Het Nieuw-Babylonische Rijk van 625-539 v.Chr

- Algemeen
- De economie in het Nieuw-Babylonische Rijk
- De stichting van de Nieuw-Babylonische dynastie
- Het begin van de ondergang van het Nieuw-Babylonische Rijk
Algemeen
Aan het eind van het eerste millennium v.Chr. stroomde een Westsemitisch volk, dat deel uitmaakte van Aramese stammen van uit de Syrische steppe het gebied van de Vruchtbare Halvemaan rondom de Eufraat binnen. Het symbool van de halve maan refereert tot aan de dag van vandaag aan de pre-Islamitische maangod. Tevens vestigden deze stammen zich mogelijk in de Sumerische stad Ur, de stad van de legendarische Abraham. Daarbij kan echter ook gedacht worden aan vestiging in de stad Urfa, dichtbij de stad Haran in het huidige Turkije gelegen. Ze spraken de Westsemitische Aramese taal, die langzamerhand de Akkadische taal zou vervangen. Dit gold tevens voor het spijkerschrift dat van het Akkadisch overging in het meer praktische Aramees. Aan het einde van de zevende eeuw v.Chr. streed het Nieuw-Babylonische Rijk decennia lang met Egypte om de heerschappij over Kanaän, waarbij de koningen van Juda tussen beide machten in laveerden. Ze kozen daarbij afwisselend voor de ene dan wel voor de andere macht.De economie in het Nieuw-Babylonische Rijk
Wat betreft de handel: door het vinden van het Eanna archief in een tempel in Uruk, waarbij teksten werden gevonden stammende uit de periode 626-486 v.Chr. kon worden afgeleid, dat er in deze periode sprake was van een sterke aanwas in bevolkingsaantallen en een hogere welvaart. Daarbij komt dat de Babyloniërs van oudsher meer gericht waren op handel, astronomie en godsdienst dan hun noorderburen, de Assyriërs. Voor de Babyloniërs was de tempel altijd al een belangrijke (economische) factor, zeker nadat in de zesde eeuw v.Chr. het metaal zilver gebruikt werd als betaalmiddel wat de handel zeer ten goede kwam. In deze periode trad er gedurende tientallen jaren een geslacht van bankiers (de Egibis) als geldmakelaar op voor de Babylonische koningen, waarbij het 12-tallig stelsel gebruikt werd. Tevens was er goede aandacht voor de positie van de vrouw, al hoewel in Nieuw-Babylonische contracten over huwelijk alleen echtscheiding door de man als mogelijkheid werd genoemd.De stichting van de Nieuw-Babylonische dynastie
De stichter van deze dynastie was de gouverneur van Babylonië Nabopolassar van 625-605 v.Chr., die echter nog wel verantwoording schuldig was aan Assyrië, dat al ruim 200 jaar heerste over Babylonië. Om onafhankelijk te worden van Assyrië sloot deze Nabopolassar een verbond met de Meden, waarmede hij vervolgens gezamenlijk oorlog voerde tegen Assyrië.Bovenstaande oorlog werd in 612 v.Chr. winnend afgesloten, daarbij werd de rivier de Tigris met zijn steile oevers de grens tussen Medië en het Babylonische rijk. Babylon werd de hoofdstad van Babylonië en de Assyrische bezittingen in de Levant kwamen tijdelijk onder het beheer van Egypte, dat zich al tijdens de regeerperiode van Ashur-oeballit I (Ashur heeft gegeven) van Assyria had afgescheiden. Na de overwinning op Assyrië werden de Babyloniërs het machtigste volk van Mesopotamië. Tevens liet Nabopolassar talloze bouwwerken verrijzen, waarbij er meer gebouwd werd dan onder alle vroegere koningen. De God Nabo/Nabu had inmiddels in deze contreien de rol van zijn vader Marduk overgenomen en was naast de god van de zusterstad Borsippa vlakbij Babylon, ook de god van de kunst van het schrijven. Nabopolassar werd opgevolgd door Nebukadnezar II.
De regering van Nebukadnezar II van 605-562 v.Chr
Door hen werd in de slag bij Karkemisj in 605 v.Chr. de Egyptische farao Necho overwonnen, Syrië veroverd en in 597 v.Chr. de stad Jeruzalem. Koning Jojakim van Juda die zich vrijwillig had overgegeven werd onder huisarrest geplaatst en Sedekia werd in zijn plaats aangesteld. Dit werd gevolgd door een overwinning van Nebukadnezar II op Sedekia de opstandige vazalkoning van Juda in 587 v.Chr. In beide laatste gevallen werd de plaatselijke bovenlaag van de bevolking gedeporteerd en vervangen door verre nomadische Arabieren. Daarbij werd wel de boerenbevolking ontzien, want die mocht in het algemeen blijven. In 581 v.Chr. werd een derde groep in ballingschap genomen.