Tweede Wereldoorlog - NW-Groningen en NO-Friesland
Afgezien van enige, in verhouding onschuldige gebeurtenissen als de onrust in Ulrum in 1834 vanwege de Afscheiding, kunnen we wel stellen dat er in Lauwersland (NW-Groningen en NO-Friesland) sinds de Franse tijd altijd vrede is geweest, tot die situatie wreed verstoord werd door het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog. Ook in die regio werd de bevolking getroffen door het geweld van oorlog en bezetting. De betreffende monumenten in onder meer Baflo, Bedum, Damwoude en Dokkum herinneren eraan.
Het is waar: in vergelijking met wat zich elders afspeelde in de Tweede Wereldoorlog is de regio
Noordwest-Groningen en
Noordoost-Friesland (Lauwersland) er niet echt slecht afgekomen. Wat niet wegneemt dat er toen ook daar verschrikkelijke dingen plaats hebben gevonden. Het is wat dat betreft veelzeggend dat in praktisch alle grotere plaatsen monumenten zijn die een blijvende herinnering vormen aan wat er in de oorlogstijd gebeurde en waarbij elk jaar, op 4 mei, de doden herdacht worden.
Hieronder volgt een aantal van die monumenten en het verhaal wat erbij hoort, te beginnen in het Groninger Lauwersland.
Baflo
Bij de historische hervormde kerk van Baflo vinden we een monument met daarop ook de namen van de gebroeders Gootjes. Ook een straatnaam in het dorp herinnert aan het tragische einde van deze twee zonen van de gereformeerde predikant van Baflo.
Pieter en Jacob Pieter (Jaap) Gootjes waren lid van een KP (Knokploeg) en zo betrokken bij het gewapend verzet tegen de Duitse bezetters. In juni 1943 voerde hun knokploeg een succesvolle overval uit op het distributiekantoor van het Friese Langweer. Na nog een aantal overvallen besloten de leden van de groep onder te duiken. De gebroeders Gootjes verborgen zich in de buurt van Toornwerd, bij Middelstum. Ze werden in februari 1944 ontdekt door de Duitsers en er brak een vuurgevecht uit. Pieter (28 jaar) en Jaap (23) wisten nog te vluchten, de landerijen op, maar een van de broers raakte gewond. De ander wilde hem blijkbaar niet in de steek laten en zo werden beiden uiteindelijk doodgeschoten.
Bij de hervormde kerk in Baflo is een monument ter herinnering aan de slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog. Ook de namen van P. en J.P Gootjes zijn erop vermeld.
Bedum
Een andere verzetsdaad in de regio die voor velen grote consequenties had, was de aanslag op de onderluitenant van de Staatspolitie, Jannes Luitje Keijer. Op 22 april 1944 werd deze gevreesde handlanger van de bezetter, die veel werk maakte van het opsporen van verzetsmensen en onderduikers, op het station in Bedum door leden van een KP geliquideerd. Als wraak werden door SD (Sicherheitsdienst) en Grüne Polizei al direct de volgende dag in de regio willekeurig mannen gearresteerd en geliquideerd. Het bleek nog maar een begin. Meer dan duizend militairen, Grünen en Feldgendarmerie omsingelden de maandag daarop de dorpen Zuidwolde, Bedum, Winsum en Middelstum. Rond 150 jonge mannen werden gearresteerd, samengedreven in café’s en dergelijke en afgevoerd naar kamp Amersfoort en vervolgens verder naar kampen in Duitsland. Een aantal van hen kwam nooit weer terug. Op verschillende monumenten in de regio worden ze herdacht. In het boek over de aanslag van 22 april 1944 en de gevolgen daarvan,
Aanslag en Represaille, van H.R. Reinders, wordt uitgebreid verslag gedaan van een en ander.
Winsum/Ulrum
Niet alleen werden naar aanleiding van de aanslag in Bedum inwoners van de dorpen gearresteerd. Ook reizigers, die toevallig op doortocht waren en de gevaarlijke leeftijd hadden, werden gegrepen. Zo ook
Jan Brondijk en
Klaas Luidens uit Ulrum (toen beiden 23 jaar), die op 25 april op weg waren naar Groningen voor school en werk. In Winsum werden ze uit de bus van de Marnedienst gehaald, met nog een 40-tal personen uit Winsum en omgeving, via Groningen naar Amersfoort afgevoerd en van daaruit naar ´opvoedingskampen´ in Duitsland getransporteerd. Velen van hen keerden nooit terug. Onder hen Klaas Luidens naar wie in Ulrum een straat is genoemd. Jan Brondijk overleefde wel. 25 april 1944 was hij ´s morgens, niets vermoedend, met de bus uit Ulrum vertrokken. Het zou meer dan een jaar duren (13 juni 1945) voor hij weer terug was. Zijn verhaal staat opgeschreven in
Bewoners van De Marne in de Tweede Wereldoorlog (uitgegeven in 2004 door de Vereniging Historische Kring De Marne). Daarin ook meer over andere straten in De Marne die genoemd zijn naar mannen die het leven lieten in de Tweede Wereldoorlog: dr. N. Kruizingastraat (Kloosterburen). R. Ritzemastraat (Leens) en de D. Wierengastraat (Westernieland).
Noordwest-Groningen: Joden
Eind 19e eeuw bestond circa 1% van de bevolking in Noordwest-Groningen uit
joden. Het ledenbestand van de synagoge in Winsum telde in 1890 181 personen. Vervolgens daalde het aantal tot 52 leden in 1930. Door de toenemende industrialisatie bood de stad betere bestaansmogelijkheden, dus met name de jongeren trokken weg uit plattelandsgebieden als Noordwest-Groningen. In de Tweede Wereldoorlog voltrok zich de Shoah, de systematische vernietiging door de nazi’s van de joden in eigen land en bezet gebied. Veelzeggend is het aantal joden in Winsum e.o. in 1947: slechts 4 hadden de vernietiging overleefd.
