Ramses II en de slag bij Kadesj
Ramses II uit de 19de dynastie is naast de extensieve bouwkunst tijdens zijn regime vooral bekend vanwege de slag bij Kadesj (Qadesj) in het dal van de rivier de Orontes. Deze versterkte stad was aan drie zijden op natuurlijke wijze omgeven door water en was strategisch belangrijk, omdat het de controle bood over de verbinding van het binnenland van Syrië met de Middellandse Zeekust. Zowel de Egyptenaren als de Hethieten eisten na afloop van de slag de eindoverwinning op.
Algemeen
Ramses II, wiens belangrijkste vrouw Nefertari Merenmoet was, gaf in de eerste twee decennia van zijn regeerperiode (1279-1259 v.Chr) als co-regent opdracht tot de bouw van grote tempels in geheel Egypte. Daarbij werden onder meer in het onderworpen Nubië nieuwe heiligdommen op verschillende locaties aanbesteed. In het kerngebied van Egypte zelf werden indrukwekkende uitbreidingen van de grote nationale tempels in Ioenoe en Herakleopolis, Abdjoe en het naburige Thèbai gerealiseerd. Ook de fantastische tempel van Luxor 242 meter lang en gewijd aan Amon, Moet en Chonsoe werd op een indrukwekkende manier verfraaid. Voor deze tempel werden vier kolossale zittende beelden van Ramses II met de dubbele Antef kroon geplaatst, elk ruim twintig meter hoog. Daarnaast werd de zuilenhal van Aboe Simbel verrijkt met enorme standbeelden van Ramses II en alom werden afbeeldingen van de slag bij Kadesj aangebracht. Tenslotte dient de dodentempel het Ramesseum in Luxor worden vermeld, alwaar het Sed-feest werd gehouden.
Een overdaad aan bouwwerken
Het uitvoeren van zoveel bouwprojecten tegelijk oversteeg de capaciteit van de vermaarde Egyptische steengroeven. Daartoe nam Ramses II zijn toevlucht tot een reeds beproefde aanpak door de monumenten van zijn voorouders, in het bijzonder de tempels gewijd aan Aton, neer te halen. Talloze stenen van deze Aton-tempels werden ontdaan van hun opbouw, die destijds met kleinere stenen waren uitgevoerd. Daarmede kon voorzien worden in de bouw van nieuwe heiligdommen voor de oude Goden. .
Voorbereidingen op de slag bij Kadesj van 1274 v.Chr
Nadat Seti I, de vader van Ramses II, in een veldtocht de Egyptische controle over Phoinikië en Kanaän had hersteld, drong zijn leger diep door in het binnenland van Syrië, waarbij onder meer met behulp van de Amurru ook de stad Kadesj werd ingenomen.
Nadat hij en zijn leger de terugtocht naar Egypte weer hadden ondernomen keerden de bewoners van deze stad, in tegenstelling tot die van de provincie Amurru, echter weer terug in de schoot van de Hethieten. Deze Hethieten hergroepeerden zich en bereidden zich voor op een nieuwe krachtmeting met de Egyptenaren. Na een decennium van kleinschalige schermutselingen was een nieuwe confrontatie niet meer te vermijden en de stad Kadesj werd opnieuw uitverkoren om in deze als strijdtoneel dienst te doen. Daartoe bracht Ramses II van Egypte, de oudste zoon van Seti I die deze in 1274 v.Chr. was opgevolgd een troepenmacht bijeen van zo'n 25.000 man. Dit leger was onderverdeeld in vier divisies, waarvan de koning de leiding had over de voorste divisie, genoemd naar de god Amon, waarmee Ramses II zich nauw verbonden voelde. Na hem volgde de divisies genoemd naar Ra, Ptah en Sutekh. Na een mars van 30 dagen via Kanaän werden posities ingenomen in de regio van Kadesj.
De slag bij Kadesj
Allereerst stak de vooruit geschoven Amon-divisie ten noorden van Kadesj bij het dorp Sjabtuna (het huidige Ribla) de rivier de Orontes over, teneinde zich te positioneren tegenover het Hethitische leger onder koning Muwataliis II. Diens leger was samengesteld uit troepen van Hatti zelf en van de vazal-koninkrijken Arzawa en Mitanni. Daarnaast kwam zijn leger uit alle hoeken van de Hethitische statenbond. Dit leger maakte echter een omtrekkende beweging om de stad Kadesj, stak ten zuiden van deze stad de rivier de Orontes over en viel onverwacht met 3.500 driemans-strijdwagens en 9.500 voetvolk de Ra-divisie aan. Deze bezweek onder deze onverhoedse aanval en vervolgens ontspon er zich een verhitte strijd tussen de Hethieten en de inmiddels toegesnelde Amon-divisie. Aanvankelijk waren de Hethieten die nog 17.000 man achter de hand hadden gehouden hard op weg de strijd in hun voordeel te beslechten, totdat opeens een reserve-eenheid van de Egyptenaren opdook vanuit het Noordwesten. Deze elite-eenheid had zich in Egypte ingescheept om in de Syrische haven Sumur aan wal te gaan, teneinde zich van daaruit ingevolge een vooraf bedacht plan bij de troepen van Ramses II te voegen.
