Kleine christelijke politieke partijen, 1918-1967

De Tweede Kamerverkiezingen van 1918 waren de eerste verkiezingen na de invoering in 1917 van de evenredige volksvertegenwoordiging en het kiesrecht voor alle mannen. Sindsdien zijn ook veel kleine politieke partijen, inclusief christelijke, vertegenwoordigd in de organen van volksvertegenwoordiging. En nog méér van die partijen deden sindsdien mee aan de verkiezingen zonder de kiesdrempel te halen. Het betreft al met al een 25-tal kleine christelijke partijen.

Inhoud


Wat is 'klein' in dit verband

In het repertorium wordt daarover in de Inleiding gesteld:

Als kleine partijen worden in dit repertorium alle partijen beschouwd met uitzondering van de "grote vijf" (na 1945) of "zes" (voor 1940):
  • vóór 1940 de Sociaal-Democratische Arbeiders Partij (SDAP), de Christelijk-Historische Unie (CHU), de Antirevolutionaire Partij (ARP), de Roomsch-Katholieke Staatspartij (RKSP), de Vrijzinnig-Democratische Bond (VDB) en de Vrijheidsbond/Liberale Staatspartij.
  • van 1945 tot 1967 de Partij van de Arbeid (PvdA), de CHU en de ARP, de Katholieke Volkspartij (KVP) en de Volkspartij voor Vrijheid en Democratie (VVD)

Niet alleen behaalden deze partijen (vrijwel) altijd de meeste stemmen, zij vormden in deze periode ook steeds de regeringscoalities
.

Kleine christelijke partijen; wel of niet de kiesdrempel gehaald

Zoals de titel aangeeft is híer ten aanzien van 'klein' - het waren er 186 - nog een beperking gesteld: het gaat over de kleine christelijke partijen; dat waren er totaal 25. Let wel, daaronder worden dan protestantse én katholieke partijen verstaan. Bovendien is er een tweedeling gemaakt tussen de kleine christelijke partijen die de kiesdrempel wel haalden en zij die dat niet lukte en dus niet in het parlement kwamen. Een voorbeeld van de eerste groep is de Staatkundig Gereformeerde Partij (SGP). Die partij werd opgericht in 1918 en is daarmee de oudste nog bestaande politieke partij van Nederland; bovendien sinds 1922 onafgebroken vertegenwoordigd in het parlement. Een voorbeeld van de tweede groep is de Vrije Christelijk Partij, die alleen in de jaren ’25-‘27 actief was en nooit in de Kamer kwam.

Waarom de periode 1918-1967?

De samenstellers ven het repertorium:

Als beginpunt is gekozen voor 1918, omdat in dat jaar voor de eerste maal Tweede-Kamerverkiezingen werden gehouden volgens het stelsel van evenredige vertegenwoordiging. Pas na het verdwijnen van het districtenstelsel ontstond ruimte voor kleine partijen. Als eindpunt is gekozen voor de Tweede-Kamerverkiezingen van 1967. Vanaf eind jaren zestig zijn er verschillende verschuivingen opgetreden in het partijpolitieke krachtenveld, onder meer door de opkomst van nieuwe partijen als de Politieke Partij Radikalen (PPR), Democraten '66 (D'66, vanaf 1985 D66) en Democratische Socialisten '70 (DS'70) Naast dit inhoudelijke argument is er ook een praktisch argument om 1967 als eindpunt te kiezen. Het Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen in Groningen verzamelt vanaf dit jaar systematisch gegevens over politieke partijen. Continuering van het repertorium na 1967 zou derhalve tot een doublure leiden.

Mannen- / vrouwenkiesrecht

Daaraan zij nog toegevoegd dat in 1917 de mánnen actief en passief kiesrecht kregen en dan ook nog beperkt in leeftijd (vanaf 23 jaar). Voor vrouwen kwam er alleen passief kiesrecht; wel met mogelijkheid het actief kiesrecht ook voor hen in te voeren - wat in 1919 gebeurde.

Kleine protestants-christelijke partijen die de kiesdrempel niet haalden

Bij de kleine protestantse partijen betreft het overwegend afsplitsingen van de Anti-revolutionaire Partij (ARP / AR), zowel ter linker- als ter rechterzijde. De ARP werd In 1879 opgericht door A. Kuyper; het was in Nederland de eerste moderne politieke partij. In 1894 brak het invloedrijke lid jhr. A.de Savornin Lohman met de partij die gedomineerd werd door Kuyper en stichtte de Vrije-Antirevolutionaire Partij, een van de voorlopers van de Christelijk-Historische Unie.

