Sinterklaas en de drie kinderen in ´t pekelvat
“U heeft toch nog andere goederen dan varkensvlees, slager” zei de Sint op strenge toon. De slagersvrouw viel daarop boos uit tegen de Heilige, schol hem uit en zei dat hij maar verder moest gaan en zich met zijn eigen zaken bemoeien. Maar de slager kon slechts sidderend ontkennen, iets anders in de kuip te hebben dan varkensvlees. Hij wist echter wel dat zijn woorden Sint Nicolaas niet overtuigden.
Algemeen
Over deze heilige zijn zo’n 150 legenden geschreven en duizenden verhalen verteld. De verhalen vertellen over zijn zorg voor de armen, zijn opkomen voor gerechtigheid, de bescherming van de zwakken, zijn strijd tegen bedrog en onrecht, zijn optreden tegen onrechtvaardige rechtspraak en het tussenkomen in vele persoonlijke noodsituaties van mensen. Ze verhalen van zijn solidair handelen met de zwaksten van de samenleving (vb. de vrouwen zonder bruidschat, de hongersnood in Myra, de drie kinderen in het pekelvat, de boeren in nood, de schippers in de storm).
Dit laat zien dat we deze egenden eerder als uitdrukkingen van een geloof moeten lezen. Er blijkt dus uit dat Nicolaas een voorbeeld was voor de christenen van zijn tijd. De naam Nicolaos betekent: nikè (overwinning) en laos (volk): overwinnaar, bevrijder voor en van het volk. Hij wordt als heilige, als heelmaker vereerd. Hij is een man van God. Hij komt op voor maatschappelijke en religieus-godsdienstige bevrijding uit de gevolgen van de uitbuiting en onderdrukking van de Romeinse machten.
De Legende
Op een dag kwamen drie arme studenten in Myra aan. Het was reeds laat. Zij waren moe van een lange reis en hadden honger en hadden geen slaapplaats voor de nacht. Geld hadden zij niet. Zij waren naar deze grote zeehaven gekomen in de hoop iets te kunnen leren en op een of andere wijze te kunnen voorzien in hun bestaan. Zij kenden de roem van Sint Nicolaas, die zij vereerden. Zij wisten hoe edelmoedig hij was en hulpvaardig. Maar zij waren bescheiden en hadden teveel eerbied voor hem,om hem zo laat nog lastig te vallen met hun zorgen. Zij besloten daarom die nacht onderdak te gaan vragen bij iemand uit het stadje, daar zij geen overnachting in een van de herbergen konden betalen. Zo gingen zij samen door de smalle straten der stad, zoekend naar een verlicht venster, waar nog iemand wakker zou zijn. Het werd later en later. Toen zij eindelijk bij een slagerswinkel kwamen, waar zij door de vensters nog een vuurtje zagen gloeien in de open haard van de achterkamer. De slager, een nors, flink gebouwd man, vroeg op ruwe toon wat zij wensten. "Wij zijn moe en hongerig en het is al zo laat. Kunt u ons een bed en een maaltijd verschaffen, goede man?" antwoordde de oudste van de scholieren. "Mijn huis staat niet open voor vagebonden als gij" voegde de slager hem toe op bitse toon. Daarop sloeg hij de deur met een harde klap voor hun neus dicht.
Mistroostig stonden de drie knapen in de donkere straat. De koude nachtwind blies door hun dunne kleren. Zij maakten zich reeds gereed om verder te trekken om te zien of andere bewoners hun beter konden helpen dan deze onvriendelijke man. De vrouw van de slager echter, een hebzuchtig en wreed wijf, had het klagen der jongens gehoord. Zij had ook gezien, dat elk van hen een grote zak opzij droeg. Daaruit maakte zij op, dat de studenten hun schatten bij zich droegen. Zij zei tot haar man: "Hoe dom van je, die jongens weg te zenden. Heb je niet gezien, hoe zwaar hun zak was? De zaken gaan slecht en waarschijnlijk kunnen wij genoeg] aan hen verdienen om onze schulden te betalen. Het laatste varkensvlees staat in de kuip en morgen zullen wij geen geld meer hebben om onze voorraad aan te vullen. Indien wij die studenten te eten geven, kunnen wij ons van hun schatten meester maken wanneer zij zullen slapen. Met het geld, dat wij op hen vinden kunnen wij dan morgen weer een ander varken kopen en behoeven wij onze winkel niet voor schulden te verlaten." De slager bedacht zich geen ogenblik en ontgrendelde de deur."Jongelui" riep hij "kom toch maar binnen. Mijn vrouw zal u een maaltijd gereed maken en een bed spreiden. U bent welkom". De studenten waren opgetogen over deze plotselinge verandering. Zij dankten de goede slager en klommen de ladder op, die naar de kamer boven de winkel leidde. Weldra dampte er een geurige schotel op tafel en stilden de drie knapen hun honger met een overvloedig maal. Zij waren zo dankbaar voor deze edelmoedigheid dat zij in hun gebed hun gastheer aanbevalen in de gunst van God en ook een dankgebed richtten tot Sint Nicolaas, wiens voorspraak voor een goede reis zij hadden ingeroepen bij het begin van hun zwerftocht.
