De politiek van het Duitse Keizerrijk 1871-1918
Het tweede rijk van de Duitse natie was het Keizerrijk, ontstaan na de Duitse eenwording in 1871 o.l.v. kanselier Otto von Bismarck. Het kwam ten einde met het einde van de Eerste Wereldoorlog; keizer Wilhelm II trad toen af en vluchtte naar Nederland. Het Keizerrijk was als staat een voorganger van de huidige Bondsrepubliek Duitsland. De geschiedenis ervan heeft natuurlijk vele facetten - er kan onderscheid gemaakt worden tussen onder meer politieke, culturele en sociaal-economische geschiedenis. Ten aanzien van de politieke geschiedenis: zowel die wat betreft het binnenland als het buitenland was veelbewogen.
Inhoud
De Duitse natie in perioden
De huidige natiestaat Duitsland (de Bondsrepubliek) dateert van na de Tweede Wereldoorlog. Maar de Duitse natie is vele eeuwen ouder. Het begin zou zelfs bij het verdrag van Verdun van 843 geplaatst kunnen worden, toen drie kleinzonen van Keizer Karel de Grote ieder een deel van het machtige imperium van hun grootvader in bezit kregen. Een van hen, Lodewijk II, verkreeg het oostelijke deel dat voor het grootste deel bestond uit het huidige Duitsland en bovendien, als oudste, de keizerskroon.
Het Heilige Roomse Rijk der Duitse Natie
Lodewijk en zijn opvolgers achtten zichzelf, vanwege die keizerskroon, de enige ware opvolgers van Keizer Karel en hadden ook de pretentie ooit te regeren over het héle gebied van Karel de Grote. Zover kwam het nooit, maar de eeuwenlange vijandschap tussen Duitsland en Frankrijk (dat is ongeveer het voormalige westelijke deel van het Karolingische Rijk) wordt vaak daarop teruggevoerd. In navolging van de status van Karel, die pretendeerde de kroon van de Romeinse keizers te hebben overgenomen en later ook heilig verklaard werd, noemden ze hun rijk ‘Het Heilige Roomse Rijk’. In de 15e eeuw gaven ze die pretentie wat betreft de omvang van het rijk op en beperkten hun gebied tot de ‘Duitse natie’ (het huidige Duitsland plus onder meer Oostenrijk, België, Nederland, Bohemen en Noord-Italië).
Op weg naar de Duitse eenwording (1815-1871)
Binnen de bonte lappendeken van de Duitse Bond, gevormd in 1815, was het koninkrijk Pruisen de machtigste staat. De Duitse nationalisten, die van die lappendeken een eenheid wilden maken, hadden dan ook hun hoop gevestigd op een leidende rol van Pruisen bij de gewenste ontwikkeling naar nationale eenheid. En de Pruisische koning zou dan keizer moeten worden. In het revolutiejaar 1848 hoopten die nationalisten dat de ontwikkelingen uiteindelijk zouden leiden tot realisatie van hun verlangen. In mei van dat jaar vergaderden inderdaad meer dan achthonderd vertegenwoordigers van het Duitse volk in Frankfort (het ‘Frankfurter Parlement’) om een grondwet voor heel Duitsland vast te stellen, Maar de beoogde Duitse eenheid kwam er niet want de Pruisische koning wilde geen keizer worden dankzij een liberale revolutie. Meer medewerking konden ze verwachten van de conservatieve kanselier van Pruisen, Otto von Bismarck. En hij wist inderdaad de eenheid tot stand te brengen, niet door onderhandelingen, maar door
Blut und Eisen. Eerst werd rivaal Oostenrijk uitgeschakeld (1866). Toen kwam er in ’67 een Noordduitse Bond, zonder Oostenrijk.
1871: De eenwording gerealiseerd – Duitsland wordt een keizerrijk
De Noordduitse Bond was een soort bondsstaat onder leiding van Pruisen, met Koning Wilhelm als president, Bismarck als bondskanselier en Berlijn als hoofdstad. De machtspolitiek van Bismarck leidde vervolgens tot een conflict met rivaal Frankrijk, dat
toen een keizerrijk was met Napoleon III als keizer. De rivaliteit tussen de twee grootmachten kwam duidelijk naar voren in de
Luxemburgse kwestie (1867) waarbij de groothertog van Luxemburg, Koning Willem III der Nederlanden, ook betrokken was en waarbij het uitbreken van een oorlog bepaald niet denkbeeldig was. Het kwam in 1870 daadwerkelijk tot oorlog tussen Frankrijk en het Duitsland van Wilhelm en Bismarck. Duitsland bleek oppermachtig en Frankrijk moest in 1871 een smadelijke nederlaag accepteren. Dat betekende het einde van het Franse keizerrijk; het land werd een republiek. Bij de overwinnaar ging het andersom: Duitsland werd een keizerrijk, met de Pruisische koning Wilhem als eerste keizer.
