Tactieken en strategieën van de Spaans-Azteekse oorlog
Er is een groot verschil in de tactieken en strategieën van de Spanjaarden en de Azteken. De Spanjaarden maakten goed gebruik van het feit dat ze een kleiner leger hadden in vergelijking met de Azteken. De Azteken hadden namelijk een groter leger, maar een onduidelijke tactiek waardoor de Spanjaarden uiteindelijk voor de val van het Azteekse rijk zorgden.
Algemeen
Iedere tacticus of strateeg zal het met de volgende stelling eens zijn: “In een oorlog bepalen de strategieën en tactieken wie de oorlog wint, niet het aantal troepen''. Ook in de oorlog tussen de Azteken en de Spanjaarden telt deze regel. Deze oorlog is hier een heel goed voorbeeld van. De Spanjaarden hadden in deze oorlog slechts duizend man terwijl de Azteekse manschappen in de honderdduizenden worden geschat. Hier wordt het ook direct moeilijk, want de Azteken hebben zelf geen schrift achtergelaten. Hierdoor komt alle informatie van de Spanjaarden of het is gebaseerd op Spaanse kennis. De informatie kan dus nooit helemaal objectief zijn.
Tactieken van de Spanjaarden
Het landschap van die tijd lijkt waarschijnlijk veel op het landschap wat er vandaag de dag is, woestijn en een gematigde zone. Het terrein varieert dus tussen bergtoppen, vlaktes en jungles. Dit soort terrein is niet echt geschikt voor de veldslagtactieken die de Spanjaarden gebruikten. De Spaanse tactieken waren voor die tijd zeer geavanceerd, dit was mogelijk door het sterke leger van de Spanjaarden. Deze bestonden uit vaste formaties van soldaten die in lijnen waren opgezet. De voorste lijnen bestonden uit soldaten met afstandswapens: bogen, geweren en kruisbogen. Deze soldaten waren bedoeld om te zorgen dat de vijand geraakt zou worden door een regen van projectielen terwijl ze op de Spanjaarden afrenden. Hierdoor konden de Spanjaarden slachtoffers maken zonder ook maar te hoeven vechten. Als de vijand eenmaal was aangekomen, zouden ze terugtrekken achter de eigen linies. Daarachter stonden dan een aantal linies van lansdragers. Deze moesten ervoor zorgen dat ze de vijand op een afstand konden houden met hun lange lansen. Als de vijand dan eenmaal doorgebroken was, of wanneer de linie te dun werd, dan was het de beurt aan de rest van de infanterie om gewoon te vechten. Dan werd het gewoon vechten tot de laatste man.
Divisies
Apart van het hoofdleger waren twee andere divisies: de cavalerie en de artillerie. De cavalerie stond vaak klaar in een bebost gedeelte om tijdens de strijd de vijand in de rug (of ‘flank”) aan te kunnen vallen. Dit zorgde ervoor dat de vijand (hopelijk) overrompeld zou worden en ging vluchten.
De artillerie stond vaak op een heuvel of verhoging achter het hoofdleger, samen met een kleine wacht. De artillerie moest over het eigen leger heen schieten, midden in het vijandelijke leger. Dit zou ervoor moeten zorgen dat het vijandelijke leger zou opsplitsen, of zelfs terugtrekken zodat het hoofdleger het makkelijker had. Deze artillerie was alleen niet erg precies, ze hadden een gelijke kans om hun eigen leger te raken. Het terrein was niet geschikt voor dit soort tactieken, aangezien je daar grote, open vlaktes voor nodig had om goed te kunnen manoeuvreren. De Spanjaarden konden dus nog wel functioneren, maar niet optimaal.
Tactieken van de Azteken
Het landschap werkte wel in het voordeel van de Azteken. Zij konden het terrein door hun kennis beter in hun voordeel gebruiken, bijvoorbeeld door hinderlagen te leggen.Er is echter niet veel bekend over de tactieken en strategieën van de Azteken. We weten dat ze een goede scholing hadden en een krijgerselite die tactieken kon ontwikkelen, maar daar houdt het ook mee op. De Spanjaarden waren degenen die de oorlog beschreven en zij zeiden niets over de gebruikte tactieken van de Azteken.
Conclusie
Wanneer je alles meeneemt hadden de Spanjaarden een voordeel als het ging om tactieken. Ze hadden door hun staande leger een ervaren generale staf en wisten hoe ze hun legers konden gebruiken. De Azteken hadden dan wel een militaire traditie, maar helaas is er te weinig informatie om een goed oordeel te kunnen geven over hoe zij het in de oorlog deden. Een bijkomend voordeel voor de Spanjaarden was dat ze gewend waren aan belegeringen. De oorlogsvoering in de 16e eeuw was in principe niets meer dan een serie aan belegeringen om te proberen om de kernregio’s van de tegenstander in te nemen. De Spanjaarden hadden niet alleen door hun kanonnen, die stadsmuren snel konden verwoesten, maar ook door de grootte van de Azteekse steden een voordeel. Door de hoge bevolkingsdichtheid konden ziektes daar tijdens een belegering snel de hele stad demoraliseren.
Lees verder