De Myceense beschaving
Rond het jaar 1600 voor Christus ontwikkelde zich in wat nu Griekenland is een nieuwe beschaving. Deze wordt de Myceense beschaving genoemd, naar hun belangrijkste stad Mycene. De Myceners dreven handel, deden aan landbouw en veeteelt, en plunderden andere gebieden om hun rijk uit te breiden. Problemen tussen de Myceners onderling, de opkomst van andere volkeren en een verzwakkende economie zorgden voor de ondergang van deze beschaving.
De opkomst van de Myceense beschaving
De Myceners waren een volk dat leefde in het huidige Griekenland. Voor de Myceners zich ontwikkelden tot een beschaving, leefden er verspreid over Griekenland verschillende groepen mensen. Deze worden samen de Achaeërs genoemd. Rond 1600 voor Christus arriveerde één van deze groepen op het schiereiland Peloponnesos. De daar al levende bevolking werd onderworpen, en de groep Achaeërs vestigde zich permanent op de Peloponnesos, waardoor een nieuwe beschaving zich kon ontwikkelen. Dit werd de Myceense beschaving. Het Myceense rijk was niet één koninkrijk, er waren verschillende afzonderlijke koninkrijkjes met allemaal een eigen bestuur. Ze spraken echter wel allemaal dezelfde taal en hadden dezelfde cultuur waardoor ze tot één volk worden gerekend. De taal die ze spraken was Grieks of in ieder geval een vorm van Grieks. Daarom worden de Myceners meestal gezien als de eerste Grieken en vormden zij het begin van de cultuur van de oude Grieken. De grootste en belangrijkste stad van de Myceners was Mycene, vandaar ook de naam van het volk.
Rond 1450 voor Christus trokken de Myceners naar Kreta, waar op dat moment nog de Minoërs leefden. De Minoïsche beschaving kwam mede hierdoor tot een einde en de Myceners werden de nieuwe heersers van Kreta. Ook stichtten ze kolonies op Rhodos en Cyprus. Door daarbij goede handelscontacten te onderhouden met verschillende volkeren en landen in de omliggende gebieden heersten de Myceners over een groot deel van de Middellandse Zee.
Handel, landbouw en veetelt
Voor de Myceense economie was de handel erg belangrijk. Zoals genoemd dreven de Myceners veel handel met verschillende volkeren rond de Middellandse Zee. Ze hadden goede handelscontacten met onder meer de bevolking van het Midden-Oosten, het zuiden van Italië en Sicilië, Egypte, Cyprus en Turkije. Ook de handel met de Minoërs was belangrijk, tot de Myceners de Minoïsche beschaving verdreven en zelf over Kreta heersten. Naast de handel bleven de Myceners andere gebieden plunderen. Dit gold vooral voor de inwoners van de steden Mycene en Tiryns die hiermee veel geld binnenhaalden.
Verder leefden veel Myceners van de landbouw en de veeteelt. Ze verbouwden onder andere gerst, tarwe, druiven en olijven. Als dieren werden voornamelijk schapen gehouden omdat zij wol opleverden. Geiten werden ook gehouden. Naast de landbouw waren er vooral in de steden ook andere beroepen, zoals kleermaker, goudsmid en pottenbakker. Het grootste deel van de bevolking woonde in nederzettingen, die soms versterkt werden door er stenen muren omheen te bouwen. De verschillende koningen die in het rijk woonden, hadden vaak indrukwekkende paleizen. Deze bouwden ze boven op heuvels en voorzagen ze ook van stenen muren. Dit maakte het makkelijker om de paleizen en nederzettingen te verdedigen. Het werden akropolissen genoemd, ofwel hoge steden.
Religie
De Myceners geloofden in het bestaan van meerdere goden. Waarschijnlijk stammen verschillende goden van de oude Grieken uit de Myceense periode, zoals Poseidon, Athene en Zeus. De Myceners hadden wel tempels, maar niet veel. Wel hadden ze meer altaren om dieren te offeren om hiermee de goden te eren.
De ondergang van het Myceense rijk
Rond 1200 voor Christus begon de Myceense beschaving in verval te raken. Hiervoor zijn meerdere redenen. Ten eerste was de economie verzwakt. Mogelijk vonden er in deze periode veel misoogsten plaats waardoor het slechter ging met het rijk. De bevolking begon weg te trekken uit de steden. Ten tweede waren er problemen tussen verschillende volkeren onderling die in het gebied woonden. Ook dit zorgde ervoor dat het rijk verzwakt raakte. In andere gebieden rond de Middellandse Zee was eveneens sprake van een onrustige periode.
De derde oorzaak, en de belangrijkste, waren volkeren van buiten het rijk die het gebied binnenvielen. Zo vielen bijvoorbeeld rond 1150 voor Christus de Doriërs het rijk binnen. Er ontstonden gevechten tussen de Myceners en de Doriërs. Ook andere volkeren trokken het gebied binnen en leverden strijd met de Myceners. Nog meer mensen trokken weg uit de steden en het rijk verzwakte verder. De Doriërs dreven de Myceners weg en verspreidden zich over de Peloponnesos. De Myceners werden zonder veel moeite verslagen door de Doriërs omdat de Doriërs betere wapens in hun bezit hadden. Andere volkeren, zoals de Ioniërs, verspreidden zich over andere delen van het rijk. Rond 1100 voor Christus kwam er hierdoor een einde aan de Myceense beschaving.