Barbarijse zeerovers, Europese slaven
De transatlantische slavenhandel waarmee landen als Nederland en Portugal veel geld verdienden door Afrikaanse slaven naar het Caribisch gebied en Amerika te brengen, is een bekend verhaal. Er waren echter ook Europeanen, waaronder Nederlanders, die als slaaf in Noord-Afrikaanse landen werden verkocht. Lees in dit artikel hoe deze slavenhandel eruit zag.
Slaven over de hele wereld
Slavernij is een oud verschijnsel dat in het verleden door vele verschillende volkeren heeft plaatsgevonden. Miljoenen Afrikanen werden in de 16e tot en met de 19e eeuw door Europese slavenhandelaren aan het werk gezet op plantages in Noord- en Zuid-Amerika. De Nederlanders waren verantwoordelijk voor meer dan een half miljoen van deze slaven. In Afrika werden daarvoor al lange tijd krijgsgevangen als slaaf verkocht. Bij de oude Grieken werden al slaven bij verschillende soorten werk ingezet. Maar ook Europeanen verdwenen een paar eeuwen geleden in de slavernij, zij het op minder grote schaal dan in de transatlantische slavenhandel waarvan de Afrikanen slachtoffer werden. De slavenhandel waarvan Europeanen het slachtoffer werden, vond ongeveer vanaf de 16e eeuw plaats.
Barbarijse zeerovers
Barbarije was het gebied in Noord-Afrika waar nu ongeveer Marokko, Algerije, Tunesië, Libië en Egypte liggen. Hierbij ging het vooral om de stadsstaten Salé (in wat nu Marokko is), Algiers (nu Algerije), Tunis (nu Tunesië) en Tripoli (nu Libië) die een groot aandeel in de slavenhandel hadden.
De Barbarijse slavenhandelaars voeren meestal met hun schepen de Middellandse zee op om daar schepen te kapen. Ze hoopten daarbij op volgeladen schepen met kostbare goederen die zij zelf weer konden verhandelen. Daarnaast namen ze de opvarenden van de gekaapte schepen gevangen als slaven, ook wel bekend als ‘christenslaven’. De Noord-Afrikanen waren moslims, die geen moslims als slaaf mochten houden, maar christenen wel. Een andere manier die door sommige van de Barbarijse slavenhandelaars werd ingezet om aan slaven te komen, was om naar de kust van bijvoorbeeld Spanje of Italië te varen. Daar gingen ze aan land om de bewoners van de kustdorpen gevangen te nemen. Mannen, vrouwen en ook kinderen werden meegenomen. De christenslaven werden hardhandig in het ruim van de Barbarijse schepen gegooid en meegevoerd naar de Noord-Afrikaanse kusten.
Het leven als slaaf
Aangekomen in de haven van bestemming werden de slaven meegevoerd naar de slavenmarkten. Daar werden ze te koop aangeboden. De hoogste bieder nam, na grondige inspectie van de slaven, de Europeanen mee. Een deel van de mannen werd gekocht om als galeiroeier te werken. Veel vrouwen werden ingezet als seksslaaf of als huisslaaf. Weer anderen werden staatsslaven en kwamen in gevangenissen terecht. Hoe het leven van een slaaf er vervolgens uit kwam te zien, was sterk afhankelijk van door wie ze gekocht werden. De mannen die als roeier van de galeien op Barbarijse schepen te werk werden gesteld, hadden een zwaar leven. Ze zaten vastgeketend met andere slaven aan de riemen en op deze manier moesten ze in hoog tempo roeien. Degenen die niet snel genoeg waren werden geslagen. Voldoende voedsel kregen de galeiroeiers niet. Daarnaast was de hygiëne ook niet al te best. Ook de slaven in staatsgevangenissen kwamen in smerige gebouwen terecht en hadden een ronduit slecht leven.
Slaven die als huisslaaf werden gekocht hadden het meestal iets minder zwaar. Afhankelijk van hun baas kregen ze vaak voldoende eten, een hygiënischer omgeving en ze werden beter behandeld. Vrouwen deden in zo’n geval vaak huishoudelijke taken. Mannen werkten bijvoorbeeld als houthakker, bouwvakker of in zoutmijnen.
Er wordt geschat dat er in de 16e, 17e en 18e eeuw ruim één miljoen Europeanen als slaaf te werk zijn gesteld in Noord-Afrika. Het grootste deel hiervan bestond uit Spanjaarden, Italianen, Engelsen en Fransen. Waarschijnlijk waren er zo’n 10.000 tot 12.000 Nederlandse slaven in Noord-Afrika.
Van slaaf tot vrij man
Sommige slaven kregen hun vrijheid terug, maar voor de meesten gold dit niet. Er waren altijd slaven die probeerden onder hun zware bestaan uit te komen door te ontsnappen. Meestal slaagden ze hier niet in. Sommige groepen slaven kregen bijvoorbeeld een ketting met een zwaar gewicht aan hun enkel, waardoor ontsnappen nogal lastig werd. Andere slaven lukte het soms wel om uit hun verblijf weg te komen, maar vaak werden zij snel weer gepakt omdat men ze herkende aan hun lichte huidskleur en aan de slechte kleding die ze droegen. Dan werd een slaaf zwaar gestraft door middel van lichamelijke mishandelingen of verminkingen.
Een kans om wel vrij te komen was het betalen van losgeld. Voor de meeste slaven kwam er niet genoeg geld om ze vrij te laten, maar voor sommigen wel. Dit geld werd bijvoorbeeld verzameld door familieleden. Nederlandse vertegenwoordigers namen het dan mee naar Noord-Afrika om konden zo de slaven vrijkopen. In sommige plaatsen gaf de bemanning van schepen voor de reis geld af dat gezamenlijk bewaard werd. Mocht hun schip gekaapt worden en de bemanning als slaaf verkocht worden, dan was er geld om ze vrij te kopen.
Een laatste manier om onder het slavenbestaan uit te komen, was om je te bekeren tot de islam. Moslims konden immers geen moslim als slaaf houden. Deze tot de islam bekeerde christenslaven konden een andere baan krijgen, en mogelijk zelfs helemaal vrijkomen.