In de praktijk vonden leden van de Gereformeerde kerken in Nederland (GKN) voornamelijk hun onderdak bij de ARP en die van de Nederlandse Hervormde Kerk bij de CHU. Het zal niet verbazen dat die ter linkerzijde - AR-leden die ijverden voor een duidelijk sociaal gezicht van de partij - uiteindelijk vaak aansluiting vonden bij de Sociaal-Democratische Arbeiderspartij (SDAP) en na de Tweede Wereldoorlog bij de opvolger van die partij: de Partij van de Arbeid (PvdA).

Vóór in deze beschrijving de kleine partijen aan de orde komen die met de Kamerverkiezingen meededen maar niet genoeg stemmen vergaarden om de kiesdrempel te halen en die dus niet in het parlement kwamen, zij vermeld dat er ook nog diverse eenmanslijsten waren. Die kwamen meestal tot stand doordat een bepaalde persoon uit een partij stapte en met een eigen lijst aan de verkiezingen meedeed. Daar waren erbij die zelfs bij landelijke verkiezingen slechts 100-200 stemmen vergaarden.

Bond van Christen-Socialisten

Als eerste in de serie 'te klein voor het parlement': de Bond van Christen-Socialisten (BCS). De bond was actief in de periode 1917-1921. In die veertien jaar ontwikkelde de BCS zich van een voornamelijk sociaal-democratisch-gezinde studieclub van orthodox-protestanten tot een antimilitaristische, radicaal-linkse actiepartij. De orthodoxe protestanten onder hen hadden zich in 1920 van de partij afgekeerd en gingen verder als Christelijke Volkspartij. Aan de Provinciale-Statenverkiezingen van 1919 deed de BSC niet mee en met de gemeenteraadsverkiezingen dat jaar slechts in enkele gemeenten, zonder succes. Op 2 april 1921 werd de partij in stilte ontbonden. Een deel van de BCS-aanhang stapte in 1920 over naar de SDAP en een derde groep ging dus verder als Christelijke Volkspartij.

De bekendste voormannen van de BCS waren W. Kruyt (1877-1943) en B. de Ligt (1883-1938), beiden aanvankelijk predikant. De partij haalde in 1918 ruim 80.000 stemmen (0,6%). Omdat in 1918 het districtenstelsel was afgeschaft kon de partij nu rekenen op één zetel in de Tweede Kamer. Kruyt kwam zodoende in 1919 voor de BCS in de Kamer. In die zin kan deze partij ook geplaatst worden onder 2. (Kleine Christelijke partijen in het parlement, 1918-1967). Maar nog het zelfde jaar trad hij toe tot de communistische partij waarmee de BCS haar vertegenwoordiger in het parlement kwijt was. De Ligt was een bekend voorvechter van dienstweigering. Dat bracht hem tijdens de Eerste Wereldoorlog in moeilijkheden omdat hij in zijn preken de mobilisatie afkeurde. Na die oorlog keerde hij zich af van het christendom, zegde z´n lidmaatschap van de BCS op en werd anarchist. Hij verhuisde later naar Zwitserland en overleed in 1938.

Christelijke Volkspartij

De Christelijke Volkspartij (CVP), een Nederlandse christelijk-sociale partij, was dus ontstaan in 1920 uit een scheuring in de Bond van Christen-Socialisten. Het was geen succes en spoedig ging ook de CVP op in de Christelijk-Democratische Unie (CDU), de partij die wél in het parlement kwam.

