De Minoïsche beschaving
Zo'n 4600 jaar geleden ontwikkelde zich een grote beschaving op wat nu Kreta is. Dit volk wordt nu de Minoërs genoemd. De Minoërs dreven veel handel met omliggende volkeren. Verder was de landbouw een belangrijk middel van bestaan. De ondergang van de Minoïsche beschaving ligt waarschijnlijk in de opkomst van andere volkeren in combinatie met natuurrampen.
De opkomst van de Minoïsche beschaving
De Minoïsche beschaving bestond vanaf ongeveer 2600 voor Christus tot ongeveer 1200 voor Christus en ontwikkelde zich op het nu Griekse eiland Kreta. Hoe de beschaving precies is ontstaan, is onduidelijk. Mogelijk kwamen er zo’n 6000 jaar voor Christus boeren aan op Kreta die zich daar definitief vestigden. Dit zouden de voorouders van de Minoërs kunnen zijn. Een andere mogelijkheid is dat er op Kreta al jager-verzamelaars leefden die zich vermengden met andere volkeren die later op Kreta aankwamen.
De Minoïsche beschaving was de eerste grote beschaving in Europa. Er ontstonden steden en werd er veel gebouwd. De bevolking breidde zich uit en de handel bloeide op. Kreta lag op een centraal punt in het Middellandse Zeegebied. De Minoërs bevonden zich dus in een gunstige positie om te handelen met verschillende omliggende gebieden. Hierdoor waren ze in staat hun macht uit te breiden. Rond 2000 voor Christus bereikte de Minoïsche beschaving haar hoogtepunt en heersten ze over de hele Middellandse Zee.
De benaming van het volk
De benaming Minoërs of Minoïsche beschaving is pas vele jaren later bedacht, dit was niet hoe het volk zichzelf noemde of hoe ze in die tijd genoemd werden door omringende volkeren. De benaming is ten eerste gebaseerd op de mythologische figuur Minos. Hij was de koning van Kreta. Onbekend is of er ook daadwerkelijk een koning met de naam Minos is geweest op Kreta. Ten tweede is er de legende van de Minotaurus. Dit zou een wezen zijn dat half mens en half stier was. Stieren waren waarschijnlijk ook heilige dieren voor de Minoërs. Het wezen zat opgesloten in een labyrint onder het paleis van Knossos omdat hij gevaarlijk was. Koning Minos was degene die de Minotaurus zou hebben opgesloten. Elk jaar moesten kinderen als voedsel voor de Minotaurus dienen, tot hij werd gedood door de prins Theseus. Door deze mythologische figuur koning Minos en de legende van de Minotaurus werd eeuwen later door een archeoloog voorgesteld deze oude beschaving de Minoïsche te noemen en het volk daarmee de Minoërs.
Religie en gebouwen
De Minoërs waren polytheïstisch, ze geloofden in het bestaan van meerdere goden, of in dit geval godinnen. Er waren godinnen voor allerlei zaken. Zo waren er bijvoorbeeld de godin van de vruchtbaarheid en de godin van de oogst. Mogelijk waren er ook goden waarin ze geloofden, maar het aantal godinnen was in ieder geval veel groter dan het aantal goden.
De Minoërs bouwden grote paleizen waar koningen in woonden. Ook werden hier religieuze ceremonies gehouden en werd er gewerkt. Daarnaast waren er opslagplaatsen voor bijvoorbeeld graan en werden er heiligdommen bewaard. Bekende paleizen waren die van Knossos, Malia, Phaistos en Zakros. Het paleis van Knossos was de grootste op Kreta. Vaak werden ze gemaakt van zandsteen, gips en kalksteen. Zowel de paleizen als de Minoïsche huizen bestonden vaak uit twee of drie verdiepingen. De onderste verdieping van huizen werd vaak gemaakt van steen en steengruis, de bovenste van leem. Kenmerkend voor de bouw was ook het gebruik van zuilen.
Leefwijze
Voor de Minoërs was de handel erg belangrijk. In de bloeiperiode vormde het Minoïsche rijk het centrum van de handel over zee in het Middellandse Zeegebied. Handelspartners waren bijvoorbeeld het oude Egypte, de Cycladen (een Griekse eilandengroep), Anatolië (het Aziatische deel van Turkije), Kanaän (delen van Israel, Palestina, Libanon en Syrië), het huidige Libië, Italië, Cyprus en mogelijk zelfs Spanje en Groot-Brittannië. Producten die de Minoërs uitvoerden waren olie, wijn, graan, olijfolie, vazen, potten en andere kunst. Ingevoerde producten waren marmer, steen, koper, ivoor en ijzererts. Veel Minoërs leefden ook van de landbouw. Boeren hadden koeien, schapen, varkens en geiten en ze hielden ook bijen. Ze verbouwden onder meer tarwe, gerst, druiven en vijgen.
Het Minoïsche volk had goede metaalbewerkers. Ze maakten sieraden van goud en bewerkten ook koper en brons. Verder staan ze bekend om hun fresco’s en keramiek. Aardewerk als vazen en potten werden rijk versierd. Tevens zijn er zegels gevonden die gegraveerd waren met hiërogliefen. In eerste instantie gebruiken de Minoërs hiërogliefen als hun schrift. Later gingen ze over op een syllabe- of lettergreepschrift, waarbij er voor elke lettergreep een symbool is.
De ondergang van de Minoïsche beschaving
Er zijn waarschijnlijk meerdere redenen voor dat deze eerste grote Europese beschaving tot een einde kwam. Ten eerste lijkt het erop dat er problemen ontstonden tussen verschillende Minoïsche steden. Ten tweede werden Minoïsche steden vanuit zee aangevallen door andere volkeren. Daarbij kwam nog het probleem dat er meer vulkaanuitbarstingen en aardbevingen in het gebied begonnen voor te komen. Zo werden er rond 1700 voor Christus bijvoorbeeld meerdere paleizen verwoest door een aardbeving. Deze werden door de Minoërs herbouwd, al gold dit niet voor alle bouwwerken die in deze periode werden verwoest. Deze gebeurtenissen zorgden ervoor het rijk verzwakte.
In de 17e eeuw voor Christus volgde toen een enorme vulkaanuitbarsting op het eiland Santorini met verwoestende gevolgen. Er kwam veel lava vrij, ook ontstond er een tsunami. Een deel van het Minoïsche rijk werd vernield en het eiland Santorini dat belangrijk was voor de handel over zee, verdween bijna volledig in de zee. Toch was dit nog niet de genadeklap voor de Minoïsche beschaving. Rond 1600 voor Christus kwamen de Myceners aan op Kreta. Zij heersten al over het Griekse vasteland. Rond 1450 voor Christus namen de Myceners ook Kreta volledig in bezit, waarmee er toen eigenlijk al een eind kwam aan de Minoïsche beschaving.