Schrijfoefening: verschillende perspectieven oefenen
Wil jij een boek of een verhaal schrijven of jezelf verbeteren in je schrijfstijl? Dan kun je met deze schrijfoefening waarschijnlijk wel wat bereiken. Oefen om in verschillende perspectieven te schrijven en ontdek wat het verschil van bepaalde perspectieven is. Er zijn verschillende schrijfoefeningen de je hierbij kunnen helpen.
Verschillende perspectieven in verhalen
Als je een boek openslaat, dan zul je zien dat er verschillende manieren zijn om een verhaal te vertellen. De één schrijft in de hij/zij vorm, een ander in de ik-vorm. Een enkeling kiest ervoor om in de je-vorm te schrijven. En ook kan het nogal eens verschillen vanuit welk oogpunt je het verhaal schrijft. Een thriller kan bijvoorbeeld best interessant zijn om vanuit het oogpunt van de moordenaar te lezen, terwijl je er ook voor kunt kiezen om het verhaal vanuit de detective te schrijven. Welk perspectief je kiest en vanuit welk oogpunt je schrijft is dus heel erg afhankelijk van de stijl van je verhaal. Het kan dan ook een goede oefening zijn om vanuit verschillende vertelperspectieven je verhaal te vertellen.
Neem een situatie
De eerste stap van deze schrijfoefening is om een situatie te nemen die je zelf hebt meegemaakt. Het hoeft geen uitgebreide situatie te zijn en het mag zelfs iets saais zijn. Het gaat er puur om dat je een situatie hebt. Beschrijf deze situatie nu alsof je het in een dagboek zou schrijven. Houd dus de ik-vorm aan.
Voorbeeld
Gister liep ik met mijn hond Boris langs de vijver. Er stond een man aan de rand van de vijver, samen met – ik denk –zijn zoontje. Een voetbal lag midden in de vijver. De man vroeg aan me of mijn hond die bal misschien kon ophalen. Daar schrok ik toch wel een beetje van en zei: ‘Mijn hond houdt niet zo van water, dus liever niet.’
De man keek me even aan en pakte Boris op. Zonder een woord te zeggen gooide hij het dier in de vijver. Ik schrok me kapot!
Verander het perspectief
Verander nu het perspectief eens van de situatie die je hebt beschreven. Schrijf het in de hij of zij-vorm. Je mag zelf kiezen welke van de twee je pakt. Geef de persoon ook een naam, een andere dan die van jezelf. En herschrijf nu je stuk. Het is de bedoeling dat de situatie hetzelfde blijft, maar dat de tekst toch anders wordt. Verander dus niet alle ik-woorden in hij of zij. Nee, herschrijf het echt. Je mag ook zelf weten of je het in de tegenwoordige of verleden tijd schrijft.
Voorbeeld
Anne liep met haar hond Boris langs de grote vijver. Ze waren al een tijdje aan het wandelen toen ze een man en een kind tegenkwamen. Anne vermoedde dat de jongen het zoontje was van de man.
‘Zou jouw hond de bal uit de vijver kunnen halen?’ vroeg de man.
Pas nu zag Anne de voetbal die midden in de vijver op het water dreef. ‘Mijn hond houdt niet zo van water,’ zei ze. ‘Dus liever niet.’
De man keek haar maar heel even aan en pakte toen Boris op. Hij gooide de hond het water in, zonder verder ook maar iets te zeggen.
Anne schrok zich kapot! Waar was dit goed voor?
Verander het personage
Nu gaan we nog een stap verder. Pak een ander personage en vertel het verhaal opnieuw. Dit is dus een personage dat ook in je fragment voorkomt. Op deze manier verplaats je het verhaal en kun je leren hoeveel verschil het maakt vanuit welk personage je de tekst schrijft.
Voorbeeld
Wat was Koos blij toen hij eindelijk een jonge meid met haar hond zag lopen. De bal midden was in het water terecht gekomen en dreef nu midden in de vijver. Koos kon er absoluut niet bij! En het was nog wel de voetbal die zijn zoon Joris van zijn vrouw had gekregen. Marge… vorige week overleden en vader en zoon hadden het er nog zwaar mee. Deze bal moest uit het water.
‘Zou jouw hond de bal uit de vijver kunnen halen?’ vroeg hij aan haar.
‘mijn hond houdt niet zo van water,’ antwoordde ze. ‘Dus liever niet.’
Koos wist niet wat hij hoorde. Die bal moest terug! Daarom pakte hij de hond op en gooide het dier in het water. Daarna realiseerde hij zich pas wat hij had gedaan.
Extra uitdagingen
Deze opdracht kun je nog extra moeilijk maken door de tekst ook nog op de volgende manieren te beschrijven:
- Beschrijf de gebeurtenis vanuit alle personen die in de tekst voorkomen (bij het voorbeeld: dus ook de zoon en de hond)
- Beschrijf het verhaal in de je-vorm zonder ook maar één keer het woord ‘ik’ te gebruiken.
- Beschrijf de tekst vanuit het perspectief van een ding, zoals een boom, een zoutpotje of een wolk.
Succes!