Misdaad en straf in de 17e eeuw
In de 17e eeuw maakten grote groepen rondzwervende criminelen het platteland onveilig. Zij pleegden overvallen op boerderijen, beroofden kerken en winkeliers en deinsden niet terug voor een moord. In de steden werkten criminelen alleen of in een kleine groep. Daarnaast bestonden er netwerken van criminelen, verspreid over verschillende plaatsen.
Netwerken van criminelen
De Nederlandse steden hadden in de Gouden Eeuw hun eigen georganiseerde misdaad. Daartoe behoorden de inbrekers, oplichters, zakkenrollers, winkeldieven en straatrovers, mannen die in de nachtelijke uren passanten hun geld en horloges afhandig maakten. Deze criminelen woonden in de stad, waar ze een kamer huurden of verbleven in een goedkoop logement. Ze ontmoetten elkaar in de herberg of op de kermis en maakten daar plannen voor diefstallen en inbraken. Soms hadden ze een baantje; vaker waren ze werkloos.
De meeste mannen waren actief in de steden die nu tot de Randstad behoorden. Ze reisden met de trekschuit naar Den Haag of Amsterdam, pleegden daar een serie inbraken en vertrokken na enkele weken of maanden weer. Meestal handelden ze in groepjes van vijf of zes personen, want dan was het eenvoudiger om met zijn allen ongezien weg te komen. Deze kleine groepen maakten deel uit van een groter geheel van wel vijftig tot tachtig mannen, verdeeld over verschillende steden, waartoe ook helers, herbergiers en informanten behoorden.
Specialisatie
In de steden was sprake van een zekere specialisatie: een zakkenroller hield zich meestal niet bezig met inbreken, een juwelendief was zelden bereid mee te doen aan een inbraak in een koffiepakhuis en wie gewend was aan een bepaalde manier om een huis binnen te komen, veranderde niet snel van tactiek.
De inbreker Isaac Lopes de Luna uit Livorno paste bijvoorbeeld steeds hetzelfde trucje toe om ergers binnen te komen, samen met zijn twee collega’s. Hij verkleedde zich als de huisleraar van een jonkheer – de tweede inbreker – die zich op zijn beurt liet vergezellen door een bediende. Met zijn drieёn lieten zij zich aandienen bij een rijke koopman en namen plaats in de wachtruimte. Korte tijd later vertrokken ze weer, ‘omdat ze op het verkeerde adres waren’. In de tussentijd had een van de mannen een wasafdruk van de voordeursleutel gemaakt. Enkele weken later, bij voorkeur onder kerktijd, stapte het drietal het huis binnen en nam mee wat van hun gading was.
Engelbrecht Stroo
Er waren ook mannen die alleen werkten en hoorden tot de elite onder de criminelen. Engelbrecht Stroo uit Hamburg was zo’n man. Hij had in het midden van de 17e eeuw een baan als kok bij een rijke familie in Den Haag en vertrok daar op een gegeven moment met een grote hoeveelheid geld en waardepapieren van zijn baas. Daarna begon zijn carrière als beroepsinbreker waarbij hij een bijzondere voorkeur aan de dag legde voor de huizen van diplomaten en rijke edellieden in en rond Den Haag. In 1658 werd hij opgepakt na een grote diamantroof.
Criminele vrouwen
Het bovenstaande zou erop kunnen duiden dat misdaad vooral een aangelegenheid van mannen was, maar dat was niet zo. Vrouwen waren ook betrokken bij diefstallen, ze vochten en moordden, werkten als prostituee of pleegden overspel. Nergens in Europa waren zoveel criminele vrouwen als in Europa. In Amsterdam bestond maar liefst 50% van de criminelen uit vrouwen. Hoe dit hoge aandeel van vrouwen te verklaren is? Voor de meeste vrouwen was het een manier om te overleven. Veel vrouwen waren niet getrouwd of hun man was op zee. De salarissen van de zeelui werden niet in zijn geheel aan hun vrouwen uitbetaald, zodat veel zeemansvrouwen moeite hadden om rond te komen. Dat kon leiden tot diefstallen, inbraken en berovingen. Bij ongeveer 50% van dit soort zaken waren vrouwen betrokken.
Slaan met potten en pannen
Aan gewelddadige overvallen deden vrouwen zelden mee; wel waren ze vaak betrokken bij vechtpartijen. Uit de vechtboeken van Rotterdam blijkt dat 42% van de vechtenden een vrouw was. Zij kwamen meestal uit de onderste lagen van de samenleving en sloegen er met potten en pannen op los.
Ook overspel kwam onder vrouwen veel voor. Ruim 65% van degenen die in de 17e eeuw overspel pleegden, behoorde tot het vrouwelijke geslacht. Deze vrouwen waren meestal getrouwd met een zeeman en zij hadden al jaren niets meer van hem gehoord. Ze waren een nieuwe relatie begonnen met een ongetrouwde man en dat was verboden. Vrouwen mochten ook pas hertrouwen als ze een overlijdensverklaring van hun man konden tonen.
Kindermoord
Het enige misdrijf waarbij alleen vrouwen betrokken waren, was kindermoord. Het was in de 17e eeuw een schandaal om ongehuwd zwanger te zijn en vrouwen probeerden dit zo goed mogelijk te verbergen. Zij bevielen in het geheim en doodden hun kind. In Rotterdam gooiden veel wanhopige moeders hun pasgeboren kind in de Maas, om alle sporen uit te wissen.
Straffen
Vrouwen hadden meer kans om opgepakt te worden dan mannen en kregen voor hetzelfde vergrijp vaak een zwaardere straf. Voor seksuele delicten werden meer vrouwen berecht dan mannen, omdat er meer gelet werd op de eerbaarheid van vrouwen. Vrouwen werden na overspel meestal voor het leven verbannen en soms met de roede de stad uitgejaagd.
Naast verbanning uit de stad of provincie konden rechters een schandstraf, lijfstraf of de doodstraf opleggen. Een schandstraf was bestemd voor kwaadsprekers, onruststokers en dronkaards. Zij werden aan een paal vastgebonden op een schavot met een bord om hun hals, waarop het vergrijp stond. Het publiek mocht zich uitleven door straatvuil naar hen te gooien.
Lijfstraffen, zoals brandmerken en geseling, kwamen in de 17e eeuw niet vaak meer voor. Soms vond opsluiting in een tuchthuis plaats, maar vrijheidsstraffen waren nog niet erg gebruikelijk.Op herhaalde diefstal, moord, brandstichting, valsemunterij en homoseksualiteit stond de doodstraf. Deze straf werd uitgevoerd door onthoofding, wurging of ophanging. In 1664 kreeg de 18-jarige prostituee Elsje Christiaens de doodstraf vanwege de moord op haar huisbazin. Zij werd opgehangen en Rembrandt maakte een tekening van haar. Daardoor is haar verhaal tot op de dag van vandaag bekend.