Herman Gorter, de grootste dichter onder de Tachtigers
Een man, genaamd Herman Pans Gorter, geboren in de 19e eeuw, gestorven in de 20e eeuw. Een dichter van excellent niveau, die samen met de andere ‘Tachtigers’ de Nederlandse dichtkunst van het heden heeft gevormd.
Levenswandel
Herman Gorter, een man van weinig woorden, maar met een duidelijke gedachte. Geboren in Wormerveer in het jaar 1864 en gestorven op 63 jarige leeftijd in Brussel in het jaar 1927. Herman Gorter, was de grootste dichter onder de Tachtigers. Hij werd beroemd met zijn eerste boek, het lange gedicht
Mei (1889), dat algemeen wordt beschouwd als het hoogtepunt van onze impressionistische dichtkunst. Het is een episch-lyrisch dichtwerk van ruim 4.000 versregels, dat begint met de beroemde regel
‘Een nieuwe lente en een nieuw Geluid’. Het vertelt hoe het meisje ‘Mei’ – de personificatie van de lente – geboren wordt, vol verrukking door de Hollandse natuur dwaalt (vooral het duinlandschap) en ten slotte sterft om plaats te maken voor haar zuster
‘Juni’.
Gebundeld
De korte gedichten die Gorter in dezelfde tijd als
Mei schreef, werden verzameld in de bundel
Verzen van 1890, het tweede boek waarop zijn reputatie berust.
De duidelijke gedachte
Hierna veranderde Gorter's poëzie van karakter. Ofschoon hij in de impressionistische stijl bleef schrijven, werd de inhoud sterk politiek en maatschappijkritisch. Hij was actief in de linkse beweging en groeide uit tot een internationaal gerespecteerd socialistisch politicus en theoreticus. De bewondering, zelfs eerbied die men allerwegen voor hem koesterde, wordt treffend uitgedrukt in de beginzin van het “In memoriam” dat de jongere dichter A. Roland Holst schreef: ‘Sinds ik weet, dat ik hem nooit meer zien zal, is het mij, alsof het helderste van mijn jeugd nu voorgoed van mij werd afgenomen.’
Zie je ....
Hier nog één gedicht van H. Gorter:
Zie je ik hou van je,
Ik vin je zo lief en zo licht -
je ogen zijn zo vol licht,
ik hou van je, ik hou van je.
En je neus en je mond en je haar
en ogen en je hals waar
je kraagje zit en je oor
met je haar er voor.
Zie je ik wou graag zijn
jou, maar het kan niet zij,
het licht is om je, je bent
nu toch wat je eenmaal bent.
O ja, ik hou van je,
ik hou zo vrees'lijk van je,
ik wou het allemaal zeggen -
Maar ik kan het toch niet zeggen.