Amsterdam: Geschiedenis van Amsterdam (1000-1600)
De geschiedenis van Amsterdam begint in de elfde eeuw. Bewoners van de hoger gelegen zandgronden in Kennemerland en Utrecht, die begonnen waren met de ontginning van de veengronden, rukten steeds verder op naar het centrum van het latere Amsterdam. De eerste inwoners van Amsterdam woonden op de linker- en rechteroever van de Amstel. In 1270 legden ze een dam in de Amstel. Amsterdam, dat in 1275 voor het eerst werd genoemd in een officieel document, groeide gestaag. Ondanks enkele grote branden ging de verstening van de stad maar langzaam. De stad werd in de zestiende eeuw een belangrijk handelscentrum.
Ontginning van de veengronden
Onder water gelopen plantenresten achter de Hollandse duinen veranderden in een steeds dikker wordende veenlaag. Rond het jaar duizend lag er in bijna heel Holland een dikke laag veen.
In de elfde eeuw nam de bevolking in noordwestelijk Europa toe. Bij de bewoners van de hoger gelegen zandgronden in Kennemerland en Utrecht ontstond behoefte aan nieuwe woongebieden en landbouwgrond. Om in die behoefte te voorzien begonnen de bewoners met de ontginning van de veengronden. Ze legden kaden en dijken aan om zich tegen het water te beschermen. Om het waterpeil omlaag te brengen werden met houten scheppen sloten gegraven. De ontginners van de veengronden rukten steeds verder op. Vanuit Diemen, Sloten en Abcoude bereikten ze het latere centrum van Amsterdam.
Het ontstaan van Amsterdam
Het oudste gedeelte van Amsterdam, zo is gebleken uit archeologisch onderzoek, ligt op de linkeroever van de Amstel. Op een hoger gelegen met klei dichtgeslibd deel van de Amstel ontstond op die oever rond 1200 door ophoging een terp van ruim 25 meter hoog. Vanaf 1250 werd ook de andere oever van de Amstel bewoond. Door bewoners gegraven afwateringssloten landinwaarts maakten het land geschikt voor landbouw en veeteelt.
Het ontstaan van de Amstel
De Amstel is ook in die tijd ontstaan. Een tussen 1200 en 1250 gegraven afwateringskanaal verbond de riviertjes de 'noordelijke' Amstel en de 'zuidelijke' Amstel tot één Amstel. Door die ingreep werd de afwatering in het gebied drastisch verbeterd, want het water stroomde niet langer naar het zuiden. De gehele Amstel ging noordwaarts en mondde uit in het IJ.
De eerste bewoners van Amsterdam
Tijdens opgravingen bij de Nieuwendijk werden resten van een houten huis uit het einde van de twaalfde eeuw gevonden. Matten van gevlochten hout dienden als fundering. Het huis had muren van gevlochten takken en een rieten dak met een rookgat boven een stenen stookplaats. In het huis woonde, zo blijkt uit het gevonden afval, een smid. In zijn naast de woning gelegen werkplaats konden de bewoners van de boerderijen in de omgeving terecht voor ijzerproducten als vishaken, zeisen, scharen, hoefijzers en voor jachtspullen als pijl- of speerpunten.
Verderop woonden nog meer ambachtslieden. Aan de westoever van de Amstel, tussen het huidige Rokin en de Kalverstraat, werd de woning en werkplaats van een schoenmaker opgegraven.
De nederzetting aan de Amstel telde telde hooibergen, stallen, korenschuren en varkenskotten. Een markt voor bewoners had de nederzetting nog niet.
De aanleg van een dam in de Amstel
De bewoners van de linker- en rechteroever van de Amstel streden gezamenlijk tegen de overstromingen. Rond 1270 legden ze een dam met een sluis in de rivier. Door aanleg van die dam raakten de bewoners van de beide Amsteloevers met elkaar verbonden. Om het ruimtegebrek te bestrijden werd aan weerszijden van de rivier kunstmatig land gewonnen en bebouwd.
De dam reguleerde niet alleen de waterhuishouding. Goederen moesten hier worden uitgeladen en overgeladen op binnenvaartschepen. De dam leverde dus ook inkomsten en werkgelegenheid op.
Het tolprivilege
Dankzij het door graaf Floris V in 1275 verleende tolprivilege konden de bewoners van Amestelledamme (Amsteldam) hun goederen vrij van tol vervoeren in het gebied van het graafschap. Het tolprivilege is al die jaren bewaard gebleven. Nu is het oudste archiefstuk van de stad Amsterdam.
Het tolprivilege leverde een aanzienlijk financieel voordeel op. In die tijd was Amsterdam overigens nog een stad. Het tolprivilege leidde wel tot een groei van de dorpsgemeenschap. De inwoners konden elders gekochte producten tolvrij doorverkopen. Vanuit Amsterdam voerden binnenschepen goederen, vooral zoetwatervis, zuidwaarts naar de Hollandse steden.
