Hoe suiker onze geschiedenis schrijft
Suiker wordt gewonnen uit suikerriet en suikerbieten. De suikerrietplant werd onder andere in Suriname op plantages door Afrikaanse slaven geoogst. De geschiedenis van suiker gaat ver terug in de tijd, in de prehistorie was suiker in India al bekend. Door te kauwen op de stengels van de plant kwam een zoete smaak vrij, door het sap te droogkoken blijft een zoete substantie achter die lang bewaard kan worden.
Hoe suiker zich over de wereld verspreidde
Origineel komt de suikerrietplant uit Nieuw-Guinea en via de Indische-Oceaan is de plant in India terechtgekomen. Dat moet ongeveer 2.500 jaar geleden zijn. In India, Bihar, langs de oever van de Ganges werd de rietsuikerproductie en de raffinage daarvan ontwikkeld.
Het heeft lang geduurd voordat suiker in Europa terechtkwam, er wordt vermoed dat na Alexander de Grote de suiker naar Griekenland kwam. Rond 1390 werd in Scandinavië suiker verhandeld, die handel in suiker was in handen van Venetië. De kruidenroute langs de oostkust, die de Venetianen beheersten onder toedoen van Marco Polo, bracht de suiker naar Europa.
Suiker kreeg vaste voet in onze beschaving
Een omwenteling in de geschiedenis was de bezetting van Spanje door de moslims in 711 tot 1490. De moslims brachten in die tijd hun tuinbouwmethoden mee en daarmee ook de suikerbouw. Nadat Spanje zich bevrijd had van de moslims, de Reconquista, hadden de Spanjaarden de keuze om de teelt van suiker in het binnenland door te zetten. Dat werd niet het geval, in plaats daarvan waren de Spanjaarden gericht op kolonisatie van de wereld en de inzet van slaven op plantages. Christoffel Columbus verscheepte inmiddels stekjes van suikerriet naar Haïti. De Portugezen, die eveneens gedreven aan het kolonialiseren waren, hadden in Madeira een suikerplantage liggen die samen met de productie van wijn werd opgezet, de zoete wijnen van Madeira zijn tot op heden nog een begrip in de wereld. De Spanjaarden vervoerden stekjes van de suikerrietplant naar de Canarische en Caribische eilanden.
De Spanjaarden brachten de handel van suiker en andere koopwaar in associatie met de slavernij. De komende 300 jaar beheersten zij deze handel. Tot 1850 was de productie van suiker onlosmakelijk verbonden met slavernij. De inzet van slaven om suiker te produceren was eigenlijk niet meer nodig. De landbouwmethoden van de 17de eeuw waren al dusdanig ontwikkeld dat het gebruik van ossen voor een ploeg even efficiënt was als de inzet van slaven. Toch hield de mens deze werkwijze met slaven in stand, de vraag naar suiker wereldwijd was zo groot geworden dat deze scheefgroei in de geschiedenis een feit werd.
De driehoekshandel
De suikerhandel kwam snel op gang door de Europese zoetekauw. West-Indië, Barbados, Jamaica, Cuba, Haïti en Grenada waren de eilanden bij uitstek waar suiker werd verbouwd en geraffineerd. Rond 1660 was Barbados de grootste suikerproducent, rond 1800 was Jamaica de grootste. Cuba werd in de twintigste eeuw de grootste suikerproducent.