Keizerrijk, Republiek van Weimar, Derde Rijk, Bondsrepubliek Duitsland(BRD) / Duitse Democratische Republiek (DDR)
Het keizerrijk werd ook wel het Duitse Rijk genoemd om aan te geven dat het een voortzetting was (als voortzetting werd gezien) van het Heilige Roomse Rijk van de Duitse Natie. De naam 'Duitse Rijk' bleef gehandhaafd tot 1945. Na de val van de monarchie (in casu het keizerrijk) in 1918 kwam er een republiek: de Republiek van Weimar. Het bewind van Hitler en de zijnen, de Nazi's, maakten in 1933 een eind aan die republiek; zij noemden het nieuwe Duitsland het Derde Rijk (het derde in rij na het Heilige Roomse Rijk en het Keizerrijk). Het Derde Rijk eindigde met de nederlaag van Duitsland in de Tweede Wereldoorlog in 1945. Na een tussenperiode van '45 tot '49 (ook wel 'Stunde Null' genoemd) werd in 1949 het voormalige Duitse Rijk gesplitst in twee gedeelten: een westelijk deel: de BRD en een oostelijk, communistisch deel: de DDR. Met de
Wende van 1989 kwam in 1990 de hereniging van de twee Duitslanden tot stand met als naam: Bondsrepubliek Duitsland.
Het Duitse Keizerrijk 1871-1888
Het Duitse Rijk was dus een keizerrijk geworden in 1871 en Koning Wilhelm werd tot keizer uitgeroepen. De betreffende plechtigheid vond plaats in de spiegelzaal van het paleis in Versailles. De vernedering voor Frankrijk was daarmee compleet. En ook veelzeggend: Bismarck, die nu rijkskanselier was, las de betreffende proclamatie voor.
Bismarck aan de macht
Pruisen had duidelijk de leiding in het nieuwe rijk; het leverde niet alleen de keizer en de rijkskanselier maar het had ook een vetorecht in de Bondsraad. Er was wel een parlement, maar dat had weinig bevoegdheden.
Het keizerrijk was een conservatieve monarchie; een bondsstaat die bestond uit vier koninkrijken, zes groothertogdommen, vijf hertogdommen, zeven vorstendommen en drie vrije steden. De leden van de Rijksdag, het parlement, hadden beperkte bevoegdheden; ze werden gekozen door alle mannelijke inwoners boven de 25 jaar. Daarnaast was er een Bondsraad, bestaande uit vertegenwoordigers van de deelstaten (de vorstendommen etc.). Daarin had de overwegend conservatieve landadel (de
Junkers, een klasse waar ook Bismark toe behoorde) een overheersende invloed. De Keizer had veel macht; twee voorbeelden daarvan: hij stelde hoge functionarissen zelf aan en was opperbevelhebber van het leger. De oppositie van links-liberalen, katholieken en socialisten had weinig invloed op de regering van het Rijk.
Binnenlandse politiek
Bismarck had Duitsland na de twee oorlogen sinds 1866, zowel politiek als militair, duidelijk gepositioneerd binnen het verband van de Europese staten. Hij richtte zich nu op het binnenland. Daar bestreed hij twee machten die hij als een bedreiging van de nationale eenheid en veiligheid beschouwde: de socialisten en de rooms-katholieken. De eersten probeerde hij de wind uit de zeilen te nemen door de invoering van progressieve sociale wetgeving. Dat lukte niet, want de socialistische partij werd een grote partij in het rijk, ondanks de repressieve maatregelen die de kanselier tegen haar nam. Van de internationaal gerichte katholieken en hun politieke partij, de Centrumpartij, eiste hij dat ze trouwer waren aan het Duitse vaderland dan aan de paus in Rome. Ook tegen hen nam hij repressieve maatregelen. Dat bracht hem in conflict met de paus. Zo ontstond de zogenaamde
Kulturkampf. Die liep hoog op en in 1875 verklaarde de paus de anti-katholieke wetten van de kanselier zelfs niet-bindend voor katholieken. Later namen beide partijen een meer verzoenende houding aan. Niet in de laatste plaats Bismarck, want die had de katholieken nodig als partner in zijn strijd tegen de socialisten.
