatig zo'n korset droegen, vergroeide helemaal, terwijl de dames ondertussen regelmatig flauwvielen wegens gebrek aan zuurstof. Vanzelfsprekend was er ook in de tijd zelf veel commentaar op dit korset, zeker vanuit medische hoek.
Vervormingen door beide korsetten. Links zandloper, rechts droit-devant. /
Bron: Georges Hébert, Wikimedia Commons (Publiek domein)
In 1902 kwam er echter een nieuw type korset op de markt, het zogenaamde
'droit-devant'-korset (het 'recht-voor' korset). Behalve dat dit korset was afgestemd op het creëren van de nieuw S-lijn, zou het ook minder belastend zijn voor het lichaam.
In plaats van druk uit te oefenen op de borst, platte dit korset de buik af. Ook had het minder baleienen. Sommige artsen bevolen het aan als een gezondere optie.
Dat bleek onterecht. Het 'droit-devant'-korset duwde het lichaam nog steeds in een onnatuurlijke positie. Er zat een hoge, onbuigzame band om de buik en onderrug. Hierdoor kwam de boezem naar voren, terwijl de heupen juist naar achteren werden geduwd. Bovendien was het ideaal van de wespentaille nog verre van verdwenen. De taille diende het liefst met twee handen te omsluiten zijn. Vrouwen snoerden zich in het nieuwe korset dus minstens even hard in als in het oude.
Daar kwam bij dat het ideaalbeeld van de vrouw vroeg om een wat molliger figuur. De volle, ronde vormen diende de vrouw bij voorkeur van nature te hebben. Er bestonden wel mogelijkheden tot opvulling, maar dat werd gezien als een noodoplossing voor vrouwen die echt niet aan wilden komen. Liever nog nam men pillen om wat meer(!) gewicht te krijgen.
Het nieuwe korset zorgde dus evengoed voor een gezondheidsdrama; tamelijk gezette vrouwen die hun taille tot minimale proporties insnoerden en hun lichaam onnatuurlijke kanten opduwden. Vergroeiingen waren opnieuw het gevolg. Andere gevolgen waren galzucht, zenuwziektes en problemen met de spijsvertering of ademhaling.
De peignoir of tea gown; een nieuw kledingstuk
Vrouwen hielden het hoe dan ook niet van 's morgens vroeg tot 's avonds laat uit in hun knellende korsetten. Daarom ontstond er een nieuw kledingstuk dat het mogelijk maakte om zich in de middaguren zonder korset te stellen. Dit was de
peignoir. Deze gewoonte vond zijn oorsprong in Engeland waar men het kledingstuk een
'tea gown' noemde, een term die ook op het vasteland nog veel werd gebruikt.
De peignoir kreeg ook veel aandacht van modeontwerpers. Meestal was het een wijdvallend kledingstuk dat werd gemaakt van soepele stof. De mouwen en zoom waren afgezet met kant of bont.
Het werd een sensueel geladen kledingstuk dat al snel werd geassocieerd met al dan niet fatsoenlijk herenbezoek in de namiddag.
Assecoires
In deze tijd waren er twee assecoires die vrouwen altijd werden geacht te dragen als ze het huis verlieten. Dat waren een hoed en handschoenen. In combinatie met een avondjapon dienden de handschoenen ook binnen aan te blijven.
Bij de S-lijn werden de hoeden recht op het hoofd gedragen. De hoed werd bovenop het haar, dat in een rol was opgestoken, met spelden vastgeprikt.
De meeste hoeden waren groot en versierd met linten veren en bloemen. Toch waren ze nog niet al te extreem in vergelijking tot hoeden uit sommige andere periodes. Ook was het best mogelijk een kleine hoed te dragen. In feite valt de ruime keus aan typen hoeden in deze periode op.
Het kon niet uitblijven dat er ook in de tijd zelf protest kwam tegen de dwingende korsetten. Vanuit allerlei kanten werd het dragen ervan ontraden en bekritiseerd. Met name in Engeland, Duitsland en Oostenrijk stonden dames op, meestal uit gegoede kringen, die alternatieven propageren. Ook in Nederland werd in 1889 al de
'Vereniging voor Verbetering van Vrouwenkleding' (V.v.V.v.V.) opgericht. Deze vrouwen wilden niet alleen het korset weg. De bovenkleding moest wat hen betreft eveneens veranderen. Jurken moesten vanaf de schouder soepel vallen en ook boordjes en manchetten hoorden losjes te zitten.
