De kinderen in kamp Westerbork
In de zomer van 1939 werd het Centraal Vluchtelingenkamp Westerbork gebouwd. Het was bedoeld om de Joden uit Duitsland te huisvesten die na de machtsovername van Hitler naar ons land gevlucht waren. In 1942 werd Westerbork een doorgangskamp en wekelijks vertrok er een trein met Joden naar concentratiekampen in Duitsland en Polen. Een deel van de gedeporteerden bestond uit kinderen. In totaal zijn in deze jaren 20.000 kinderen weggevoerd.
Geen kamp bij paleis ‘t Loo
Na de machtsovername van Hitler namen veel Duitse Joden de wijk naar Nederland. De overheid wilde voor hen geen geld uitgeven, maar besefte wel dat er opvang geregeld moest worden. Daarom besloot zij een vluchtelingenkamp te bouwen op de hei in de buurt van Elspeet. Daartegen kwam veel protest, niet alleen van dorpsbewoners, maar ook van de ANWB en van koningin Wilhelmina, die bepaald niet zat te wachten op een kamp in de buurt van paleis ’t Loo.
Wilhelmina’s opvatting gaf de doorslag en de regering besloot om te zien naar een andere locatie. Die vond zij in de omgeving van de Drentse plaats Westerbork. Daar verrees, te midden van uitgestrekte heidevelden, in de zomer van 1939 een vluchtelingenkamp. Het bestond uit huizen, barakken en een centrale keuken. Op 9 oktober namen de eerste Joden er hun intrek. Zij konden hier een normaal leven leiden en vrij in en uit het kamp lopen.
Uitbreiding kamp
Na de Duitse invasie was dat vrije leven voorbij. Het Ministerie van Justitie nam het beheer over van Binnenlandse Zaken en er werd een kampcommandant aangesteld, die samen met een afdeling marechaussee zorg moest dragen voor de rust in het kamp. De brieven van de bewoners werden gecensureerd, ze mochten niet meer fietsen en moesten twee keer per dag op appel staan.
Begin 1942 besloten de nazi’s tijdens de Wannsee conferentie tot de oplossing van het ‘Jodenprobleem’. Alle Joden moesten op een centrale plek in de bezette gebieden samengebracht worden, van waaruit de deportatie kon plaatsvinden. In Nederland werd kamp Westerbork het verzamelpunt. Omdat het kamp te klein was om grote groepen Joden onder te brengen, werd het eerst uitgebreid. Er kwamen 24 nieuwe barakken, geplaatst door de firma’s Van Hoek uit Delft en Modderkolk uit Ede, en een ziekenhuis, ‘Lagerwarenhuis’, scholen en werkplaatsen. Om het terrein lieten de Duitsers een prikkeldraadversperring aanleggen.
Begin van de wegvoering
De SD kreeg het bestuur over het kamp en er kwam een nieuwe commandant, Erich Deppner. Van oktober 1942 tot de bevrijding in april 1945 had de SS’er Albert Konrad Gemmeker de leiding in Westerbork. Samen meteen kampstaf, die bestond uit Joodse gevangenen, was hij verantwoordelijk voor het snel en efficiënt laten verlopen van de deportaties.
De eerste Joden kwamen begin juli aan op station Hooghalen. Vandaar liepen ze vijf kilometer naar het kamp. In november 1942 zorgde de NS - zeer behulpzaam als het ging om Jodentransporten - voor een aftakking die in het kamp eindigde, zodat de Joden daar uit konden stappen. Nadat de nieuwkomers geregistreerd waren, kregen ze een barak toegewezen. Er waren aparte barakken voor mannen en vrouwen. Kinderen bleven bij hun moeder en jongens vanaf veertien jaar kregen een plek in het mannenbarak. Voor weeskinderen was er een apart weeshuis in een van de barakken.