Verschillende monumenten in Noordwest-Groningen verwijzen naar de joodse gemeenschap die eens zo duidelijk deel uitmaakte van het maatschappelijke leven in de regio. Zo bijvoorbeeld de oude sjoel in Winsum-Obergum. Het gebouwtje aan de Schoolstraat in Obergum is gerestaureerd in 2010 (zie inleidingsfoto).
Dokkum
Alleen al in Dokkum zijn vier monumenten die herinneren aan de Tweede Wereldoorlog. En verder ook in het Friese deel van Lauwersland in diverse plaatsen: Kollum, Ferwerd, Anjum, Engwierum, Ternaard, Veenwouden, Birdaard en Akkerwoude.
Wat Dokkum betreft is het monument aan de Woudweg indrukwekkend vanwege de aanleiding tot oprichting ervan: de liquidatie door de bezetter op 22 januari 1945 van 20 personen. Dit als represaille voor een overval, door het verzet, in de Valom waarbij een lid van een berucht Sonderkommando en de Belgische chauffeur, een handlanger van de Duisters, omgekomen waren. De 20 slachtoffers waren, geheel onwetend van dit voorval, uit gevangenissen in Leeuwarden en Groningen gehaald om in Dokkum terechtgesteld te worden. Spoedig werd op de plek aan de Woudweg een houten kruis geplaatst, met de namen van de slachtoffers. In 1965 werd het kruis verwerkt in een monument van natuursteen.
Kollumerpomp
Aan de Willem Loréweg, niet ver van de kruising met de Soensterdijk, staat een groot monument. Een mannenfiguur met geweer in zijn ene hand en de andere hand beschermend op de schouder van een kind. Het staat bij de dijk waar, in april 1945, een verbitterd gevecht was uitgebroken tussen leden van de Binnenlandse Strijdkrachten en Duitse soldaten. Vier BS’ers verloren toen nog, met de bevrijding in zicht, het leven. Het monument, gemaakt door beeldhouwer Nico Onkenhout, is trouwens een herdenkingsteken voor het hele verzet in Kollumerland.
Ferwert
Op het Vrijhof staat een monument, “bedoeld om tot uitdrukking te brengen het vezet der bevolking in de jaren 1940-1945”, zoals in de aanvraag tot plaatsing is vermeld. Het heeft het motto “As ’t nedich is” meegekregen. Er staan een 18-tal namen van gevallenen op, waaronder J. Wildeboer. Johannes Wildeboer was hoofd der ULO en betrokken bij het verzet tegen de Duitse bezetter. Door verraad werd hij gearresteerd in november 1943. Eerst zat hij gevangen in het kamp Vught, later in Oraniënburg en tenslotte in Neuengamme waar hij op 19 december overleed, 36 jaar oud.
Op het monument in Ferwert staat ook R.H. Kuipers genoemd. Hij was predikant in Wânswert. Daar vonden de Duitsers in de kerk voor hem bezwarend materiaal. Zo kon het gebeuren dat hij 4 februari 1945 ’s morgens het Heilig Avondmaal nog bediende en ’s avonds gevangen zat in Marrum. Ook hij kwam uiteindelijk terecht in
Neuengamme, maar vlak voor de bevrijding werd hij nog overgeplaatst naar Lübeck. Daar overleed hij, op 28 april 1945. Hij liet een vrouw en acht kinderen na.
Damwoude/Akkerwoude
In Damwoude aan de Achterweg staat een eenvoudig kruis met twee namen: Harm Brouwer en Jan Kaper en daarbij de datum dat ze omkwamen: 15 april 1945. Als de Canadezen rond 13/14 april uit zuidelijke richting oprukken – we volgen hier een artikel van D. Corporaal uit 2007 – zetten leden van de B.S. de wegen tussen Veenwouden en Dokkum af. Zaterdag 14 april ’s middags komt een groep van 40 Canadezen Veenwouden binnen. De Binnenlandse Strijdkrachten zijn paraat. De Duitsers geven zich niet zonder meer gewonnen – er wordt geschoten. In Damwoude arriveren de bevrijders tegen kwart voor zeven; ze worden begroet door een dolblije bevolking. Zaterdagavond gaat het verder naar Dokkum.
Zondag 15 april
Op zondagmiddag 15 april arriveert nog een paard en wagen met een aantal Duitsers in Damwoude. Ze proberen ongetwijfeld nog te ontsnappen, mogelijk via Oostmahorn. Bij de gereformeerde kerk worden ze beschoten door de B.S. De wagen ontploft; er blijkt munitie in te zitten. Vier Duitsers en een boerenknecht die gedwongen werd het paard te mennen, komen om het leven. Een paar Duitsers ontsnappen. Op de Achterweg dwingen zij het publiek om hen heen te gaan staan om zo te voorkomen dat de B.S. op hen schieten. Dan komt er een Canadese pantserwagen uit Dokkum. Een van de Duitsers en een Nederlandse SS’er maken zich uit de voeten op een fiets. Ze rijden terug naar de plek waar de munitiekar is ontploft. Daar in de buurt staan ook de B.S.’ers Kaper en Brouwer. Ze sommeren de twee ontsnapte soldaten te stoppen. De Duitser en de Nederlandse SS’er bedenken zich niet en schieten direct. Zo sneuvelden op de dag van de bevrijding Jan Kaper en Harm Brouwer. Het kruis aan de Achterweg is een eerbetoon aan hen.
Lees verder