Discutabele einduitslag
Een en ander bezorgde de gedecimeerde Egyptenaren, waarbij zich na afloop van de veldslag de Ptah- en Seth-divisie hadden aangesloten, die dag toch nog de overwinning. De volgende dag gingen de beide legers ditmaal op de vlakte voor Kadesj opnieuw op de vuist, doch beide partijen waren danig verzwakt, alhoewel de Hethieten nog over een voltallige infanterie konden beschikken. Desondanks waren de Hethieten, doordat ze de eerste dag veel van hun driemans-strijdwagens hadden verloren, niet in staat de Egyptenaren een beslissende nederlaag toe te brengen. Beide partijen likten daarna hun wonden en het resultaat was in eerste instantie een staakt-het-vuren, wat later die dag uitmondde in een terugtocht van de Egyptenaren naar hun eigen land. Dit vanwege het feit dat Ramses II wel inzag dat een inname van Kadesj gezien de omstandigheden niet tot de mogelijkheden behoorde en ook omdat hij het al moeilijk genoeg had om de Hethieten te beteugelen.
De bouw van een nieuwe residentie in Per-Ramses
Naast de bouw en reconstructies van tempels in geheel Egypte, werd er op instructie van Ramses II op een strategische punt in het Noordoosten van de Delta aan een zijtak van de Nijl een briljant staaltje van architectuur tot stand gebracht. Daar verrees namelijk in een tijdbestek van 20 jaar in de nabijheid van de oude Hyksos-hoofdstad Hoetwaret (Avaris) naast een koninklijk paleis een volledig nieuwe stad, die de vergelijking met Memphis en Thèbai kon weerstaan. Alleen al de koninklijke vertrekken namen een oppervlakte in beslag van ruim 10 vierkante kilometer en maakten deel uit van een natuurlijk bolwerk aan de oevers van de Nijl. Deze stad was daarnaast voorzien van tempels, openbare gebouwen en gebouwen met een commerciële functie en legerbarakken.
Zo was er onder meer een gigantische bronsgieterij, waarin honderden arbeiders in bedroevende omstandigheden met behulp van moderne hoogovens wapens fabriceerden. Elders in de stad waren koninklijke stallen gesitueerd met bijbehorende reparatiewerkplaatsen, welke ruimte bood aan enige honderden paarden. Het was tevens een kosmopolitische stad, waarvan het centrum een grote tempel, gewijd aan het goddelijke drietal Amon, Ra-Horachty en Atoem, de aandacht trok. En bovendien stonden er in de stad onder meer vier kolossale standbeelden van de koning zelf. Het is zonde dat van dit alles heden ten dage niets meer over is. Het platteland in de regio bezorgde de stad volop fruit, groenten en wijn en er was voldoende weidegrond beschikbaar om grote aantallen vee te herbergen. De streek werd verder gekenmerkt door visrijke kanalen en overvolle schuren met gerst en tarwe.
Verdere militaire acties onder Ramses II
Binnen een jaar na de uitputtende slag bij Kadesj van 1274 v.Chr. begon Ramses II weer met een serie kleinere veldtochten in het Nabije Oosten. Een en ander omdat inmiddels achter de Eufraat de Assyriërs zich roerden en Egypte deze opkomende macht wilde tonen, dat ze nog niet uitgerangeerd was. Ramses III pakte deswege de opstandelingen in Galilea aan en veroverde opnieuw de havenstad Akko (Acre). Tevens veroverde hij enige stadstaten in de Amurru, waardoor er een gespannen sfeer ontstond ten opzichte van de Hethieten. Met het oog op de op de snelle opkomst van het Assyrische Rijk konden deze zich echter geen oorlog met Egypte permitteren en ze sloten derhalve na talloze onderhandelingen noodgedwongen in 1269 v.Chr. een niet-aanvalsverdrag met Egypte. In het verdrag stond onder meer ook dat de Hethieten gebruik mochten blijven maken van de havens van Phoinikië en dat de Egyptenaren vrije toegang kregen tot de zeehaven van Ugarit, zijnde de beschutte ankerplaats Minet-el-Beida op enige kilometers van Ugarit gelegen. De rivier Nahr-el Kelb die 15 km ten noorden van het huidige Beiroet uitstroomt in de Middellandse Zee bleef de grens vormen tussen beide grootmachten. Eerst 11 jaar na dato werd dit verdrag bekrachtigd door Chattusilis III, die daarvoor vanuit de hoofdstad Hattusa afreisde naar Per-Ramses. Omstreeks 1245 v.Chr. huwde Ramses II met de Hethietische prinses Naptera.
Toenemende aandacht voor verdediging
Tegen het einde van zijn regering was Ramses II zich bewust van de toenemende dreiging van de Lybische stammen en bouwde deswege een verdedigingsstelsel. Dit bestond uit een serie kolossale forten, die met een tussenruimte van 75 kilometer de gehele westelijke grens van de Delta bewaakten. Deze forten beschermden niet alleen de toegang vanaf de kust naar de Delta, maar omringden ook de belangrijkste waterbronnen. Aanvankelijk voldeed dit systeem dan ook aan de verwachtingen.
Lees verder