Mongolië en de Grote Khans
Ergens ingeklemd tussen de giganten Rusland en China ligt Mongolië, voor veel mensen een nobele onbekende. Ooit echter regeerden Mongoolse koningen, de Khans, over een gebied dat reikte van Korea, over het Midden-Oosten tot Hongarije en van Rusland tot zelfs delen van Indonesië. Daarmee stond de Khan aan het hoofd van het grootste aaneengesloten land-rijk wat ooit bestaan heeft. Vijf "Grote Khans" zorgden voor de opmars en de bloeiperiode van het Mongoolse Rijk. We bekijken ze even op een rijtje.
Ontstaan van het Mongoolse Rijk: Djengis Khan
Vóór het ontstaan van het
Mongoolse Rijk zwaaien andere volkeren de plak op de Centraal-Aziatische en Mongoolse steppes. Enkele van de laatste stammen die dat deden vooraleer het Mongoolse Rijk ontstaat zijn de Turken (van de 8ste tot de 10de eeuw) en de Oeigoeren (van de 10de tot de 12de eeuw). Tot op een dag ergens begin de 13de eeuw een jonge, charismatische leider van één van de Mongoolse stammen, een zekere
Temüjin, erin slaagt alle stammen onder één leiding te brengen en samen te smelten tot een soort federatie. Voor de eerste keer in de geschiedenis luisteren alle Mongoolse steppevolkeren naar één leider. Hij krijgt de naam:
Dzjengis Khan.
Vanaf dan is het hek van de dam.
Dzjengis Khan en zijn ruiters lijken wel onoverwinnelijk. Ze zijn wreed en woest, ja, maar Dzjengis ontpopt zich ook tot een groot militair strateeg én een diplomaat. Zo slaagt hij er in om heel wat gebieden in zijn rijk in te lijven, zonder ook maar het minste bloedvergieten. Wie de diplomatische weg echter weigert of in de weg staat, moet het zwaard ondergaan, of liever gezegd, de ruiterhordes en de duizenden boogschutters. Maar ook dan komen er nog listen en strategie bij kijken. Heel vaak liet men bijvoorbeeld bij het verwoesten van een stad een paar inwoners van die stad ontsnappen, zodat zij de andere steden op de weg konden waarschuwen en alvast het idee van weerstand konden afraden. Ook werden geregeld lijken in staat van ontbinding of duidelijke tekenen van builenpest over de stadsmuren gekatapulteerd, een soort van biologische oorlogsvoering avant la lettre zeg maar.
In een mum van tijd lopen de troepen van
Dzjengis Khan het grootste deel van Centraal-Azië onder de voeten, een deel van India, het Midden-Oosten, Rusland. Net wanneer de Mongoolse horde op het punt staat Europa aan te vallen, maken de ruiters ineens rechtsomkeer en zetten opnieuw koers naar hun thuisland. In 1226 raakt Dzjengis immers tijdens een jachtoefening gewond en iets later overlijdt hij aan zijn verwondingen. Zoals de regels het voorschrijven moeten op dat moment alle bevelhebbers terug naar het thuisland om de opvolger van de
Khan te kiezen. Europa is bijna letterlijk gered door de gong. We schrijven 1227.
Grootste expansie: Ögodei Khan
Desalniettemin lijken de Mongoolse troepen het hier niet bij te willen laten. Als tweede grote Khan en opvolger van Dzjengis wordt zijn derde zoon Ögodei tot Khan uitgeroepen. Ögodei regeert het rijk van 1229 tot 1241 en zet het werk van zijn vader verder. Daarbij slaagt hij erin het rijk zijn grootste expansie te bezorgen. Intussen ontstaan er neven-khanaten zoals het Il-khanaat in Perzië, het Chagathai-khanaat in het Oeral-gebied en de zogenaamde, gevreesde,
Gouden Horde in Rusland. De Russische prinsdommen komen allemaal onder de heerschappij van Batu Khan, een kleinzoon van Dzjengis. De
Gouden Horde verslaat later ook nog de Poolse troepen en bezorgt Europa nog een aantal bange dagen. Ondertussen bouwt Ögodei een hoofdstad voor het rijk. Dzjengis had immers als nomade geen hoofdstad. het centrum van het rijk was telkens daar waar op dat moment Dzjengis' ger (tent) stond. Toch lijkt de Orkhon-vallei in het centrale gedeelte van het huidige
Mongolië zo vruchtbaar en aantrekkelijk te zijn dat Ögodei besluit om - in navolging van de Turken en Oeigoeren vóór hem - een permanent centrum van het rijk te vestigen. Hij laat een paleis bouwen en legt zo de grondslag voor het ontstaan van
Karakorum, de hoofdstad van het
Mongoolse Rijk. Ook deze "stad" blijft uiteraard het centrum van een nomadenmaatschappij en wordt dus ook grotendeels gevormd door een gigantische cluster gers (nomadententen). Toch is er een gedeelte rond het paleis van Ögodei dat ommuurd is door uit klei opgetrokken muren. Later wordt het paleis vernietigd door Chinese Ming-troepen en delen van het bouwmateriaal worden gebruikt om het Erdene Zuu klooster te bouwen in de 17de eeuw, een klooster dat nog steeds kan bezocht worden (of althans wat ervan overblijft).