De stadsuitbreiding in de veertiende eeuw
Rond 1300 werden in Amsterdam nieuwe huizen gebouwd, met een van brokken steen gemaakt aangrenzend straatje. Amsterdam bestond rond 1389 uit twee smalle bouwstroken aan weerszijden van de Amstel. Twee grachten, de latere Oude- en Nieuwezijds Voor- en Achterburgwal, doorsneden de bouwstroken. De buitenste gracht, die eerst verstrekt werd door een aarden wal en later door een palissade (een afbakening van in de grond geslagen houten palen), diende in de eerste plaats ter verdediging. De grachten hadden ook een verkeersfunctie. Bovendien zorgden ze voor de afvoer van overtollig water.
De verstening van Amsterdam
De meeste middeleeuwse huizen in Amsterdam waren van hout. Omstreeks 1400 werden de eerste stenen huizen gebouwd. De dicht op elkaar staande houten huizen, met kleine stegen ertussen, hadden rieten daken. Bij grote stadsbranden, in 1421 en 1452, werden er veel houten huizen in de as gelegd. Na de grote stadsbrand van 1452, die twee derde deel van de stad in vlammen deed opgaan, werd de bouwverordening strenger. Rieten daken werden verboden. Bovendien moesten voorgevels en zijwanden voortaan van steen worden gemaakt.
De verstening van Amsterdam ging echter langzaam, want dakpannen en stenen waren niet goedkoop. In 1538 had nog minstens de helft van de huizen een houten gevel, zo is te zien op de eerste volledige en vrij nauwkeurige afbeelding van Amsterdam. Deze kaart (116 x 159 cm, schaal 1: 5000), in 1538 op paneel geschilderd door de cartograaf en schilder Cornelis Anthonisz, toont, in vogelvlucht, de stad Amsterdam voor de aanleg van de grachtengordel. Het water in het midden is het (toenmalige) Damrak. In 1544 maakte hij een plattegrond in de vorm van een ingekleurde houtsnede. Deze uit twaalf blokken bestaande houtsnede werd nog tot in de zeventiende eeuw herdrukt.
Het centrum op de Dam
Eind veertiende eeuw liet het stadsbestuur enkele huizenblokken slopen. Zo ontstond het centrum van de stad, de Plaetse, nu bekend als de Dam. Het was een bescheiden pleintje, gelegen in het verlengde van de dam in de Amstel. Het plein had, door de markten die er dagelijks waren, een economische functie. In de vijftiende eeuw werd er een waag gebouwd. Ook het stadhuis kwam, na afbraak van een aantal voor het stadhuis gelegen huizen, aan de Plaetse te liggen. Vlakbij het stadhuis lag de Onze-Lieve-Vrouwekerk (nu de Nieuwe Kerk).
Alle belangrijke instellingen lagen op de Plaetse bij elkaar. Begin vijftiende eeuw werd de Plaetse een economisch, religieus en bestuurlijk machtscentrum.
De handelsstad Amsterdam
In de loop van de zestiende eeuw profiteerde Amsterdam steeds meer van het drukker wordende handelsverkeer. Zeepziederijen en olieslagerijen produceerden er voor de export. Ook de handel in textiel (in Amsterdam geproduceerde wollen laken) vertoonde een duidelijke groei.
het belangrijkste voor de sterke economische groei van de stad was de graanhandel. Amsterdam was rond 1550 de voornaamste doorvoerhaven voor 'oosters' graan (graan afkomstig uit het Oostzeegebied). Door de toenemende handel nam de
behoefte aan vrachtruimte toe. Er ontstond een omvangrijke Amsterdamse handelsvloot, met deels op Amsterdamse werven gebouwde schepen.
Amsterdam werd een belangrijke stapelmarkt (een plaats waar producten uit andere landen worden doorgevoerd of voor langere tijd opgeslagen). Met Amsterdamse schepen werd graan, hout, huiden, koper uit Scandinavië en Duitsland en wijn en zout uit Frankrijk naar Amsterdam gebracht. Die goederen moesten (deels) worden opgeslagen. De aan het Damrak gelegen huizen waren heel geschikt om als pakhuis te gebruiken, want kleine transportscheepjes konden daar aanleggen.
De toename van de bevolking
Aan het einde van de vijftiende eeuw telde Amsterdam circa 9.000 inwoners. In 1514 was het aantal inwoners gestegen tot circa 11.000, een aantal dat vijftig jaar later meer dan verdubbeld was. In 1600 telde de stad circa 60.000 inwoners.
De bouw van een stenen stadsmuur
In 1481 gaf de landsheer, Maximiliaan van Oostenrijk, de opdracht om een stenen stadsmuur te bouwen. De bouw van deze op stadskosten gebouwde verdedigingsmuur was een enorm karwei. De kosten werden geraamd op circa 100.000 gulden, toentertijd een enorm bedrag. In de stadsmuur verrezen nieuwe stadspoorten en versterkingen, zoals de Sint-Anthonispoort (1488) en de Schreierstoren (1485).
Lees verder