Naar school
De kinderen in kamp Westerbork moesten naar school. Als er veel onderwijzers waren, konden er aparte klassen samengesteld worden, maar die situatie veranderde per week. Na het vertrek van de trein waren er soms zo weinig leerkrachten over dat klassen samengevoegd moesten worden. Naar school gaan was verplicht. De kampstaf had zelfs controleurs aangesteld die spijbelende kinderen moesten opsporen. Net als in het gewone leven, kregen de kinderen aan het einde van een schooljaar een rapport, dat hun ouders inlichtte over hun vorderingen. Vaak hadden kinderen het nog maar net in ontvangst genomen of ze moesten al hun spullen pakken omdat ze gedeporteerd zouden worden.
Voor jonge kinderen was er een crèche. Wie de leeftijd van vijftien jaar had bereikt, kreeg werk in een van de werkplaatsen of in de keuken. Na schooltijd voetbalden de kinderen op het kampterrein of speelden ze onder begeleiding op de hei. Ook organiseerde de kampstaf sportwedstrijden voor hen. Als het regende, knutselden ze in de barakken of vermaakten zich met zelfgemaakte gezelschapsspelletjes. In de nazomer hielpen de kinderen met aardappels rooien bij de boeren in de omgeving en verzamelden ze stro voor de matrassen. In december kwam Sinterklaas op bezoek en kregen de kinderen cadeautjes.
Spanning
Het verblijf in Westerbork duurde voor de meeste kinderen niet lang. Op maandagavond maakte de kampstaf bekend wie er de volgende dag op transport moest. Gemmeker gaf hen wekelijks door wie er op transport moesten en de gevangenen maakten de lijsten. Joden die een baantje in het kamp hadden, kregen uitstel. Voor de meesten gold dat niet. Elke dinsdag vertrok er een trein met Joden en het was steeds opnieuw erg spannend voor volwassenen en oudere kinderen of hun naam op de lijst stond. Jonge kinderen hadden geen besef van de ernst van de deportatie. Toen er weer eens namen werden gepubliceerd van mensen die met het eerstvolgende transport mee moesten, ontdekte een vijfjarig jongetje dat zijn naam er niet op stond. Hij werd erg boos, omdat zijn vriendjes wel op reis mochten, maar hij niet. Zijn vader had een baantje in het kamp en daarom hoefde het gezin nog niet weg.
Unbekanntes Kind
Wezen werden zo snel mogelijk gedeporteerd. Vaak waren zij niet echt wees, maar hadden alleen ondergedoken gezeten en waren - meestal na verraad - opgepakt en naar Westerbork gebracht. Sommige kinderen waren zo jong dat ze hun naam niet wisten en omdat ze geen papieren hadden, registreerde de kampstaf hen als Unbekanntes Kind. Ze kregen een naamplaatje om hun nek waarop deze woorden stonden en werden ondergebracht in barak 35. Het echtpaar Otto en Hennie Birnbaum zorgde voor hen en als hun naam op de transportlijst stond, probeerden zij vrijstelling voor de kinderen te verkrijgen. Meestal lukte dat niet.
In de kinderbarak zaten ook kinderen die uit de diverse weeshuizen in het land waren gehaald. In maart 1943 haalden de Duitsers het weeshuis in Leiden leeg. De kinderen en het personeel kregen een half uur om hun spullen te pakken en daarna vertrokken zij te voet naar het station. Laat in de avond vertrok de trein, zodat de kinderen met hun begeleiders midden in de nacht aankwamen. In het kamp werden ze geregistreerd en daarna door een arts onderzocht op besmettelijke ziekten. De kindertransporten wekten de afschuw op van de bevolking.
Uitslapen
De kinderen die op transport gingen, mochten op dinsdagmorgen uitslapen, zodat ze uitgerust aan de lange reis konden beginnen. Die voerde meestal naar Auschwitz of Sobibor en een enkele keer naar Bergen-Belsen. De kinderen kregen een rugzakje met kleding mee en een voedselpakket en stapten in de trein, in bijna alle gevallen zonder begeleiding.
Op 13 september 1944 vond het laatste transport uit Westerbork plaats. Daarbij zaten 50 Unbekannte Kinder uit het weeshuis. Een van hen stierf tijdens de reis. De anderen verbleven twee maanden in Bergen-Belsen en vertrokken daarna naar Theresiënstadt. Daar maakten zij allemaal de bevrijding mee.