Oorlog, oproer en geweld in NW-Groningen en NO-Friesland
Het onderwerp ‘oorlog, oproer en geweld' begint wat de regio Noordoost-Friesland - Noordwest-Groningen betreft natuurlijk met Dokkum waar dat al in de achtste eeuw aan de orde was toen Bonifatius werd vermoord. Sindsdien is er vaker sprake geweest van oproer en geweld, oorlog en verdediging. Diverse monumenten herinneren eraan. Dat geldt ook voor andere plaatsen in de regio. Het meest prominent daarbij zijn de talrijke monumenten die herinneren aan de Tweede Wereldoorlog. Ook de Tachtigjarige Oorlog is nog present, onder meer vanwege de slag om Zoutkamp die in 1589 plaats vond. In de periode tussen die grote, ingrijpende oorlogen was het er heus niet altijd rust en vrede. Hoewel van een volstrekt andere orde, was er wat dat betreft onder meer oproer in Kollum (1795), idem in Leens (1831) en werden soldaten ingezet in Ulrum in verband met de Afscheiding (1834).
Dokkum
Als het over oorlog, geweld en aanverwante zaken gaat in
Lauwersland dan kan Dokkum niet ontbreken. Het begon daar al in 754 toen de Evangelieprediker Bonifatius er door heidense Friezen werd vermoord. Ook in de eeuwen die volgden was er het nodige aan de hand op het gebied van geweld, oorlog en verdediging. De wallen - ook bolwerken genoemd -, aangelegd ter verdediging van de stad, zijn er nog altijd een (bezienswaardige) herinnering aan - en nu bovendien een aangenaam wandelgebied. In de tijd van de 80-jarige oorlog, rond 1582 om precies te zijn, werden de wallen aangelegd. Er ontstond een zeshoek met op de hoeken de zogenaamde dwingers ofwel bastions. Op twee van die dwingers staat nog altijd een molen (op zich zijn dat bezienswaardige monumenten).
Admiraliteit
De Friese admiraliteit, waar ook Stad en Ommelanden van Groningen onder vielen, vestigde zich in 1597 in de stad. Dokkum vervulde toen nog - er was via het Dokkumer Grootdiep een open verbinding met de zee - een belangrijke functie in verband met de scheepvaart inclusief de oorlogsvloot. Het Dokkumer Grootdiep, begon echter steeds meer dicht te slibben en verhinderde op den duur de doorvaart van de grote schepen. De noordelijke admiraliteit verhuisde daarom al in 1645 naar Harlingen. Toen ook nog in 1729 de open verbinding met de zee werd afgesloten door een dijk en sluizen bij wat nu
Dokkumer Nieuwe Zijlen is, was de glorietijd van de 'elfde stad' van Friesland voorlopig ten einde. Met name in de 20e eeuw is Dokkum weer tot bloei gekomen. De stad vervult tegenwoordig een centrumfunctie in de regio en heeft een mooie historische binnenstad die ook veel toeristen en recreanten trekt. Een van de attracties is het oude Admiraliteitshuis dat nu als museum is ingericht.
In verband met oorlog en vrede moet in Dokkum ook het voormalig Blokhûs tegenover het stadhuis genoemd worden. Nu staan er drie zeventiende-eeuwse huizen met een winkelfunctie. In de zestiende eeuw was het een belangrijk bouwwerk voor de verdediging van de stad, maar ook om haar zonodig in bedwang te houden. Het oude Blokhûs werd in 1516 dan ook niet gebouwd door de Dokkumers zelf, maar door hun landsheer in die tijd: Albrecht van Saksen.
Zoutkamp
In de 80-jarige oorlog gebeurde er meer in de regio. In
Zoutkamp bijvoorbeeld. Het huidige dorp was toen een schans aan de monding van het Reitdiep (tot 1877 de open-zee-verbinding van de stad Groningen en dus ook belangrijk voor de verdediging van die stad). Groningen stond in de jaren 1580-1594 aan Spaanse kant en de schans 'de Soltkamp' moest die situatie veiligstellen. De schans werd daarom in 1589 aangevallen door een 'Staatse' legermacht aangevoerd door de Friese stadhouder Willem Lodewijk van Nassau, om zo (later) de stad Groningen te kunnen veroveren. Beide gelukte: de schans werd veroverd in 1589 en zo konden tenslotte in 1594 ook Stad en Ommelanden (de huidige provincie Groningen) toegevoegd worden aan de
Unie der Zeven Verenigde Nederlanden. Werkelijk een belangrijke gebeurtenis dus, voor de regio, de provincie en heel Nederland!