Buitenlandse politiek van Bismarck
Ook al richtte Bismarck zich in eerste instantie op de binnenlandse politiek, hij had natuurlijk ook een agenda voor de buitenlandse politiek. Hij begreep maar al te goed dat Frankrijk zich ooit zou willen wreken. Hij probeerde dat land daarom binnen Europa te isoleren. In dat kader zocht hij aansluiting bij Oostenrijk, Hongarije, Italië en Rusland. In 1872 was er zelfs een conferentie van de drie keizers (van Duitsland, Rusland en Oostenrijk-Hongarije). Dat leidde in 1873 tot een 'entente' van de drie rijken. De tegenstelling in belangen onderling was echter zodanig dat Bismarck op den duur wel moest kiezen: samen verder met Oostenrijk-Hongarije (de Donaumonarchie) of met Rusland. Hij koos voor de Donaumonarchie. Zo ontstond in 1879 een verbond tussen die twee, wat natuurlijk de verhouding Duitsland-Rusland aanmerkelijk deed verkoelen. Samen met Italië vormden Duitsland en de Donaumonarchie in 1882 de zogenaamde Driebond.
Voorspel op de Eerste Wereldoorlog
De politieke ontwikkelingen in de onderhavige periode zijn een voorspel gebleken op de Grote Oorlog, beter bekend als de Eerste Wereldoorlog. Niet alleen Duitsland, Rusland en Oostenrijk-Hongarije speelden bij dat voorspel (en in de oorlog) een rol. Zeker was dat ook het geval met Italië, de wereldmacht Groot-Brittannië (Engeland) en de grootmacht op z'n retour, het Osmaanse Rijk (Turkije).
De Balkankwestie
In de voorgeschiedenis van de Eerste Wereldoorlog (1914-1918) kan de Balkankwestie niet ontbreken.
Het grote Osmaanse Rijk was in de loop der 19e eeuw sterk verzwakt door interne problemen en oorlogen. Voor de op uitbreiding van territorium en macht beluste buren, de (groot)machten Rusland, Duitsland, Oostenrijk-Hongarije en Frankrijk was het zodoende een aantrekkelijke prooi geworden. Die (groot)machten richtten zich niet alleen op het Osmaanse Rijk, maar - en dat was bedreigender voor de vrede in Europa - ze bestreden in dit verband ook elkaar. Kortom, de belangen van de genoemde landen waren groot op de Balkan en daardoor de onderlinge tegenstellingen belangrijk. Conflicten en zelfs incidenten konden maar zo uit hand lopen, met enorme consequenties (en dat gebeurde ook inderdaad - zie het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog). Voor het complete plaatje zij vermeld dat ook Italië hierbij een belangrijke rol speelde.
De formatie van bondgenootschappen
De complexe ontwikkelingen in en rond Europa in de periode (globaal) van 1870-1918, leidden tot diverse, wisselende bondgenootschappen. Uiteindelijk ontstond er een kamp van zogenaamde Centrale mogendheden, ook wel de Centralen genoemd: Duitsland, Oostenrijk-Hongarije, het Osmaanse Rijk (Turkije) en Bulgarije; bij hen sloot Italië zich uiteindelijk ook aan. Zij het niet voor lang: al in 1915 schaarde het zich aan de andere kant, de kant van de 'Triple Entente', dat is het bondgenootschap van Engeland, Frankrijk en Rusland. Trouwens, in 1916 kwam daar nog een land bij: Roemenië. Al lang geen drie meer dus; de naam veranderde dan ook in de Geallieerden.
Economische groei en modern imperialisme
De industriële revolutie zoals die begonnen was in Engeland in de tweede helft van de 18e eeuw zette door in de 19e eeuw en voltrok zich toen ook in de rest van Europa en, meestal later, in andere delen van de wereld. De economie en in aansluiting daarop de wereldhandel groeiden. De behoefte aan grondstoffen én afzetgebieden nam daardoor sterk toe; zo ontstond het 'modern imperialisme'. Zowel de economische groei als het daarmee samenhangende modern imperialisme speelde een essentiële rol in de ontwikkeling van de wereldpolitiek en dus ook in die van het Duitse keizerrijk, en dat met name sinds het aantreden van Wilhelm II.
