Het Nieuwe Rijk in Egypte 1550-1070 v.Chr
De basis voor de welvaart van het nieuwe Rijk in Egypte werd vreemd genoeg gelegd door de invallen van de Hyksos. Deze volken introduceerden nieuwe gevechtstechnieken, het paard en de strijdwagen in Egypte. Daarnaast het gebruik van kromzwaarden, bijlen en helmen. De kennis daarmee opgedaan benutten de Egyptenaren onder meer door het aanpassen van de strijdwagen in een sneller en wendbaarder model. Daardoor was in een latere fase een agressievere oorlogsvoering mogelijk. Het vervoer in Egypte vond in het algemeen per schip plaats.
Algemeen
Na de dood van zijn vader Seqenenre Ta'a II en zijn broer in de strijd tegen de Hyksos kwam Ahmose I 1550-1525 v.Chr. aan de macht. De eerste 16 jaar van zijn regering was Ahmose I uitsluitend koning van de gouw Thèbai. De eerste 11 jaar daarvan onder regentschap van zijn moeder Ahhotep, wiens bijnaam meesteres van de oever van Hau-neboet een relatie doet vermoeden met de minoïsche beschaving van Kreta. Vervolgens nam het nieuwe Rijk met de 18de dynastie een aanvang. Tijdens de regering van de eerste koning van de 18e dynastie Ahmose 1550-1525 v.Chr., die getrouwd was zijn zuster Nefertari en de broer was van Kamose werd het gezag van de Hyksos niet langer erkend. Ahmose I belegerde hun hoofdstad Hoetwaret (Avaris) en verdreef de Hyksos in 1534 v.Chr. zowel uit de Nijldelta als de stad Sjaroehen in Palestina. Onder Ahmose I werd de stad Thèbai weer de hoofdstad van het nieuwe verenigde Rijk. Een beroepsleger werd ingesteld en tevens werd het zuiden van Egypte tot aan het derde cataract uitgebreid. Onder de vorsten van deze Thebaanse 18de dynastie 1550-1293 v.Chr. werd vervolgens een machtig Rijk geschapen. Nubië werd veroverd en kolonies werden gesticht in Syrié en Palestina. Inmiddels was in Azië een nieuw en lastig volk opgestaan, de Khabiroe, dat eerst onder de zoon van Ahmose I Amenhotep I (Amenhophis I) klein gekregen werd.
De regering van Thoetmosis III en IV
De stiefmoeder van Thoethmosis III Hatsjepsoet regeerde 22 jaar voor hem, totdat deze eindelijk in 1468 v.Chr. het roer van haar kon overnemen. Thoetmosis III bracht het grootste deel van zijn leven op de slagvelden door en maakte Egypte tot een wereldmacht. Zo veroverde hij Palestina tot aan de stad Qadesj en behaalde de overwinning bij Megiddo. In 1440 v.Chr. sloot hij met de staat Mitanni een verbond omdat de macht van de Hethieten weer aanwakkerde. Om dit verbond te bekrachtigen huwde Thoethmosis IV met een prinses van Mitanni, die echter later in zijn harem belandde tot groot ongenoegen van de machthebbers van de staat Mitanni.
Het indammen van de macht van Mitanni
Omstreeks 1395 v.Chr. maakte Egypte een einde aan de macht van de staat Mitanni (door hen Naharin genoemd) die kort daarvoor de Hethieten uit Noord-Syria hadden verdreven en stuurde een expeditie naar de kuststrook van Kanaän. De Peleset werden daarbij verslagen en direct daarna ingezet als huurlingenleger in Kanaän. Tevens stopte men met de bouw van piramiden. In de plaats daarvan ging men in het dal der Koningen/ Koninginnen bij Luxor vorstelijke personen bijzetten in rotsgraven. Ook werd de bouw van de tempel van Karnak (Ipet-Iset) opgestart. Gedurende het grootste deel van de 12de eeuw v.Chr. bleef Kanaän een Egyptische provincie, met als hoofdstad Gazah ('Zh) die schatting betaalde. Na 1130 v.Chr. is Egypte niet meer aantoonbaar aanwezig in Kanaän.
Het instellen van het monotheïsme door Echnaton in 1346 v.Chr
Onder Amenhotep IV (Echnaton) 1351-1334 v.Chr. werd in zijn vijfde regeringsjaar begonnen met de verering van één God Aton (god van de zonneschijf). Een en ander naar het voorbeeld van de Thinistische koningen van de eerste en tweede dynastie die ook de zon vereerden. Bovendien werd echter door Echnaton de verering van andere Goden, ook de staatsgod Amon-Ra, verboden. De residentie werd in 1350 v. Chr. verlegd van Thèbai (verering van hoofd en staatsgod Amon) naar de nieuw te bouwen stad Achet-Aton, wat wij kennen als Tell el- Amarna. Echnaton (Akhenaten) was gehuwd met zijn nicht Nefertete, die hem zes dochters schonk.