Rond 1680 werden de zeehavens in Groot-Brittannië gerund door rijke kooplieden. Zij spekten de banken met hun winsten die voortkwamen uit de suiker en slavenhandel. Dat geld werd weer geleend aan de plantage-eigenaren en die winst daarvan werd weer geïnvesteerd in de ontwikkeling voor de handel in suiker. Er ontstond een driehoek in de handel van scheepsgoederen tussen de Britse havens, de West-Afrikaanse havens en de Brits-West-Indische havens (Jamaica, Grenada en Barbados). In de Britse havens werden de goederen gelost die van de plantages afkwamen en de schepen werden weer gevuld met wapens, kleding, zout en andere snuisterijen die in het binnenland waren gemaakt. In de havens van Afrika werden deze goederen weer gelost en de schepen werden gevuld met slaven. Deze slaven, waarvan een groot gedeelte tijdens de reis stierf, werden overgebracht naar de plantages in Brits-West-Indië, aldaar werden die slaven verkocht aan plantage-eigenaren. De schepen voeren terug naar Engeland gevuld met suiker, katoen, rum en tabak. Deze driehoekshandel ontstond in 1600 totdat de slavernij in 1850 werd verboden.
Engelsen waren de eerste zoetekauwen van die tijd, een kopje koffie of thee zonder suiker was niet meer weg te denken. Doordat Engeland zo rijk was geworden van deze driehoekshandel, kwam de industriële revolutie daar als eerste op gang. De investeringen in nieuwe technologieën, zoals de stoomtrein, luidden deze revolutie in. Als Engeland deze fase van de geschiedenis, de suikerhandel, niet had gehad zou de industriële revolutie later zijn ingetreden of zelfs misschien ergens anders hebben plaatsgevonden.
Suiker en slaven
De definitie van een slaaf: 'het bezit van een persoon door een ander persoon', dekt de lading niet wat betreft hoe plantage-eigenaren dachten over een slaaf. Slaven waren niet alleen een bezit voor het werk dat verricht moest worden, ze werden ook seksueel misbruikt, verkracht en als beesten behandeld. De leefomstandigheden voor Afrikaanse slaven waren tot een minimum teruggebracht zodat ze alleen maar konden werken en slapen. Erg oud werden ze ook niet. Dit kon niet tot in de eeuwigheid duren. Denemarken (1792) en Frankrijk (1794) legden als eerste een verbod op betreffende de Afrikaanse slavernij. Ook Amerika stelde regelgeving in tegen het gebruik van Amerikaanse schepen voor de handel in slaven. De Britten banden de slavernij in 1807 en Brits-West-Indië in 1834. President Abraham Lincoln schafte in 1863 de slavernij af.
De suikerplantage
De suikerplantages werden bewerkt door Afrikaanse slaven, ook werkten de Afrikaanse slaven in die tijd op katoen- en tabaksplantages. Het werktempo lag erg hoog, om het werkritme vast te kunnen houden zongen de slaven liederen tijdens het werk. Deze liederen en muziek zijn de bakermat van blues en jazz-muziek. Het werktempo op de suikerplantages lag vele malen hoger dan op de katoen- en tabaksplantages. Door het hoge werktempo werden de slaven op suikerplantages maar half zo oud als hun landgenoten op de tabaksplantages.
Bron: Tpsdave, Pixabay De handel in Afrikaanse slaven nog tot 1930 geduurd, het gebruik van slaven op suikerplantages was nog steeds lucratief. Er kwam een definitief einde aan de slavernij op de suikerplantages omdat in Europa, Duitsland een wijze van raffineren van suikerbieten had ontwikkeld. Dat was veel goedkoper, de suikerplantage met zijn slaaf was economisch niet meer haalbaar. De raffinage van de suikerbiet, bedacht door de Duitse wetenschapper Franz Carl Achard in 1800, haalde de rietsuikerhandel die de Britten beheersten onderuit.
Napoleon Bonaparte
De suikerbiet was voor Napoleon het middel om de Britse suikerindustrie de genadeslag te geven, hij liet daarom 28.000 hectaren met suikerbieten beplanten. De suikerbiet was veelzijdig te gebruiken, de pulp die overbleef na raffinage werd gevoerd aan het vee. De stroperige vloeistof die als bijproduct tijdens de raffinage ontstaat werd gebruikt om alcohol te stoken. Dit alles was mogelijk zonder de inzet van slaven. In 1845 was de ondergang van de Britse suikerindustrie een feit, de Britse-West-Indische Compagnie ging failliet.
Lees verder