Kolonialisme
Met het modern imperialisme ging het verkrijgen en/of de uitbreiding van koloniaal bezit gepaard. De landen die al koloniën bezaten waren al gauw betrokken bij het uitbreiden van het koloniale bezit. Daarbij ging het vooral om grootmachten als
Engeland en Frankrijk; maar ook landen als Nederland en België waren van de partij bij die ontwikkeling. Het zal duidelijk zijn dat het modern imperialisme annex kolonialisme aanleiding gaf tot heftige conflicten en ook oorlogen tussen de betrokken partijen; tussen enerzijds de landen onderling en anderzijds de koloniserende landen en autochtone bevolking van de betreffende gebieden.
Omslag in de Duitse politiek
Duitsland was nooit een koloniale macht geweest; ook in de tijd dat Bismarck de politiek van het Keizerrijk bepaalde werd er niet gestreefd naar koloniaal bezit. Hij voerde een voorzichtig buitenlands beleid dat vooral bepaald werd door waakzaamheid jegens Frankrijk - hij probeerde dus door bondgenootschappen dat land te isoleren - en verder was zijn buitenlands beleid voorzichtig; hij was zo rond 1888, wat de positie van Duitsland in Europa betreft, wel tevreden met de situatie zoals die toen was.
Wilhelm II daarentegen had nog heel wat pijlen op zijn boog. Hij wenste dan ook een agressieve buitenlandse politiek te voeren.
In die tijd was Duitsland uitgegroeid tot een economische grootmacht, wat gepaard ging met een grootschalige industrialisatie en forse bevolkingsaanwas. Al met al waren de voorwaarden om mee te doen met het modern imperialisme volop aanwezig. En Wilhelm II deed, niet in de laatste plaats vanwege zijn streven het keizerrijk een toppositie in de wereld te bezorgen, graag en volop mee aan de wedijver tussen de mogendheden en zeker ook aan de verwerving van koloniaal bezit en bijbehorende uitbreiding en versterking van leger en vloot.
Het Duitse Keizerrijk 1888-1918
Wilhelm I stond sterk onder invloed van Bismarck. En hij was, net als de kanselier, conservatief. Zijn zoon Frederik III daarentegen was liberaal gezind; diens vrouw
Victoria, een dochter van Koningin Victoria van Engeland, deelde die gezindheid. Dus de liberalen in Duitsland zagen de toekomst zonnig in toen hij in 1888 zijn vader opvolgde. Helaas voor hen - en ook voor Victoria, ze hadden een goed huwelijk - overleed de nieuwe keizer al toen hij nog maar 99 dagen geregeerd had. Nu kwam zijn zoon
Wilhelm II aan de macht. Hoe de geschiedenis zich ontwikkeld had als Frederik was blijven leven, daarover kan slechts gefantaseerd worden (zie daarover de roman van schrijver dezes 'Het fatale manuscript').
Wilhelm II aan de macht
De nieuwe keizer verschilde diametraal van zijn voorganger. Hij was bepaald niet liberaal, wel conservatief, autoritair en machtsbelust. Hij wilde van zijn Keizerrijk een wereldmacht maken en wilde daarom, zoals al naar voren kwam, een andere buitenlandse politiek te voeren dan Rijkskanselier Bismarck, namelijk een
Weltpolitik. Hij wenste zich sowieso niet te laten leiden door zijn kanselier en hij dwong deze af te treden. Wilhelm wenste dat zijn rijk de boventoon zou voeren, wereldwijd; hij wilde niet onder te doen voor die andere wereldmacht, Engeland. Hij wilde ook koloniën verwerven. Al met al paste het mooi bij zijn politieke doelstellingen dat zijn keizerrijk zich economisch zo uitstekend ontwikkelde: hij had grondstoffen nodig en afzetgebied. Een uitgebreid koloniaal bezit was dus gewenst en dus een grote, sterke vloot. Sowieso was een sterk leger onontbeerlijk voor een wereldmacht; dus de invloed van de militairen en het militarisme groeide sterk onder Wilhelm II.