De machtige priesterstand kwam vanzelfsprekend in opstand en doordat Echnaton alleen oog had voor het monotheïsme, werd het leger verwaarloosd. Dit kon niet lang goed gaan en in het 17de regeringsjaar van Echnaton werd dan ook de verering van de staatsgod Amon weer ingesteld, onder impulsen van Horemheb en de opperpriester Ay. Nefertete de vrouw van Echnaton diende het veld te ruimen en de verdediging van het land werd weer ter hand genomen. Waarna in de laatste twee jaar van zijn regering Semenchkare, evenals Toetanchamon een zoon van Amenhotep III, als beoogde opvolger werd aangesteld. Een en ander mocht echter niet baten en uiteindelijk herstelde de oud-generaal en latere Pharaoh Horemheb de rust in het land met harde hand. Het leger werd in divisies verdeeld en de superieure composietboog deed zijn intreden. Een en ander maakte een tijd van opbloei weer mogelijk.
De 19de en 20e dynastie
De 19de dynastie 1293-1186 v.Chr
Horemheb werd opgevolgd door zijn kanselier en generaal van de boogschutters Paramessoe (Ramses I). De belangrijkste vorsten gedurende de 19de dynastie 1293-1186 v.Chr. waren echter Seti I 1290-1279 v. Chr. en Ramses II. Seti I onderwierp in zeven expedities Palestina tot aan de stad Qadesj en verplaatste de residentie om strategische redenen naar de stad Tanis. Daardoor ontstonden er naast elkaar twee centra in Tinis en ook één in het godsdienstige centrum Thèbai. Tevens liet hij tempels bouwen in Koerna en Abydos. In deze dynastie bestond het leger voor het merendeel uit huursoldaten, zijnde Nubiërs en Hethieten.
Ramses II
Zijn zoon en opvolger Pharaoh Ramses II 1279-1212 v.Chr. overtrof Seti I nog in belangrijkheid ook al door zijn noeste bouwactiviteiten. Ramses II duelleerde in de slag bij Qadesj in 1274 v.Chr. met de Hethieten onder Muwatallis II. De uitslag was onbeslist, waarbij de stad Qadesj aan de Orontes voorlopig in handen bleef van de Hethieten. Bij deze slag sneuvelde 1/3 deel van de troepen van Egypte. Bij terugkeer van deze expeditie stichtte hij een nieuwe hoofdstad te Pi-Ramesse, ook Per Ramses (Tanis) genoemd. Aldaar sloot hij in 1259 v.Chr. met dezelfde Hethieten een uniek vredesverdrag. Deswege huwde hij met de oudste dochter van de Hethietische koning. In een latere fase huwde hij nog met vier van zijn eigen dochters. Hij had keuze genoeg wat in zijn totaal kreeg hij 92 zonen en 106 dochters. Tevens liet hij ter meerdere glorie van hemzelf kolossale bouwwerken oprichten bijvoorbeeld in Aboe Simbel 1250 v.Chr. en zeven tempels in Nubië. Hij was gehuwd met Nefertari, daarnaast had hij de beschikking over 200 concubines. Uiteindelijk werd hij opgevolgd door zijn 13de zoon Merneptah.
De 20e Dynastie 1196-1070 v.Chr
De stichter van deze dynastie Sethnakht (Seth die zegeviert), die slechts twee jaar zou regeren, herstelde de orde in het land. Deze dynastie kenmerkte zich echter meer en meer door een langzame achteruitgang van het koningshuis. In 1184 v.Chr. verdreef Ramses III met grote moeite de vloot van de zeevolken aan de monding van de Nijl. Deze zeevolken waren voorheen in 1187 v.Chr. onder meer de Nijldelta en de kustgebieden van de Egeïsche Zee binnengedrongen. In 1179 v.Chr. versloeg hij de tweede golf van de zeevolken, die een andere samenstelling had dan die van de eerste golf. Egypte was daarmede de enige grote macht, die overwinningen behaalden tegen de zeevolken. Desondanks deze overwinningen vestigden in 1170 v.Chr. de Libysche stammen de Meshwesh, Tehenu en de Liboe zich in de Nijldelta. De Libyers zouden er zo'n 400 jaar blijven. Vanaf de 12de eeuw v.Chr. kwam er mede door interne problemen dan ook geleidelijk een einde aan de macht van Egypte.
De Egyptenaren waren zeer in beslag genomen door het leven na de dood. Dit veranderde eerst in latere tijden, toen de Libyers in Egypte aan de macht kwamen. Deze Libyers begroeven hun doden gewoon in het zand. Het dodenrijk werd geregeerd door Osiris. De eega van Amon was Moet (moeder). Amon was een orakelgod in de gedaante van een ram.
Lees verder