Christelijk Nationale Actie

Ook ter rechterzijde waren er afsplitsingen. De Christelijk Nationale Actie (CNA) was actief in de jaren 1935-1941. Zij heeft geprobeerd om de verschillende protestants-christelijke partijen te verenigen in één politiek verband met als doel de vestiging van een christelijke overheid die de oorspronkelijke nationale gereformeerde kerk zou herstellen. Een bekende persoonlijkheid in die partij was prof. Dr. Hugo Visscher (1864-1947) die als voorzitter fungeerde. Hij was hoogleraar theologie te Utrecht (1903-1931) en te Leiden 1931-1937 en medeoprichter in 1906 van Gereformeerde Bond in wat toen de Nederlandse Hervormde Kerk heette, thans Protestantse kerk in Nederland (PKN). De Bond herbergde en herbergt de bevindelijk-gereformeerde richting binnen de NH Kerk / PKN die zich in 1906 afsplitste van de eveneens orthodoxe, maar dan wat ‘lichtere’, richting van de Confessionele Vereniging binnen die kerk. Visscher was eerst lid van de Tweede Kamer voor de Anti-Revolutionaire Partij (ARP / AR). In 1935 sloot hij zich aan bij verontruste ‘hervormd-gereformeerden’ die de ARP niet calvinistisch-orthodox genoeg vonden en een eigen partij begonnen: de CNA. Deze nam voor het eerst deel aan de Kamerverkiezingen in 1937. Zij wist echter maar 0,5% van de stemmen te verkrijgen – dat ze viste in dezelfde vijver als de Staatkundig Gereformeerde Partij (SGP) zal daar mede debet aan geweest zijn. In 1940 telde de partij nog slechts 137 leden. In de oorlog accepteerde de partij de Duitse bezetting (het is blijkbaar Gods wil, anders was het niet gebeurd, zo redeneerde men) en keerde na de oorlog niet weer terug.

Positief Christelijk Nationale Unie / Christelijk Nationale Volkspartij voor Monarchale Democratie

Ook ter rechter zijde maar dan na de Tweede Wereldoorlog was J.F.N. van Os actief. Dit lid van de ARP, geboren in 1899 en garagehouder in Doorn, riep in 1956 de ARP, de CHU, de SGP en het Gereformeerd Politiek Verbond (GPV) - ook een afsplitsing van de ARP die wel, sinds 1863, in het parlement vertegenwoordigd was - op zich aaneen te sluiten tot een nieuwe beweging en zo een dam op te werpen tegen de roomse en de rode politiek. Maar de oproep had geen succes. Hij richtte daarom een nieuwe partij op: de Positief-Christelijke Nationale Unie, waarvan hij tevens voorzitter en lijsttrekker was. In 1959 deed hij mee met de verkiezingen voor de Tweede Kamer van 1959. Hij haalde echter niet de vereiste aantal stemmen om in de Kamer te komen. In 1963 probeerde hij het nog een keer en richtte daartoe de Christelijk Nationale Volkspartij voor Monarchale Democratie op. Ook nu haalde hij de kiesdrempel niet. In 1967 was hij weer present bij de Kamerverkiezingen. Deze keer wist hij in ieder geval veel publiciteit te verwerven door te proberen zijn zevenjarige kleinzoon Frits op de lijst te krijgen. Het verkrijgen van de publiciteit lukte heel goed, zo niet echter het verwerven van de benodigde stemmen om een zetel in het parlement te verkrijgen. Hierna stopte Van Os met zijn pogingen.

Christen-Democraten Unie

Er kwam al een CDU ter sprake, maar dat betrof de Christen-Democratische Unie, opgericht in 1926. Het gaat hier echter over de Christen-Democraten Unie, opgericht in 1964. Deze unie wilde christenen mobiliseren die gekant waren tegen toenemend staatsingrijpen. Enerzijds was de partij vernieuwend omdat ze de verandering en vernieuwing van de politiek wilde (o.a. een gekozen burgemeester), anderzijds was ze op sociaal-economisch gebied zonder meer conservatief. Voorman was tot 1967 Mr. Dr. A. Zeegers, voormalig AR-dissident en ex-lid van de Boerenpartij. In 1967 deed de CDU mee met de Kamerverkiezingen, maar haalde de kiesdrempel niet. Velen, onder wie Zeegers, haakten vervolgens af. In de tweede helft van de jaren 70 waren er interne conflicten. In 1978 deed de CDU nog wel mee aan de gemeenteraadsverkiezingen, maar de meeste vertegenwoordigers die toen in gemeenteraden zaten, werden niet weer gekozen, op één na, in Kerkrade. In 1982 viel het doek voor de partij.

Vrije Christelijke Partij (VCP) / Vrijzinnige Christelijke Partij

Weer terug naar het interbellum en wel begin maart 1925. Toen werd door J. F. van Es te Den Haag de VCP opgericht. Later heette de partij Vrijzinnige Christelijke Partij. In '25 deed hij mee aan de Kamerverkiezingen, maar kreeg slechts 134 stemmen. Ook in '29 deed hij mee, weer zonder succes.

