Het beklag van Margaretha van Mechelen door Hugo de Groot
In 1651 verschijnt de bloemlezing Verscheyde Nederduytsche Gedichten, van Grotius, Hooft, Barlaeus, Huygens, Vondel en anderen. In deze gedichtenbundel is ook het gedicht Klaghte der Vrouwe van Mechelen Over De Min des Prinsen van Oranje gepubliceerd, wat geschreven is door Hugo de Groot. Het gedicht heeft betrekking op de relatie tussen Margaretha van Mechelen en stadhouder Maurits van Oranje. De auteur verplaatst zich in het gedicht in Van Mechelen, die een affaire heeft met Van Oranje.
Inhoud
Waar gaat het gedicht over?
In dit gedicht verplaatst de Groot zich in Margaretha van Mechelen, de maîtresse van Maurits van Oranje. Zij doet hier haar beklag over hoe Maurits haar behandelt, namelijk op een liefdeloze en zelfzuchtige manier. Hugo de Groot behoort tot de eerste generatie Leidse humanisten en heeft veel inspanning geleverd om de Griekse dichtkunst toegankelijk te maken. Deze klassieke invloed is ook terug te zien in de Klaghte der Vrouwe van Mechelen Over De Min des Prinsen van Oranje. Dit is bijvoorbeeld terug te vinden in de ondertitel van het gedicht. Deze luidt als volgt: ‘Num lachrymas victus dedit, aut miseratus amantem est?’ In de Engelse vertaling betekent deze zin: ‘Did he, overcome, shed tears or pity her who loved him?’ De ondertitel komt er vrij vertaald naar het Nederlands op neer dat iemand zich afvraagt of hij ooit medelijden heeft gehad met of een traan heeft gelaten om degene die van hem hield. Deze zin is afkomstig uit het heldendicht Aeneis van Vergilius. Er kan gesteld worden dat de Groot in het gedicht gebruik heeft gemaakt van de klassieke retorica, om het verdriet van Margaretha over te brengen op de lezer.
Klassieke retorica
De klassieke retorica dient drie doelen: onderwijzen, vermaken en emotioneren. Hugo de Groot heeft met zijn gedicht de lezer waarschijnlijk willen emotioneren. Hij heeft de lezer ervan willen overtuigen hoe ongelukkig Margaretha zich gevoeld heeft in haar relatie met Maurits. Dit valt onder andere op te merken uit de zesde strofe: ‘Wie kan my verr’ van hier in zee een eylandt toonen, Daer ick magh gaen alleen met mijne droefheyt woonen.’ Zij voelt zich zo ongelukkig dat zij wel alleen met haar droefheid op een eiland zou willen wonen. Ook wordt de relatie als onmogelijk beschreven, want Margaretha voelt zich niet goed genoeg voor Maurits. Dit is terug te zien in de zestiende strofe van het gedicht: ‘Tot dat ghy eene vindt die van u zy geacht, In liefde my gelijck, maer hooger van geslacht; Die d’eere magh geschiên van sonder schaemt of vresen, Altijdt by u te wesen.’ Margaretha voelt zich blijkbaar niet voldoende voor Maurits omdat zij van lagere adel was en heeft het gevoel dat hij zich voor haar schaamt. Ook lijkt er een boodschap in het gedicht te zitten die zegt: wees voorzichtig in de liefde. Hiermee dient het gedicht dus ook een belerend doel.
De relatie tussen Margaretha van Mechelen en Maurits van Oranje
Margaretha van Mechelen werd geboren in België rond 1581 en stierf in Den Haag in 1662. Vanaf 1601 had zij een relatie met stadhouder Maurits van Oranje. Van Mechelen stamde af van de katholieke bastaardtak van de Nassaus en was van lage adel. Het is onduidelijk hoe Margaretha en Maurits elkaar hebben leren kennen, maar vanaf 1601 wordt zij door hem onderhouden. Maurits weigerde te trouwen en een huwelijk bleef uit, maar de relatie werd door tijdgenoten wel als een vaste verbintenis gezien. Dit is onder andere terug te zien in de drie zoons die uit de verbintenis tussen Margaretha en Maurits voortkwamen, namelijk Willem, Lodewijk en Maurits. Jongste zoon Maurits overlijdt al op jonge leeftijd aan de pest.
Bijzondere verbintenis
Maurits van Oranje had meerdere bastaardkinderen, wat in die tijd niet vreemd was, maar alleen de zoons van van Mechelen namen deel aan het hofleven. Ook woonde Margaretha in Den Haag, in de buurt van het stadhouderlijk hof van Maurits. Verder laat Maurits na zijn dood zijn landgoed en legaten na aan zijn zoons Willem en Lodewijk. Hieruit blijkt dat de relatie tussen Margaretha van Mechelen en Maurits van Oranje een bijzondere verbintenis was en niet zomaar een affaire. Maurits was Margaretha echter ook niet trouw. Dit gedrag wordt in het gedicht van de Groot bekritiseerd.