Het gevolg is zogeheten
reformkleding, ook wel bekend als
'aesthetic dress'. Japonnen waren gemaakt van soepele stof, vielen los en recht langs het lichaam af en hadden wijde mouwen die naar onderen toe smaller werden. Daaronder droeg men geen korsetten, maar speciale
'lijfjes' welke op de juiste plekken steun verleenden in plaats van te beknellen. In Nederland kende men het
'Wilhelminalijfje' voor gezette en het
'Hollandialijfje' voor slanke vrouwen.
Een probleem met de reformkleding was dat het wat al te zeer doorsloeg in de richting van degelijkheid en functionaliteit. Behalve het korset was ook het idee van versiering of van een uitdagende snit niet erg aan de orde. De beweging had als motto 'eenvoud en waarheid' en daar werd op een wat overdreven en drammerige manier aan vastgehouden. Vandaar waarschijnlijk dat er nooit op grote schaal gevolg is gegeven aan deze idealen.
Opmerkelijk is wel dat de reformbeweging, net als de door hen zo vermaledijde S-lijn mode, gelieerd is aan bewegingen binnen de art nouveau. De
aesthetic movement was onder meer verwant aan de architectuur van Berlage en de danskunst van Jacques Dalcroze, beiden kunstenaars met sympathieën in de richting van de art nouveau. De belangrijkste overeenkomst was echter met die van de zogeheten
'prerafaëlitische broederschap' in Engeland, onder leiding van schilder
Dante Gabriël Rossetti. De leden van deze broederschap waren halverwege de 19de eeuw sterk gericht op het tijdperk van vóór de Italiaanse schilder Rafaël, wat zo rond 1450 is. In dat kader liepen hun vrouwen en vriendinnen ook in kleding uit de betreffende periode. De prerafaëlieten gelden als de voorlopers en geestverwanten van de Britse
'arts-and-crafts' beweging, welke op zijn beurt weer de aanzet zou geven tot art nouveau.
Bekende ontwerpers
Zoals gezegd groeide onder invloed van de nieuwe waardering voor de kunstenaar-ambachtsman ook de betere kleermaker uit tot méér. In de tweede helft van de 19de eeuw maakten de eerste personen naam met hun ontwerpen voor kleding, met name voor dameskleding. Zoals dit altijd zou blijven, brachtten bekende modeontwerpers vaak een 'huis' voort, dat later door anderen werd voortgezet. Hieronder volgt een korte beschrijving van de bekendste ontwerpers.
Charles Worth en zijn zonen
Charles Frederic Worth kan worden gezien als de vader aller modewerpers. De tijd dat zijn huis de dienst uitmaakte, ongeveer tussen 1860 en 1908, wordt ook wel 'de eeuw van Worth genoemd'. Hij was een Engelsman die in 1858 een eigen couturezaak in Parijs begint. Hij viel in de smaak bij keizerin Eugenie, de echtgenote van keizer Napoleon III en er ontstond een langdurige samenwerking. Worth zou alle dames uit het gevolg van de keizerin aan het hof kleedden en daarmee internationaal de toon zetten op het gebied van mode.
Zelf komt Worth in 1895 te overlijden, dus nog voor de mode echt inhaakt op de art nouveau. Zijn twee zoons,
Jean Philippe en
Gaston Worth, nemen het huis echter over. Daarbij is Jean Philippe het creative brein en Gaston het zakelijke. Jean Philippe is sterk beïnvloed door zijn vader en zal diens stijl voortzetten. Daarbij is hij helemaal in zijn element met de S-lijn. Zo erg zelfs dat wanneer deze in 1908 uit raakt en de taille omhoog schuift, hij de aansluiting verliest.
Giovanni Boldini - 'Elisabeth Drexel' 1905. Art Nouvea topjurk. Ontwerper onbekend /
Bron: Giovanni Boldini, Wikimedia Commons (Publiek domein)
Niet verbazingwekkend voor een modehuis dat zijn naam heeft gebouwd op kledij voor een hofhuishouding is de stijl van het huis van Worth extravagant, overdadig en luxueus. De creativiteit en orginaliteit van zowel vader als zoon zijn groot. Het meeste raad weten ze toch met elegante avondjapons.
Jacques Doucet
Behalve modeontwerper was Doucet ook kunstkenner. Hoewel hij beroep en liefhebberij gescheiden probeerde te houden, kon enige beïnvloeding natuurlijk niet uitblijven. Zo heeft de voorliefde die hij lang had voor 18de eeuwse kunst geleid tot een voorkeur voor pasteltinten.
