Het euthanasieprogramma van Adolf Hitler
Tijdens de Tweede Wereldoorlog liet Hitler tienduizenden gehandicapten ombrengen in speciale euthanasiecentra en concentratiekampen. Zij vormden een bedreiging voor de zuiverheid van het Germaanse ras en moesten uit de weg geruimd worden. Door middel van sterilisatie probeerde hij daarnaast te voorkomen dat erfelijke ziekten aan het nageslacht doorgegeven zouden worden.
Anna
In het voorjaar van 1940 kregen de ouders van de verstandelijk beperkte Anna Lehnkering (24) het bericht dat hun dochter was overleden aan een longontsteking. Anna verbleef in een psychiatrische kliniek in Bedburg-Hau, in de buurt van Kleef. Pas in 2003 ontdekte een nichtje van Anna dat zij slachtoffer was geworden van het euthanasieprogramma van de nazi’s. Anna was op 6 maart 1940 met 456 andere patiënten naar Grafeneck bij Stuttgart gebracht en daar vergast.
Verplicht steriliseren
Adolf Hitler startte zijn euthanasieprogramma in het najaar van 1939. Hij wilde het Germaanse ras zuiver houden en daarom moesten alle gehandicapten en psychisch zieken gedood worden. In 1933 had hij al een eerste stap op weg naar dit doel gezet met zijn sterilisatiewet. Wie schizofreen was, manisch depressief, epileptisch of verslaafd aan alcohol was verplicht zich te laten steriliseren om te voorkomen dat zijn nageslacht deze aandoeningen of verslaving ook zou krijgen.
Duitse artsen waren enthousiast en het Britse blad The Eugenies Review sprak zijn waardering uit voor de nieuwe wet. The New York Times berekende dat als er 400.000 Duitsers gesteriliseerd zouden worden dit Duitsland in de toekomst jaarlijks een besparing van één miljoen Reichsmark zou opleveren.
Documentaires
Het gunstige onthaal van Hitlers plan paste in een tijd waarin het idee van een natuurlijke selectie erg populair was. De leer van Darwin met zijn strijd om het bestaan, waarbij alleen de sterksten overleefden, had in Duitsland een gunstig onthaal gevonden. Velen waren bang voor degeneratie van het volk en de campagne die het sterilisatieprogramma begeleidde, wakkerde deze angst alleen maar aan.
Hitler liet documentaires maken met titels als
Sϋnden der Vȁter,
Erbkrank en
Alles Leben ist Kampf die beelden van ernstig gehandicapte mensen lieten zien en waarin uitgelegd werd dat deze wezens, die in de natuur geen schijn van kans hadden om te overleven, nu in leven gehouden werden in dure tehuizen. Zij waren de staat tot last, kostten handen vol geld en ‘besmetten’ het volk. Sterilisatie was dus zeker verantwoord.
Euthanasie gehandicapte jongen
De stap naar euthanasie was vervolgens niet groot. Al in de jaren twintig hadden twee Duitse geleerden, de jurist Karl Binding en de psychiater Alfred Hoche voorgesteld het verbod op euthanasie op te heffen en ongeneeslijk zieken en psychiatrische patiënten te doden. ‘Vernichtung lebensunwerten Lebens’ heette dat.
De weg werd verder gebaand toen een vader in de zomer van 1939 vroeg of zijn pasgeboren lichamelijk en verstandelijk gehandicapte zoontje ‘uit zijn lijden verlost’ mocht worden. Hitler stuurde zijn lijfarts Karl Brandt naar het gezin en droeg hem op het kind te doden als hij inderdaad ernstig gehandicapt was. Brandt constateerde dat de vader een juist beeld had gegeven van de baby en oordeelde euthanasie op zijn plaats. De kwaliteit van leven was naar Brandts mening minimaal voor het jongetje. Op 25 juli 1939 vond de euthanasie plaats.
Aktion T-4
Aktion T-4 kon nu van start. Dit was de codenaam van Hitlers euthanasieprogramma, genoemd naar de plaats waar het kantoor van de uitvoerders stond: Tiergartenstrasse 4 in Berlijn. Aan het hoofd van Aktion T-4 stonden Karl Brandt en Philipp Bouhler, leider van de kanselarij. Zij kregen volmacht om alle gehandicapte en psychisch zieke mensen om te brengen.
Kinderen als eerste slachtoffers
De eersten die slachtoffer werden van Hitlers euthanasiebeleid waren de zogenaamde
Aussenkinder, kinderen met erfelijke aandoeningen. Artsen, verpleegkundigen en vroedvrouwen moesten de namen van kinderen met een lichamelijke of verstandelijke beperking doorgeven, waarna een groep ‘medische experts’ besliste of zij in leven mochten blijven. De kinderen die volgens hen in aanmerking kwamen voor euthanasie lieten zij vanuit hun huis of de instelling waar ze verbleven naar een van de T-4 euthanasielocaties brengen, waar zij de ‘genadedood’ vonden, meestal door middel van een injectie.
Het doden van deze kinderen was speerpunt in Hitlers beleid. Kinderen vertegenwoordigden de toekomst en door het ombrengen van alle kinderen met een handicap zou er in de toekomst een gezonde en gezuiverde staat zijn.
Alfred
Bij de uitvoering van het euthanasieprogramma deden zich zeer trieste situaties voor waarbij ouders vochten voor het leven van hun gehandicapte kind. Zo stelde de verpleegster Anna Wὅdl uit Wenen alles in het werk om te voorkomen dat haar zesjarige zoontje Alfred slachtoffer werd van Hitlers beleid. Zij schreef brieven en sprak met een hoge ambtenaar van het ministerie van Binnenlandse Zaken, maar niets hielp. Op 22 februari 1941 kwamen er mannen met witte jassen naar de Weense kliniek Am Spiegelgrund, waar Alfred verbleef, en doodden de kleine jongen door middel van een injectie.
Nadat het doden van kinderen in gang gezet was, vroegen Brandt en Bouhler Hitler om ook gehandicapte en ongeneeslijk zieke volwassenen te mogen doden. Hitler ging daarmee akkoord, waarna het duo formulieren liet verspreiden onder alle Duitse ziekenhuizen en instellingen voor gehandicaptenzorg. Artsen moesten daarop alle namen vermelden van patiënten met schizofrenie, epilepsie, hersenaandoeningen en misvormingen.
Euthanasiecentra
Brandt en Bouhler gingen daarmee aan de slag en zonder de patiënten gezien te hebben, bepaalden zij wie gedood moesten worden en wie niet. De voor de dood geselecteerden lieten ze overbrengen naar een van de zes euthanasiecentra in het Duitse Rijk, onder meer in Grafeneck, Hartheim (bij de Oostenrijkse plaats Linz) en Berlijn. Daar werden zij vergast.
Protesten
In de loop van 1941 begonnen ouders en geestelijken te protesteren tegen het euthanasieprogramma. Hitler liet daarop het doden in de speciale euthanasiecentra stopzetten. In het geheim ging het moorden echter door in ziekenhuizen en in concentratiekampen, tot aan de bevrijding. Eind 1941 was al een derde deel van de bewoners van psychiatrische inrichtingen in Duitsland overleden en in totaal zijn naar schatting 200.000 mensen in Duitsland omgekomen door euthanasie.