De conceptuele kunst uit de jaren zeventig
In de jaren zeventig wordt het denkproces dat ten grondslag ligt aan een kunstwerk als minimaal even belangrijk, zo niet belangrijker, gezien dan het kunstwerk zelf. In de conceptuele kunst uit die tijd komt dit het beste naar voren; de conceptuele stroming stelt in feite dat het concept het kunstwerk zelf is. Men zou dus kunnen stellen dat het kunstwerk zo goed als klaar is, zodra de kunstenaar het idee in zijn hoofd heeft. Pure conceptualisten zien hierin ook een dilemma in de conceptuele denkwijze; dit wordt in het artikel verder uitgediept.
Conceptuele kunst
Hoewel conceptuele kunst niets nieuws is in de jaren zeventig, Duchamp bijvoorbeeld liet al eerder conceptuele kunst zien, komt de stroming in de jaren zeventig tot volle wasdom. Hier komt het idee ook verder tot uiting dat het concept het belangrijkste is bij het kunstwerk en niet het uiteindelijke product. De striktste toepassing van het gedachtegoed van de conceptuele kunst strekt het idee zelfs zo ver door dat de kunstenaar het kunstwerk niet eens hoeft te maken zodra het idee ontstaan is. Als de kunstenaar het dan toch wil maken hoeft hij/zij dit ook niet zelf te doen; het kan ook uitbesteed worden volgens de conceptualisten. Lawrence Weiner stelt dan ook het volgende:
- The artist may construct the pice
- The piece may not be fabricated
- The piece need not to be built
Conceptuele kunst zou eigenlijk niet gemaakt moeten worden
Een tentoonstelling uit 1966, van Mel Bocher, liet de achterliggende gedachte hierbij duidelijk naar voren komen. Deze tentoonstelling, genaamd "Working drawings and other visible things on paper not necessarily meant to be viewed as art" liet slechts aantekeningen en werkschetsen zien. Deze tentoonstelling zou men kunnen zien als de echte primeur van de striktere richting van de conceptuele kunst. Sol LeWitt zou hierop voortborduren en zou ook als eerste de term Concept Art gebruiken. LeWitt werkte het idee achter de conceptuele kunst verder uit door te stellen dat het maken van het kunstwerk het concept juist beknot; het uiteindelijke kunstwerk is immers slechts één van de vele mogelijkheden om het concept tot uiting te brengen. Door een kunstwerk daadwerkelijk te maken wordt dus in feite het concept beperkt; alle andere mogelijkheden worden immers uitgesloten door te kiezen voor een verschijningsvorm. Om alle opties open te houden, zou een kunstwerk dus eigenlijk niet gemaakt moeten worden. Hier ontstaat meteen een dilemma; een kunstwerk dat niet gemaakt wordt kan ook niet getoond worden; zonder beeld is er immers geen beeldende kunst.
De oorsprong van conceptuele kunst
Al in de Renaissance werd belang gehecht aan het idee, de inhoud, van de kunst. Men noemde zo’n idee een “concetto”. Bijna alle kunst uit de vijftiende en zestiende eeuw heeft een concetto als grondslag. Daarvoor was de kunstenaar slechts een handwerksman (in de middeleeuwen). Anders dan in de huidige conceptuele kunst ging het bij de kunstenaar uit het verleden echter toch vooral om het zichtbare resultaat. Schilders als Rembrandt en caravaggio lieten immers toch zien dat het eindproduct het belangrijkste was; ze hebben hun werk niet als een simpele schets achtergelaten.
Als men terugdenkt aan de Renaissance en de kunst die daar gemaakt werd, wordt er een duidelijk respect getoond voor de schilders van die tijd. De conceptualisten uit de jaren zeventig hadden het idee dat dit respect voor modernere schilders niet meer aanwezig was; mensen keken vol bewondering naar het werk van de schilders uit de Renaissance, maar zagen moderne schilders toch meer als een soort minder verheven knutselaars. De conceptualisten wilden de kunstenaar weer naar een hoger plan tillen; ze wilden de kunstenaar verheffen tot het niveau van een intellectueel.
Wat willen conceptuele kunstenaars?
Conceptuele kunst is een stroming die op zoek is naar de essentie van de kunst; wat kan er allemaal weggelaten worden dat niet essentieel is. Duchamp deed dit door schoonheid te verwijderen uit zijn kunst en door normale gebruiksvoorwerpen te verheffen tot kunst. Uiteindelijk werd Duchamp slachtoffer van zijn eigen ideeën over kunst; het meest minimale werk dat hij ooit zou verrichten was zijn stelling op een gegeven moment dat hij nooit meer een kunstwerk zou maken. Niet alleen het uitbannen van alle niet noodzakelijke randvoorwaarden binnen kunstwerken was van belang voor de conceptualisten, ook het dwarszitten van de kunsthandel speelde bij sommigen een rol. De kunsthandel was een grote rol gaan spelen indertijd en men dacht deze handel dwars te kunnen zitten door kunst te creëren die onverkoopbaar uitzag. Hieraan lag dan wel weer ten grondslag dat iedereen van de conceptuele kunst kon genieten. Het concept is immers de kunst, dus iemand die begeleid wordt in het concept is vanaf dan in feite ook mede-eigenaar van het kunstwerk. Conceptuele kunst bestaat met name in het hoofd en kan dus zo door de toeschouwer mee naar huis genomen worden.