Rustperiode: Güyük Khan
Wanneer Ögodei overlijdt, is er even onenigheid over de opvolger. Vijf jaar lang bestuurt de moeder van Güyük Khan (zoon van Ögodei) het rijk als regentes, alvorens Güyük zelf uiteindelijk benoemd wordt en aan de macht komt. Zijn regeerperiode wordt de kortste van de vijf grote Khans. Slechts van 1246 tot 1249 blijft hij op de steppetroon zitten.
Pax Mongolica: Möngke Khan
Afstammelingen van de andere zonen van Dzjengis vinden het maar niks dat men na de dood van Ögodei niet teruggrijpt naar die andere zonen, maar onmiddellijk overstapt naar de volgende generatie en de zoon van Ögodei op de troon zet, en bij historici bestaat dan ook het vermoeden dat Güyük vergiftigd werd (vandaar zijn korte regeerperiode). Op dat moment wordt de kans gegrepen door de nazaten van Tolui, Dzjengis' vierde zoon. Als vierde Khan wordt immers Möngke Khan gekozen, één van de zonen van Tolui en kleinzoon van Dzjengis. Onder de vierde Khan van het Mongoolse Rijk blijft alles een beetje bij het oude. Het hele Centraal-Aziatische gebied staat onder controle van het
Mongoolse Rijk en er ontstaat een soort
Pax Mongolica waarbij de handel tussen oost en west hoog opbloeit langs een netwerk van routes dat we later de
zijderoute zijn gaan noemen. Niet alleen goederen reizen langs die route, ook ideeën, filosofieën, religies. Zo ontstaat er tijdens deze
Pax Mongolica-periode een hele grote culturele uitwisseling tussen oost en west, de twee uiteindes van het gigantische rijk. Uit die tijd dateren de verhalen van Marco Polo en andere bekende reizigers, maar ook de geschriften van franciscaan Willem van Ruisbroek, die als pauselijk gezant naar de Khan gestuurd wordt en aldaar ijverig neerpent wat hij ziet, hoort en meemaakt. Het wordt één van de belangrijkste bronnen die we hebben om vandaag de dag die periode te reconstrueren.
Stichter van de Yuan-dynastie: Kublai Khan
De vijfde grote Khan kent iedereen ook weer bij naam, met dank aan Samuel Coleridge, die er een gedicht aan wijdde: "In Xanadu did
Kublai Khan, a stately pleasure dome decree".
Kublai Khan drukt als laatste grote Khan ook zeker zijn stempel op de geschiedenis. Als broer van Möngke en dus ook kleinzoon van Dzjengis, ontpopt hij zich net als zijn grootvader tot een knap strateeg en diplomaat. Onder zijn bewind gaan de Mongoolse troepen nog een stukje verder: twee keer stuurt hij een vloot uit van duizenden schepen, bemand met tienduizenden krijgers, om Japan te gaan veroveren. De Japanners zien dit met bange ogen aan, maar worden telkens gered door de gong: hevige stormen treffen de Mongoolse vloot en laten die met man en muis vergaan. De Japanners noemen de stormen 'goddelijke winden' of 'kamikaze'. De vloten varen ook richting Indonesië en doen de eilanden Java en Sumatra aan. Daar raken ze verwikkeld in lokale onlusten en blijkt het tropische klimaat toch iets te veel van de krijgers te vergen.
Ondertussen slaagt Kublai er wel in het hele Chinese grondgebied in te lijven en sticht hij in 1261 een nieuwe dynastie: de Yuan-dynastie. Deze blijft in China aan de macht tot 1368. Met het verdwijnen van de Yuan-dynastie - verdreven door een nieuwe dynastie, de Ming - valt min of meer het doek over de periode van de grote khans. De meeste Mongolen keren terug naar hun steppeland en leven een leven zoals voorheen. De Ming beheersen nu grote delen van het gebied.
In Rusland blijft de
Gouden Horde nog tot de 15de eeuw in het zadel, maar dan moeten ze ook daar het schip ruimen.
Even stond
Mongolië als centrum op de wereldkaart - zo'n 150 jaar - tegen het einde van de 14de eeuw zijn de meeste stammen al terug een gewoon leven aan het leiden op de steppe, en verdwijnt Mongolië opnieuw in de vergetelheid.