Christelijke Democratische Federatie / Christen-Democraten

Niet alleen de CSP ook de CDP verloren bij de Kamerverkiezingen van juli 1922 beide hun ene zetel. Besloten werd om de handen ineen te slaan. Ook de CVP en een aantal partijloze sympathisanten sloten zich daar bij aan. Zo kwam de CDF tot stand (officiële naam: Christen-Democraten). Een week later echter haakte de CDP al weer af. Op 29 november 1924 was daar dan toch de definitieve CDF, die dus toen de CSP, de CVP en de CDB omvatte. Veel van de initiatiefnemers voor de CDF uit 1924, inclusief de gehele CVP, gingen in 1926 op in de Christelijk-Democratische Unie - in die zin kan CDF ook geplaatst worden in de categorie kleine Christelijke partijen in het parlement

Nederlandsche Christelijke Arbeiderspartij (NCAP) / Christelijke-Nationale Volkspartij

Deze in sociaal opzicht progressief-protestantse Nederlandsche Christelijke Arbeiderspartijpartij was actief in de periode rond 1927-'39 en had haar machtsbasis in Hilversum waar ze in de gemeenteraad vertegenwoordigd was door haar politiek leider N. Dekker. In 1929 nam de partij in vier kieskringen aan de Tweede-Kamerverkiezingen deel. Het resultaat ervan viel tegen: ze behaalde slechts 0,05% van de stemmen. Later verwierf de NCAP ook aanhang in Friesland. In 1933 nam de NCAP in dertien kieskringen deel aan de verkiezingen voor de Tweede Kamer. Het resultaat was wel beter dan in '29, maar toch onvoldoende voor een zetel in de Kamer. In '34 werden fusiebesprekingen gevoerd met de Christelijk-Democratische Unie. Uiteindelijk besloot de NCAP zelfstandig te blijven, maar dan wel onder een andere naam: Christelijke-Nationale Volkspartij (CNVP). De activiteiten van de CNVP bleven beperkt tot de gemeenteraad van Hilversum; tot '39 was die partij in de raad vertegenwoordigd.

Rooms-katholieke partijen die de kiesdrempel niet haalden

Katholiek Democratische Bond

De bond werd opgericht in 1933 en was toen een dissidente groep in de Rooms-Katholieke Staatspartij (RKSP) - de grote, in alle geledingen van volksvertegenwoordiging in Nederland, heersende rooms-katholieke politieke partij. De centrale figuur in die groep was de Delftse hoogleraar A. Veraart. De leden wilden een links alternatief bieden voor de RKSP die naar hun mening te veel in conservatief vaarwater was gekomen. Veraart was kamerlid voor de RKSP met ingang van 1925 en ijverde sindsdien voor een coalitie met de SDAP. Teleurgesteld verliet hij in ’32 de partij om vervolgens in ’33 de Katholieke Democratische Bond (KDB) op te richten. Bij de verkiezingen in april 1933 bleek echter alleen in Zuid-Limburg een substantieel aantal aanhangers te zijn. Dat was niet genoeg om een kamerzetel te verwerven. (De ARP onder aanvoering van sterke man H. Colijn won toen twee zetels.)

Er was blijkbaar geen ruimte voor twee rooms-katholieke partijen ter linkerzijde van de RKPS. De KDB begon nu besprekingen met een andere kleine vooruitstrevende rooms-katholieke partij, de Roomsch Katholieke Volkspartij, om tot vereniging te komen. Het lukte in juli ’33 om samen één partij te vormen: de Katholiek Democratische Partij (KDP). Samen lukte het wel: de partij kreeg dat jaar één zetel in de kamer (KDP).

