Mode in de 18e eeuw
Geen eeuw kende een zo groot contrast als de 18e eeuw. Hier kwam de extravagantie van de mode tot haar historische hoogtepunt: niets was te breed, te hoog, te diep, te opgesmukt of te bizar. Korsetten snoerden de vrouw in, bovenmaatse rokken maakten beweging een kunst op zich. De buitensporige luxe had zijn tol: de hongerige Franse bevolking kwam in opstand en ontketende de Franse Revolutie. Aristocratische weelde werd uit den boze, iets waarvan de mode al te duidelijk zou getuigen.
De periode voorafgaand aan de Franse Revolutie
Het koningschap van
Lodewijk XIV eindigde met zijn overlijden in 1715, waarmee de monarchie werd overdragen aan zijn achterkleinzoon. Aangezien deze nog een kind was, werden de eerste regeringsjaren opgevangen door de hertog van Orléans. Het betrof een man van lichtzinnige aard. Hij liet de troonopvolger een hof na dat het niet nauw nam met de zeden, en in de regeringsperiode van
Lodewijk XV werd het er echter alleen nog maar frivoler op. De mode in deze tijd, ook wel aangeduid als de
rococo was hiervan een weerspiegeling: vrouwelijk en lichtzinnig. Men draagt zijde in lichte pasteltinten. Grandeur was niet langer in de mode: het ging nu om de
fysionomie, het kunnen aflezen van iemands persoonlijkheid aan het uiterlijk.
Het herenkostuum werd charmanter dan ooit. De jas sloot aan in de taille en liep uit vanaf de onderrug met behulp van
baleinen. De zijkanten werden opgebold door middel van het samenknopen van enkele plooien bij de heupen. Later werden deze plooien in de achterkant van de jas aangebracht. Als hoed droegen mannen de zogenaamde
driesteek, die ontstond door het opzetten van de hoedrand tot een driehoekige vorm. Rond 1750 werd het gebruikelijk om de driesteek in de hand of onder de arm te dragen; dit kwam zowel de pruik als het gezicht en goede. Pruiken werden gepoederd, om zo beter bij de kleuren van de kledij te passen. Aangezien los neerhangend haar niet meer praktisch was, werd het in rollen opgestoken en aan de achterzijde in een lieftallig gestrikt zakje gedragen.
Het vrouwenkostuum werd gemodelleerd met behulp van
paniers, ook wel “mandjes” genoemd. Dit was een tweedelige set van hoepels, die aan weerszijden van de heupen gedragen werden. Korsetten waren laag uitgesneden en voorzien van een linnen of kanten rand om de nek (
tour de gorge). Het haar werd gepoederd en in kort opgestoken krullen gedragen. De brede jurken gaven enige praktische belemmering. Zo het was een kunst om zich in een koets te manoeuvreren. Voor onkiese, verhullende situaties werd echter niet genoeg gevreesd om het gebruik van ondergoed voor te schrijven; dat beschouwde men als immoreel!
Gedurende de regeringsperiode van
Lodewijk XVI kunnen drie fasen in de Franse mode worden onderscheiden. De eerste fase werd gekenmerkt door buitensporige luxe, frivoliteit en extravagantie. Stoffen waren rijkelijk opgesierd met borduursels en andere kostbaarheden. Damespruiken namen steeds verder in hoogte toe en werden voorzien van soms merkwaardige ornamenten (tot schepen en molens aan toe), alsmede omvangrijke hoeden. Ook namen de paniers tot extreme omvang toe, tot een omtrek van wel 4 tot 5 meter.
Hierna volgde een fase waarin men terugkeerde naar de eenvoud, naar het voorbeeld van Engeland. De Engelsen hadden zich tegen het eind van de 18e eeuw losgemaakt van de modevoorschriften uit Frankrijk en ontwikkelden een eigen stijl. Tot dan toe was de
robe à la Française (ofwel de jurk op z’n Frans) regel, met een sleep die vanaf de nek neer liep. De Engelse tegenhanger, de
robe à la Anglaise, liet deze sleep achterwege en was daarmee gemakkelijker draagbaar. Ook werd de opsmuk achterwege gelaten. Deze manier van aanpak wist de goedkeuring van de Fransen te vinden, wat ontaardde in een ware
Anglomania.
Ook in de laatste periode van de regering van Lodewijk XV liet men zich inspireren door de Engelsen. De damesmode werd zeer masculien, gelijkend als deze was aan het rijkostuum van een heer. Vrouwen droegen zelfs de bijbehorende mannenhoed en stok.
De periode vanaf de Franse Revolutie
In het laatste decennium van de 18e eeuw beleefde de mode nog een drastische kentering, ten gevolge van de revolutie die het Franse rijk tot in haar kern ontwrichtte. De vrouw bevrijdde zich van het korset en het nauwsluitende kostuum. Jurken werden nu eenvoudig en vormeloos, met korte mouwtjes en onder de borst ingerimpeld, naar Grieks voorbeeld. In overeenstemming hiermee werd ook het haar op Griekse wijze gedragen. De fascinatie voor de klassieke oudheid was aangewakkerd door de vondsten in Pompeii. Er werd gebruik gemaakt van zachte kleuren, met een voorkeur voor wit. Door de lichte aard van de stoffen waren de jurken zeer onthullend. Mannen droegen lange, strakke broeken en een halsdoek (
cravat) die tot over de kin of zelfs de mond reikte. De jas was uit een vierkantig patroon geknipt en had veel van zijn elegantie verloren.
Na de val van
Robespierre keerde de luxe terug in de mode. Herenkostuums kregen een sterk militaristisch voorkomen, zonder opsmuk, terwijl de vrouwenmode classicistisch van aard bleef. Waar de flatterende Romeinse stijl passend was voor vrouwen met een forser postuur, droegen slanke, jonge vrouwen de verhullende Griekse jurken. Met de tijd liet de kledij steeds meer onverhuld: van hoog gesloten bij de hals tot een diep decolleté. Dit contrasteerde sterk met de hoog dicht geknoopte en nauw zittende herenkostuums. Hoewel deze damesmode in eerste instantie vrouwvriendelijker overkomt dan de benauwende, bewegingsbeperkende stellages uit het verleden, leert de geschiedenis wel anders. In die bewuste dunne en amper bedekkende jurken brachten de dames ook een strenge winter door, met diverse dodelijke slachtoffers als gevolg. Letterlijke “fashion victims” dus.
Lees verder