Weltpolitik
Natuurlijk was Engeland niet gediend van Duitslands aspiraties, het wantrouwen groeide snel en 1904 sloot het land een bondgenootschap met dat andere land dat Duitsland wantrouwde: Frankrijk. Ook Rusland maakte zich zorgen en het sloot zich aan bij dat bondgenootschap: in 1907 ontstond zo de al genoemde 'Triple Entente'. Ondertussen groeide het wantrouwen tussen Frankrijk en Duitsland en de spanningen liepen op. Wilhelm probeerde Rusland, Frankrijk en Engeland tegen elkaar op te zetten waardoor de internationale verhoudingen polariseerden. Hij tartte Frankrijk door provocerende activiteiten in diens kolonie Marokko. Dit leidde eerst al in 1905-'06 tot een crisis, de eerste Marokko-crisis, waarna in 1911 een tweede Marokko-crisis de zaken verder op scherp zette. Engeland koos zonder meer de zijde van Frankrijk. Dit te meer omdat Duitsland zijn vloot al te duidelijk versterkte. Ook de andere mogendheden bewapenden zich in toenemende mate, wat de spanningen verder vergrootte.
Eerste Wereldoorlog
Het kon niet uitblijven: er kwam oorlog, een wereldoorlog zelfs, die begon in 1914. De oorzaken lagen in de internationale ontwikkelingen zoals die zich in de decennia ervoor hadden voorgedaan en die tot diepgaande tegenstellingen en oplopende spanningen hadden geleid en tot een daarmee gepaard gaande bewapeningswedloop. Kortom er was een kruitvat ontstaan waarvan vooral op de Balkan het explosiegevaar groot was. Er was maar een kleine vonk nodig om dat vat tot ontploffing te brengen.
Verloop van de oorlog
Die vonk kwam er op 28 juni 1914, op de Balkan in Sarajevo. De jonge Bosnisch-Servische nationalist Cavrilo Princip schoot de kroonprins van de Donaumonarchie dood. Oostenrijk, het belangrijkste deel van de Donaumonarchie, riep om wraak. Het verklaarde, gesteund door Duitsland, de oorlog aan Servië.
Rusland was een bondgenoot van Servië en Frankrijk, Engeland schoot Frankrijk te hulp. Zo begon de sneeuwbal te rollen en spoedig was de 'Grote oorlog' tussen de Centralen en de (later zo genoemde) Geallieerden een feit.
Wat Bismarck altijd al gevreesd had gebeurde: Duitsland moest uiteindelijk een tweefrontenoorlog voeren; er kwam een oostelijk front met Duitsland en Rusland als belangrijkste tegenstanders en een westelijk front, in België en Noord-Frankrijk, waar Duitsland vocht tegen Frankrijk en Engeland. Het westelijk front liep echter spoedig vast in een loopgravenoorlog die miljoenen soldaten het leven kostte maar die voor geen van de strijdende partijen de gewenste doorbraak bracht.
Het einde van de oorlog
In Rusland brak
in oktober 1917 de revolutie uit die de communisten daar aan de macht bracht. Spoedig sloot het Russisch-communistische regime vrede met de Centralen; in februari 1918 werd de vrede officieel getekend in Brest-Litovsk (Wit-Rusland). De Duitsers konden zich nu concentreren op het westelijk front. Maar ondertussen had ook Amerika de zijde van de geallieerden gekozen en zond verse troepen naar Europa. Spoedig gebeurde dat, dankzij Amerika's grote vloot, in grote aantallen, die bovendien - na enige tijd - zonder ophouden voorzien werden van nieuwe wapens en de nodige voorraden. En dat terwijl de Duitsers op den duur gebrek hadden aan zo ongeveer alles wat hen in staat moest stellen om zich te handhaven aan het westelijk front
Einde van het Keizerrijk
De Duitse legerleiding zag er geen heil meer in, zeker niet toen er in Berlijn ook nog een volksopstand uitbrak en in enige havens matrozen van de oorlogsvloot aan het muiten sloegen. Bovendien hadden de Amerikanen op de Balkan nog een derde front geopend. Keizer Wilhelm II wilde nog doorzetten, maar toen hem duidelijk gemaakt werd dat het leger hem daarin niet zou volgen, besloot hij zich bij de feiten neer te leggen.
Hij vroeg asiel aan in het neutrale Nederland. Dat werd hem inderdaad verleend. De Centralen en de Geallieerden kwamen een wapenstilstand overeen op 10 november 1918, de keizer vestigde zich in Nederland. In 1920 betrok hij met zijn vrouw de keizerin en zijn gevolg Huis Doorn waar hij in 1941 overleed.
In november 1918 was de oorlog beëindigd en had de Keizer de troonsafstand getekend. In november 1918 kwam er dus ook een einde aan het Duitse keizerrijk. De vrede tussen Duitsland en de geallieerden kwam er formeel met het verdrag van Versailles dat in 1919 getekend werd.
Lees verder