Hij ontwierp met name tea gowns, met bont gevoerde mantels en avondkleding. Hij gebruikte graag fijne stoffen en zijn ontwerpen zijn het beste te omschrijven als fijnzinnig. Ook was Doucet een bijzonder goede kleermaker. Meer dan wie ook lijkt hij te voldoen aan het beeld van een art nouveau modeontwerper. Hij was geliefd bij vele dames uit de Parijse elite, zowel waar het adellijke vrouwen betrof als actrices.
Soeurs Callot
De gezusters Callot waren met zijn vieren; de dochters van een kantklosster en een antiekhandelaar. De belangrijkste was Marie, de oudste van de vier. In 1895 openden ze het huis
'Callot Soeurs'. Zij verloochenden hun afkomst bepaald niet in hun ontwerpen. Ze vielen op door een overdadige hoeveelheid versieringen, waarbij kant natuurlijk het meest prominent aanwezig was, maar ook kralen, fluweelband en allerlei passementen volop werden gebruikt. Ze werden ook de eerste ontwerpers die
lamé gebruikten in huin kleding. Dat is een fel glimmende stof die met veel goud- of zilverdraad is doorweven.
Madame Paquin
Madame Paquin was een energieke vrouw die in 1891 met de hulp van haar echtgenoot (een bankier) haar eigen couture-huis opende in Parijs. Vijf jaar later volgde er al een tweede in Londen. Haar ontwerpen combineerden elementen van de andere bekende ontwerpers. Ook werd ze beïnvloed door de bekende illustratoren Léon Bakst en Paul Iribe. Feitelijk ligt haar meest succesvolle tijperk juist na de S-lijn periode, aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog. Ze is dan de eerste topontwerper die oog krijgt voor geschikte werkkleding voor de vrouw.
Paul Poiret en het einde van het korset
Leerling paraplumaker Paul Poiret belandde op een dag onder de vleugels van Jacques Doucet. Een succesvolle opleiding en samenwerking waren het gevolg. Later zou hij ook nog voor Worth werken, maar daar klikte het absoluut niet. In het begin van de nieuwe eeuw begint hij zijn eigen couture-huis. In 1904 maakt hij voor het eerst naam met een japon die de gravin de Greffulhe op de bruiloft van haar dochter draagt.
In 1906 kwam Poiret pas echt los. Hij presenteerde totaal nieuwe dameskleding waar geen tierelantijnen meer aan zitten. De taillelijn is verhoogd, de rok valt daaronder sluik, maar vloeiend naar beneden. Bovendien wordt er, heel revolutionair, onder de jurk geen korset meer gedragen. In tegenstelling tot de reformkleding zorgt Poiret er wel voor dat de dames er toch gracieus en vrouwelijk uit blijven zien. Volgens zijn motto is het daarvoor echter niet nodig allerlei onnatuurlijke middelen te gebruiken. Hij gelooft dat de charme van de vrouw het beste tot zijn recht komt door middel van 'suggestie en understatement'. Belangrijk bij zijn ontwerpen zijn soepele stoffen welke vaak ook erg luxe zijn, zoals zijde en brocaat. Deze vallen sierlijk langs het lichaam van de vrouw naar beneden.
Poiret roept zichzelf uit tot 'Bevrijder van de Vrouw'. Daar sluiten een aantal tot dan toe ingesnoerde dames zich graag bij aan. Vanaf dat moment verdween het korset langzaamaan ook uit de collecties van andere ontwerpers. Vanaf 1908 is het in ieder geval gedaan met de S-lijn en breekt 'de eeuw van Poiret' in de mode aan. Toch lukt de afschaffing van het korset maar matig. Veel vrouwen kunnen of willen niet zonder en er zullen nog heel wat dwingende varianten volgen.
Dat Poiret rond 1906 met zijn nieuwe lijn kwam, lijkt echter geen toeval in relatie tot de geschiedenis van de art nouveau. Vanaf 1905 zijn de hoogtijdagen van deze kunststroming overal voorbij. De roep om meer eenvoud, die al een aantal jaren daarvoor was begonnen, neemt snel toe en moderne stromingen steken de kop op. De nieuwe kunstenaars hebben niet zoveel meer op met de sinuslijn. Zij zien meer in een functionele, rechte lijn. Deze lijn is ook terug te zien in de ontwerpen van Poiret. Hij vond vooral aansluiting bij de
fauvisten onder leiding van Matisse. De fauvisten geloven erg in vrije expressie en het gebruik van mooie, volle kleuren. Dat zijn twee elementen die dan ook in de ontwerpen van Poiret zijn terug te vinden. Daarmee weet hij toch een geheel nieuwe toon te zetten, waar de meeste andere ontwerpers tenslotte geen weerstand aan kunnen bieden.
Lees verder