Roomsch-Katholieke Arbeiderspartij / Katholiek Democratische Partij

Eind 1931 kwamen onder leiding van J. Beuker circa veertig katholieken, ontevreden met de toen gevoerde katholieke politiek, bij elkaar in Den Haag om de Roomsch-Katholieke Arbeiderspartij (RKAP) op te richten. In mei 1932 voegden zich er enige dissidenten bij uit de Roomsch-Katholieke Volkspartij (een vooruitstrevende katholieke partij die wél in het parlement was gekomen). In oktober 1934 sloot de RKAP zich bij de KDP aan. Bij de Provinciale Statenverkiezingen en de gemeenteraadsverkiezingen in 1935 had de partij weinig succes. Vele leden verlieten de partij; een deel ervan keerde terug naar de RKSP. De gevestigde grote RK-organisaties zoals de Rooms-Katholieke kerk en het Nederlandsch Katholieke werkliedenverbond keerden zich tegen de partij. Bij de Tweede Kamerverkiezingen van 1937 halveerde het aantal stemmen ten opzichte van '35 en de partij verloor haar zetel in het parlement. In maart 1938 begonnen besprekingen met de RKSP. Op 19 februari 1939 werd besloten om de KDP op te heffen en weer aansluiting bij de RKSP te zoeken.

Roomsch-Katholieke Boerenpartij / Roomsch-Katholieke Federatie van Land- en Tuinbouwers, Middenstanders en Landarbeiders in Limburg (RK-Federatie)

De RK Boerenpartij werd in 1929 opgericht door Limburgse en Noord-Brabantse landbouwers uit onvrede over het kleine aantal landbouwers op de kandidatenlijst van de RKSP en de lage plaats van het Tweede Kamerlid P.J. Rutten (een Nood-Limburgse hoofdonderwijzer die zich als kamerlid voor de RKSP bezighield met landbouw en onderwijs en zich sterk maakte voor ontginning van De Peel.) De partij nam deel aan de Tweede-Kamerverkiezingen van 3 juli 1929 met de Noord-Limburgse boer J.F.H. Obers als lijsttrekker. Maar de kiesdrempel werd niet gehaald Obers sloot zich daarop aan bij de RK-Federatie, die opgericht was door een andere dissident in RKSP-kringen: boer/journalist H.H. Meertens. De RK-Federatie behaalde twee zetels in de Limburgse Provinciale-Staten; Obers en Meertens bezetten die. Op 11 april 1932 stonden de beide landbouwers aan de basis van de oprichting van een landelijke pendant van hun Limburgse partij. Deze partij - meestal kortweg R.K. Boerenpartij genoemd - heeft echter nooit deelgenomen aan Tweede-Kamerverkiezingen. Obers had zich toen al weer aangesloten bij de RKSP. Meertens probeerde nu in '33 een kamerzetel te verweven als lijsttrekker van de Limburgsche Federatie. Maar het lukte hem niet. Wel bleef hij tot 1935 lid van de Provinciale Staten. In dat jaar keerde hij terug naar de RKSP.

Kleine Christelijke partijen in het parlement, 1918-1967 - Protestants-Christelijk

Staatkundig Gereformeerde Partij

In 1918 verliet weer een deel van de AR-aanhang de partij en voegde zich bij de in dat jaar nieuwgevormde partij: de SGP. Stuwende kracht bij de totstandkoming van die partij was de bevindelijk-gereformeerde dominee G.H. Kersten. Deze orthodox-gereformeerde groep keerde zich tegen samenwerking van de ARP met de RKSP - een samenwerking waarvoor A. Kuyper had geijverd - en tegen het vrouwenkiesrecht. In 1922 kwam de SGP in de Kamer met een vertegenwoordiger: ds. Kersten. In 1925 kwam er een tweede bij: ds. P. Zandt, die dat bleef tot zijn overlijden in 1961. Ds. Kerstens houding tijdens de Tweede Wereldoorlog was zodanig geweest dat hij na de bevrijding niet meer in het parlement kon terugkeren.

Gereformeerd Politiek Verbond (GPV)

Nog een keer verliet een deel van de ARP de partij, en wel in verband met de Vrijmaking, de beweging
waardoor in 1944- '45 de Gereformeerde Kerken Vrijgemaakt (GKV) ontstonden. In 1948 richtten de 'vrijgemaakten' een eigen politieke partij op: het GPV. De partij was in de jaren 1963-2001 met een fractie in het parlement vertegenwoordigd, met wisselend een of twee zetels. In 2000 fuseerde de partij met de in 1975 ontstane Reformatorische Politieke Federatie (RPF); zo ontstond de ChristenUnie (CU).