Daarna gingen zij naar bed vielen weldra vast in slaap. Nadat de slager en zijn vrouw zich overtuigd hadden dat geen der studenten meer wakker was, namen zij de zakken van de knapen mede naar de achterkamer beneden. Groot was hun teleurstelling toen zij moesten ervaren dat de inhoud der zakken slechts uit boeken bestond. "Het is jouw schuld" schreeuwde de slager tot zijn vrouw. "Hoe kon je ook denken, dat zulke jonge knapen op reis zouden gaan met schatten in hun zakken? Nu zijn wij ook nog het kostbare voedsel kwijt waarvan wij de volgende dagen moesten leven". De vrouw verbleekte van woede. Er speelde een wrede grijns om haar mond toen zij begon te spreken. "Zij zijn zo mals en vet als biggen]" zei ze, "en ze zouden lekker pasteivlees opleveren als wij ze slachtten". De slager bleef een ogenblik voor zich uit turen en beval toen: "Vrouw, haal mijn bijl, ik zal ze doden." "Ja", antwoordde de vrouw, "doe dat. En als je ze gedood hebt, zullen wij vannacht nog pasteitjes van ze maken, die wij dan morgen op de markt kunnen verkopen voor weinig geld per stuk. De knapen zijn dik en wel doorvoed en er zit vlees genoeg aan om twee honderd klanten te bedienen. Met de opbrengst ervan zullen wij heel gemakkelijk een ander varken kunnen kopen." Zij haalden de bijl en samen slopen zij naar de kamer waar de drie knapen in al hun onschuld sliepen. Met één slag doodde de slager de een na de ander. Geholpen door zijn vrouw droeg hij ze daarna naar beneden en de hele nacht verliep met het maken van pasteitjes. Deze werden onder in de kuip gelegd en bedekt met lagen pasteitjes gemaakt van het laatste varkensvlees dat de slager bezat. Heel vroeg in de morgen trokken de slager en zijn vrouw naar de markt om hun waar te verkopen.
Daar stonden zij nu temidden van grote massa kopers. Niemand, die iets merkte aan hen. Zij schenen geen spijt te kennen. Zij riepen: "Wie wil er heerlijke pasteitjes? Zij zijn driemaal goedkoper en toch beter dan die van andere slagers." Reeds begonnen vele handen zich uit te strekken naar hun waar. De kopers prezen zijn pasteitjes, die heerlijk gekruid waren en er fris uitzagen. Zij waren juist bezig bijna de laatste pasteitjes van de bovenste lagen te verkopen, toen plotseling Sint Nicolaas voor hen stond. Hij vroeg: "Slager, wilt gij mij ook wat van uw waar verkopen?" De slager nam de laatste pasteitjes van de bovenste lagen uit de kuip en wilde ze aan de Heilige geven. “U heeft toch nog andere goederen dan varkensvlees, slager” zei de Sint op strenge toon. De slagersvrouw viel daarop boos uit tegen de Heilige, schol hem uit en zei dat hij maar verder moest gaan en zich met zijn eigen zaken bemoeien. Maar de slager kon slechts sidderend ontkennen, iets anders in de kuip te hebben dan varkensvlees. Hij wist echter wel dat zijn woorden Sint Nicolaas niet overtuigden. Want deze keek hem zo doordringend aan, dat de slager op zijn knieën viel en zijn misdaad bekende. Ook de slagersvrouw barstte nu in snikken uit en bekende haar schuld. Toen sprak Sint Nicolaas een kort gebed uit over de pasteitjes, die nog in de kuip waren. Nauwelijks was dit gebed geëindigd of, drie gezonde, naakte knapen rezen er uit op met gevouwen handen en een zegebede op de lippen. De Heilige zei hen, altijd dankbaar en godvruchtig te zijn, wat zij beloofden en hun hele leven lang volhielden. Daarop berispte hij zeer streng de slager en zijn vrouw, beval hun boete te doen en hun zonde te doen vergeven, door voortaan goed te zijn voor hun medemens, zonder daarbij ooit aan winst te denken. Zij gaven nooit meer toe aan hun hebzucht, hetgeen hen zeer gelukkig maakte. Het nieuws over dit wonder verspreidde zich terstond over de stad. Het ging van mond tot mond. En sinds de dag vereren de kinderen Sint Nicolaas als hun grote beschermer.