De Nederlanders aan boord van de Titanic
Dat de Titanic veel slachtoffers kende toen ze tijdens haar eerste reis tegen een ijsberg botste en zonk, is algemeen bekend. Minder bekend is dat er ook drie Nederlanders aan boord waren van dit als ‘onzinkbaar’ bekend staande schip. George Reuchlin reisde als eerste klas passagier mee, Hendrik Bolhuis werkte als kok in de tweede klas en Wessel van der Brugge was één van de stokers. Geen van drieën hebben ze de ramp overleefd.
George Reuchlin
George Reuchlin werd geboren op 6 december 1874 en was tijdens de reis met de Titanic dus 37 jaar. Hij was niet zomaar aan boord van het schip: hij was uitgenodigd door de White Star Line als vertegenwoordiger van de Holland-Amerika Lijn, de scheepvaartmaatschappij waar hij mededirecteur van was. Eigenlijk had de White Star Line algemeen directeur Wierdsma uitgenodigd, maar omdat hij zijn koperen bruiloft vierde in de periode van de reistijd, besloot hij niet mee te gaan en ging Reuchlin in zijn plaats.
Reuchlin nam op 8 april 1912, twee dagen voor het vertrek van de Titanic, afscheid van zijn vrouw en kinderen. Hij reisde vanuit zijn woonplaats Rotterdam met de trein naar Hoek van Holland, nam van daaruit de nachtferry naar Harwich en vervolgens reisde hij via Londen naar Southampton, waar het schip zou vertrekken. Hij ging op 10 april aan boord en schreef daar nog twee brieven, die bewaard zijn gebleven en regelmatig bij tentoonstellingen te bekijken zijn. Ook stuurde hij een kaartje naar zijn oudste zoon Henri, die toen zes jaar was. Zijn laatste berichten verstuurde hij op zondagavond 14 april 1912 als telegram naar zijn vrouw en naar de kapitein van een Holland-Amerika Lijn schip. Slechts enkele uren na het versturen van zijn laatste telegram botste de Titanic tegen de ijsberg.
Niet overleefd
De eerste dagen na de ramp bestond er onduidelijkheid over wat er met Reuchlin gebeurd was. Er waren berichten dat alle passagiers veilig op het reddingsschip de Carpathia zaten, andere berichten meldden dat Reuchlins naam niet op de lijst van geredde passagiers stond… Pas toen de Carpathia op donderdagavond 18 april in New York aan kwam, werd duidelijk dat Reuchlin de reis niet overleefd had.
Alle vlaggen op het kantoor van de Holland-Amerika Lijn en alle schepen hingen vervolgens een week halfstok. Omdat George Reuchlin bekend was, hij was immers mededirecteur van de Holland-Amerika Lijn, berichtten diverse kranten over zijn dood en ontving zijn vrouw Atie verschillende brieven. Zelfs koningin Emma liet een persoonlijk bericht aan de familie schrijven.
Het lichaam van George Reuchlin is nooit gevonden.
Hendrik Bolhuis
Hendrik Bolhuis, of ‘Hennie’, zoals hij genoemd werd, was 27 jaar toen hij aan boord ging van de Titanic. Hij had altijd kok willen worden en toen alle twee zijn ouders overleden waren, probeerde hij werk te vinden in grote hotels en restaurants. Hij verliet Nederland en werkte onder andere in London en Monte Carlo. Waarschijnlijk heeft hij in Londen de Italiaanse kok Gaspare ‘Luigi’ Gatti ontmoet, maar dit is niet helemaal zeker. Wel is zeker dat Gatti Bolhuis aannam als larder cook (kok in de koude keuken) toen hij de opdracht kreeg het à-la-carterestaurant aan boord van de Olympic te leiden, het zusterschip van de Titanic. Ook is zeker dat Hennie aan boord van de Olympic was toen ze een aanvaring had met het oorlogsschip Hawke: hier schreef hij namelijk een brief over aan zijn broer Klaas, die in Groningen woonde.
Na die brief ontving Klaas nog een paar kaarten van zijn broer, maar hij wist niet dat Hennie aan boord van de Titanic was. In één van zijn laatste berichten had Hennie geschreven dat hij in maart of april 1912 naar huis zou komen, maar in juli had Klaas nog steeds niets van hem gehoord. Vrienden opperden dat Hennie misschien aan boord van de Titanic was geweest, iets wat Klaas vergezocht leek… tot hij een brief kreeg van de Nederlandse consul-generaal in Londen, die schreef dat Hennie om het leven was gekomen tijdens de ramp met de Titanic. Eind november 1912 kreeg Klaas nogmaals een bericht: Hennies koffer was gevonden in Southampton. Hierin zaten wat kleren, een ring en een kookboek. Het kookboek en de koffer worden regelmatig tijdens tentoonstellingen getoond. Het lichaam van Hennie is nooit gevonden.
Wessel van der Brugge
Over de derde Nederlander aan boord van de Titanic, Wessel van der Brugge, is veel minder bekend dan over George Reuchlin en Hendrik Bolhuis. Hij werd geboren op 27 oktober 1873 (en was dus 38 tijdens de reis met de Titanic) en hij reisde veel tijdens zijn leven. Zijn zus Cornelia en haar man Jan Kalff wisten vaak niet waar hij was. In 1909 liet Wessel nog iets van zich horen, maar vervolgens twee jaar niet. Daarom zocht Cornelia in 1911 contact met het ministerie van Buitenlandse Zaken, dat bevestigde dat Wessel in Zuid-Amerika verbleef. In mei 1912, dus nadat de Titanic gezonken was, kreeg Cornelia van de Nederlandse consul-generaal in Londen te horen dat haar broer ziek was en in de Braziliaanse havenstad Santos was.
Op 31 augustus 1912 stond de politie ineens bij Cornelia op de stoep met de mededeling dat Wessel om het leven was gekomen op de Titanic. Dit bericht zorgde uiteraard voor verbazing bij Cornelia, want ze geloofde dat Wessel in mei nog in Santos was geweest. Na contact te hebben gehad met de Nederlandse consul in Southampton, was er zekerheid dat Wessel inderdaad aan boord was geweest van de Titanic en de ramp niet overleefd had. Ook zijn lichaam is officieel nooit gevonden, al kan het ook zijn dat hij in Halifax (Nova Scotia, Canada) begraven ligt: er zijn namelijk elf ongeïdentificeerde lichamen gevonden van wie vermoed werd dat ze stoker aan boord van het schip waren geweest. Het is mogelijk dat Wessel van der Brugge één van hen is, al is de kans daarop uiteraard klein.