Christen-Democratische Partij (CDP)

Al in 1912 was er een progressieve afsplitsing van de ARP geweest: de Christen-Democratische Partij.De belangrijkste man en oprichter was A.P. Staalman (1858-1938), boekhandelaar en uitgever/journalist te Den Helder. Hij was kamerlid voor de ARP, maar hij vond die partij onder leiding van A. Kuyper te weinig sociaal. Bovendien wilde hij, anders dan Kuyper wel samenwerken met ‘ongelovigen’. Voor de CDP was hij kamerlid van 1918-1922. Met de verkiezingen van 1922 en 1925 lukte het niet weer een zetel te bemachtigen en de partij viel uit elkaar. Een deel keerde terug naar de ARP, een ander deel sloot zich aan bij de Christen-Democratische Unie.

Staalman heeft zich met name ingezet voor oudere vissers en vissersweduwen en het lagere marinepersoneel. Landelijk hield hij onophoudelijk een pleidooi voor sociale rechtvaardigheid en uitbreiding van het kiesrecht; hij werd dan ook wel het 'christen-democratisch geweten van Kuyper' genoemd.

Christelijk-Sociale Partij (CSP) / Protestantse Volkspartij (PVP)

De CSP was het geesteskind van mr. dr. A.R. van der Laar. In 1903 koos hij nog partij tegen de Spoorwegstaking. Later kreeg hij progressieve denkbeelden en richtte met geestverwanten de CSP op. Deze kreeg in 1918 één zetel in het parlement, maar die ging in '22 weer verloren. De partij wijzigde haar naam later in Protestantse Volkspartij, deed in '25 mee met de verkiezingen, maar boekte geen succes. In 1926 ging de partij op in de CDU.

Christen-Democratische Unie (CDU)

In 1924 was dus de Christen-Democratisch Federatie ontstaan. In december 1926 werd die omgevormd tot de Christen-Democratische Unie (CDU). De CDU profileerde zich als een antimilitaristische partij met een gematigd socialistisch karakter. Na de Tweede Wereldoorlog, in 1946, ging ze grotendeels op in de PvdA. Enkele voormalige CDU'ers traden later, vanwege hun pacifistische opstelling, toe tot de Pacifistisch Socialistische Partij (PSP). In de jaren 1929-1946 was de CDU eerst met één en later met twee zetels in de Tweede Kamer vertegenwoordigd. De partij zat steeds in de oppositie.

Voormannen van de CDU waren H. van Houten (1892-1952), F. Schurer (1898-1968) en J. Buskes (1899-1980). Van Houten was aanvankelijk lid van de ARP. Na onderwijzer en journalist te zijn geweest, leidde hij later een assurantiekantoor. Was sociaal voelend en antimilitaristisch; zette zich vooral in voor de pachtboeren in Friesland. Hij sloot zich aan bij de CDU en werd voor die partij in 1933 Tweede Kamerlid. Keerde vanwege zijn houding in de oorlog, waarin hij actief was in de nationaal-socialistische Landstand, in 1945 niet terug in het parlement. Schurer was een Fries dichter en journalist. Hij zat in de Tweede kamer, eerst voor de CDU later voor de PvdA. Ds. Buskes was eerst predikant in de Gereformeerde kerken in Nederland (GKN). In 1926 kwam hij na een theologisch conflict buiten de GKN te staan en werd predikant binnen een nieuwgevormd kerkgenootschap, de Gereformeerde Kerken in Hersteld Verband. In 1943 sloot hij zich aan bij de Nederlandse Hervormde Kerk (NHK). Politiek vond hij eerst onderdak bij de CDU, later bij de SDAP en na de Tweede Wereldoorlog bij de opvolger van de SDAP, de PvdA.

De CDU was een sociaal-progressieve partij die zich op Bijbelse waarden en normen wilde baseren. Ze streefde onder meer naar medezeggenschap van arbeiders in de bedrijven, herverdeling van grondbezit, nationalisatie van bepaalde bedrijven en minder inkomstenverschillen. Ook was ze antimilitaristisch. Op koloniaal gebied zette de CDU zich in voor het zelfbeschikkingsrecht van alle volken. Na de oorlog keerde hij zich met veel inzet tegen de politionele acties in Nederlands-Indië.