Tegenwoordig is er nog heel wat in Zoutkamp dat herinnert aan die vestingfunctie - naast vanzelfsprekend de latere, nog steeds belangrijke visserijfunctie. Bovendien vindt er tegenwoordig om de paar Jaar een evenement plaats dat in het teken staat van de slag om Zoutkamp van 1589.
Kollum
In 1795 kwam er een einde aan het bestaan van de
Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden en daarmee aan het stadhouderlijk bewind van het Oranjehuis. De zogenaamde Franse tijd was begonnen. Aan de Orangegezindheid vooral onder het gewone volk, met name op het platteland, was echter nog lang geen eind gekomen. Dat gold zeker voor het Friese platteland. Toen dan ook door het nieuwe ‘patriottische’ bewind, om de revolutie te bewaken, mannen werden opgeroepen zich te melden voor de Burgerwacht, kwam het tot verzet. Dat was in Kollumerland onder andere het geval in Kollumerzwaag en Burum. Abel Reitzes uit Burum had geweigerd zich in te laten schrijven voor de Burgerwacht en werd in het Rechthuis aan de Voorstraat in Kollum gevangen gezet. Hij werd door opstandige inwoners van Kollumerland bevrijd. Uit Leeuwarden kwamen versterkingen om de overheid te helpen het gezag te herstellen. Oproerkraaiers werden gevangen gezet in de kerk in Kollum, onder hen Jan Binnes uit Oudwoude. Daarop trokken aanhangers van Binnes, ook vanuit de Dongeradelen en andere Friese gemeenten, op naar Kollum. Daar werden de patriotten verdreven. De overheid zond militaire versterkingen naar Kollumerland, opstandelingen werden vastgezet en de rust keerde weer. Jan Binnes en Salomon Levy (Zwaagwesteinde) werden ter dood gebracht, anderen kregen hoge boetes.
Onrust in Leens
In 1830
begonnen de Belgen een opstand. Ze wilden een van Nederland onafhankelijke staat vormen. Met name in Brussel liep het helemaal uit de hand en de Nederlandse regering ging over tot actie: de Tiendaagse Veldtocht vond plaats. Uiteindelijk leverde het niet het gewenste resultaat op: in 1839 werd België onafhankelijk. Al met al kostte de Belgische opstand ons land erg veel geld en de overheid, zeker in Den Haag, stond in die tijd direct op scherp als er ergens onrust dreigde in het land. En die onrust kwam er. In het begin van de betreffende periode direct al in Leens. Daar kwam een ongewone geest van verzet naar boven toen de regering een gedwongen lening uitschreef ter financiering van de Tiendaagse Veldtocht. In Leens werd de belastingontvanger gemolesteerd, er werd geschoten en de situatie werd zo dreigend dat de burgemeester, Jhr. Tjarda van Starkenborgh, die op de
Weerborg bij Wehe woonde, het raadzaam achtte tijdelijk in zijn huis in de stad Groningen te gaan wonen. Toen er plannen bekend werden dat er soldaten naar Leens, dat ondertussen de bijnaam ‘Klein Brussel’ had verworven, zouden worden gestuurd was het met de opstandigheid snel voorbij.
Een paar jaar later ging het in Ulrum wel mis, vanwege
de Afscheiding in 1834. Daar werden wel soldaten ingezet.
Ulrum een paar jaar later
Natuurlijk was ook daarbij geen sprake van een ‘echte’ oorlog, maar toch, de Afscheiding (van de hervormde kerk) in oktober 1834 onder leiding van ds. De Cock veroorzaakte zoveel onrust, dat de overheid het blijkbaar nodig achtte er ruim 100 soldaten op af te sturen. Het betreffende regiment was in 1831 nog ingezet tegen de opstandige Belgen, dus de Ulrumers konden hun borst nat maken. De soldaten werden ingekwartierd in diverse woningen en waren paraat zo gauw er rond de kerk dingen gebeurden die de overheid niet welgevallig waren. Het zou tot mei 1835 duren voor de laatste soldaten weer vertrokken. Maar uiteindelijk heeft het allemaal niet gebaat: er kwam een aparte Chr. Afgescheiden (later Gereformeerde) kerk. En tegenwoordig is er
naast een PKN-gemeente nog een Chr. Gereformeerde kerk in Ulrum.
Route
Wie zich persoonlijk op de hoogte wil gaan stellen van wat er nu nog te vinden is van de historische gebeurtenissen in Ulrum, kan de Wandelroute door het Ulrum van 1834 aanschaffen. De route is uitgegeven in 2009. Hij is meestal ook verkrijgbaar in de
historische voormalige hervormde kerk van Ulrum.
Lees verder