De Romeinse aquaducten: werking, techniek en problemen
Water is van groot belang in het leven. Denk maar eens na over waar, wanneer en hoeveel water je nodig hebt per dag om je dagelijkse taken uit te voeren. Tot op het einde van de 4e eeuw v.Chr. haalden Romeinen water uit bronnen, putten en cisternen waarin regenwater werd opgevangen. Maar na verloop van tijd werd de bevolking en de nood aan water te groot om allen van water te voorzien. Daarom moesten de Romeinen iets anders bedenken. Rome was omringd door zeven heuvels waaruit ze water konden putten alleen moesten ze een manier vinden om dat water dichter bij hen te krijgen. Ze bouwden aquaducten, 11 in totaal, om het water te transporteren richting de stad. Hoe werkten deze aquaducten? Hoe werd het water verdeeld vanuit Rome? Wat deed men met de watervoorzieningen voor openbare plaatsen?
De technologie en techniek bij het bouwen van een aquaduct
Gebruikmaken van zwaartekracht
Bijna alle aquaducten maakten tijdens de klassieke oudheid op een eenvoudige manier gebruik van de zwaartekracht. Men stippelde de loop van de aquaduct zo uit dat het water aan één stuk kon doorstromen van de heuvel, de bron, naar de lager gelegen stad. Tot aan de stadspoorten liep het water doorgaans in een rechthoekige geul, die was bekleed met waterdicht cement. De Romeinen zijn trouwens de uitvinders van cement. De waterdichte cement bestond uit een mengeling van gemalen terracotta en ongebluste kalk. De geul was overdekt om zo vervuiling tegen te voorkomen.
Bron: Henripaulraymond, Pixabay Hoogteverschillen waren doorslaggevend voor de bouw van de aquaduct
De hoogteverschillen moesten zo klein mogelijk zijn om te voorkomen dat het water de bodem van de geul zou doen wegslijten. Maar het verschil mocht ook niet te klein zijn omdat het water anders zou stagneren. Bronnen uit de oudheid gaven geschiedkundigen meer informatie over deze dalingen. Ze varieerden van 1 op 500 tot 1 op 200 maar in de praktijk blijkt het echter te gaan om cijfers als 1 op 40 over 6 km verdeeld. Indien mogelijk werd de geul uit de aardbodem gegraven maar wanneer men kleine valleien of dalen moest overbruggen deed men dit door de geul te metsen bovenop een stevige constructie gekenmerkt door bogen. Soms werden er korte verticale delen als watervallen ingevoegd om steile gedeelten te vergemakkelijken. Bij deze systemen moest men ervoor zorgen dat het water zich nooit hoger bevond dan de bron. Bij bergen moest men tunnels graven of moest het aquaduct om het obstakel heen worden geleid.
Problemen bij het overbruggen van dalen
Er ontstonden problemen wanneer het aquaduct diepe dalen moest overbruggen. Indien mogelijk, kozen de Romeinen voor een route om het dal heen. Dit was technisch gezien de eenvoudigste en goedkoopste oplossingen. Het voornaamste alternatief was een brug zoals Pont du Gard. Het voordeel was dat de bogen grote ruimtes konden overspannen en dus goedkoper waren dan volle muren. Ook werd de druk mooi verdeeld dankzij de bogen. Zo was de Anio Novus een aquaduct van 87 km lang met een lengte van 11 km bogen. De geschatte capaciteit van de Anio Novus was 190.000 m³ per dag.
Waterverdeling in de stad
Castellum aqua
Op het punt waar het aquaduct de stad binnen kwam, stond een groot verdeelreservoir, castellum aqua, dat het water verdeelde over een aantal hoofdwaterleidingen. Via sluizen werd de waterverdeling geregeld. Sommige delen konden worden afgesloten om het te repareren indien nodig. De leidingen waren van lood, terracotta of hout en werden onder de straten of het plaveisel aangelegd. Het water werd onder druk door de leidingen gevoerd. In Pompeji werd het water verder naar de reservoirs boven in een watertoren gevoerd. Dit moest voorkomen dat de leidingen te veel onder druk kwamen te staan.
Wat bij schaarste?
De Romeinen konden het ook regelen dat bij schaarste de leidingen die naar de huizen liepen het eerst werden afgesloten, daarna diegene die naar de thermen liepen en als laatste de leidingen die naar de openbare gebouwen liepen. Indien men teveel water had werd dit naar de openbare fonteinen en putten geleid. In Pompeji lag geen enkel huis 50 m van een openbare fontein zodat elk huishouden kon beschikken over schoon water. Voor Rome was dit echter anders. Het water stroomde meestal 24 uur per dag door de leidingen. Sommige huizen hadden een kraan om de watertoevoer af te sluiten maar die waren zeldzaam.
Water voor openbare doeleinden
Rioleringen in Rome
Het water van de fonteinen werd gebruikt om de riolen die onder de straat door liepen door te spoelen. Niet veel huizen waren aangesloten op het hoofdriool. Men verzamelde afval in de beerputten die geregeld werden geleegd. De inhoud werd als mest verkocht. De rioleringen van de Romeinen waren echter niet voorzien op het voorkomen van gassen als methaan en waren ook niet beveiligd tegen stank en explosies. Ook kon het afvalwater uit de riolen omhoog komen en bij een hoge waterstand terugstromen naar de Tiber.
Afvalwater diende om de openbare toiletten te reinigen
Het afvalwater uit de baden werd dan weer gebruikt om de latrines van het badhuis door te spoelen. In Rome zouden er 144 openbare latrines geweest zijn omdat er in veel Romeinse privé-woningen geen toiletten waren. Vooral wanneer deze woningen deel uitmaakten van hoogbouw omdat men daar geen stromend water had. Indien er wel een toilet in huis was, werd die vaak doorgespoeld met afvalwater uit de keuken.
Lees verder