Hervormd (Gereformeerde) Staatspartij

De HGSP had een orthodox-protestantse achterban, vergelijkbaar met de SGP. De partij was van 1925 tot en met 1937 met één afgevaardigde als oppositiepartij in de Tweede Kamer vertegenwoordigd. Oprichter in 1925 en tevens voorzitter was de Friese predikant K.H.E. Gravemeyer. De HGSP wilde zich inzetten voor behoud van het protestantse karakter van de natie en keerde zich daarbij met name tegen het 'eeuwige roomse gevaar'. Ze was fel gekant tegen samenwerken met rooms/katholieken; wat dat betreft stonden ze lijnrecht tegenover de CHU en de ARP die juist samenwerkten met de Rooms Katholieke Staatspartij (RKSP) om (gezamenlijke) politieke doelen te realiseren - met name betrof dat in die periode de financiële gelijkstelling van openbaar en bijzonder onderwijs. De HGPS handhaafde, net als de SGP, onverkort art. 36 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis, dat is inclusief het gedeelte 'om te weren en uit te roeien alle afgoderij en valse godsdienst' (voor gereformeerden was het rooms-katholicisme een valse godsdienst) dat door A. Kuyper en in navolging van hem door de ARP was geschrapt ter wille van samenwerking met de RKSP (voor Kuyper lag de scheiding en tegenstelling niet tussen calvinisme en rooms-katholicisme maar tussen gelovigen en ongelovigen).

Over de SGP gesproken, samenwerking eventueel samengaan met deze partij lag natuurlijk voor de hand. Toch kwam het daar niet van, want het kerkbegrip van de SGP keurde ze af omdat die partij - zoals is te lezen op p. 22 van een scriptie uit 1968 van B. Timmerman over de HGSP - de kuyperiaanse pluriformiteit van de kerken zou aanhangen (een mening die gebaseerd was op de kerkelijke verdeeldheid van de SGP-achterban).

Bekendste voorman van de HGSP was de hervormde predikant C.A. Lingbeek, van 1925/´32 lid van de Tweede Kamer. Hij verliet de Kamer nadat hij in Urk als predikant was beroepen. Maar zijn opvolger in de Kamer voldeed niet en Lingbeek keerde daarop
terug en bleef lid tot 1937. De HGSP heeft bestaan tot 1945. Na de Tweede Wereldoorlog vormde de aanhang een nieuwe partij met een groep (ontevreden) oud-CHU'ers: de Protestantse Unie (PU), die in 1946 zonder succes aan de verkiezingen deelnam. Sindsdien vormde de PU een theocratische studiekring en nam als politieke partij niet meer deel aan verkiezingen; haar ideeën werden geventileerd via het blad De Vrije Natie dat in 1988 niet meer verscheen.

Kleine Christelijke partijen in het parlement, 1918-1967 - Rooms-Katholiek

Roomsch-Katholieke Volkspartij / Katholieke Democratische Partij

De Roomsch-Katholieke Volkspartij (RKVP) was in 1922 opgericht door de Tilburger advocaat Pius Arts, die de koers van RKSP niet sociaal en democratisch genoeg vond. Zijn aanhang kwam voornamelijk uit katholieke industriesteden als Tilburg, Eindhoven en Enschede. Het lukte hem bij de verkiezingen in 1925 een kamerzetel te verwerven. In 1929 lukte hem dat niet weer, maar in 1933 kwam hij, nadat zijn partij gefuseerd was met de KDB van Veraart, wel in de Kamer. De nieuwe gefuseerde partij heette de KDP.
Tegenover het kapitalisme stelde de partij het ideaal van een economisch stelsel gebaseerd op publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie. Voorts streefde de partij naar eenzijdige nationale ontwapening. Op andere terreinen profileerde de partij zich duidelijk als een katholieke beginselpartij: zo pleitte de partij voor herstel van het gezantschap bij de paus en voor processievrijheid. De partij streefde naar een coalitie met de SDAP, de Vrijzinnig Democratische Bond (een progressief-liberale partij die in die periode rond zes zetels had in de Kamer) en de CDU, en dus zonder de in de ogen van de KDP te behoudende RKSP.

Pius Arts

De geschiedenis van de katholieke politieke partijen in Nederland kan goed geïllustreerd worden aan de hand van de politieke carrière van P. Arts; een carrière die wordt gekenmerkt door tijdelijke betrokkenheid bij meerdere overwegend progressieve katholieke partijen in de periode 1922-'49 voor hij zich in 1949 aansloot bij de nieuwe grote katholieke politieke partij, de opvolger van RKSP, de Katholieke Volkspartij (KVP). Hij begon in 1922 met de Lijst-Arts, waarna hij in datzelfde jaar begon met de RKVP waarvoor hij in de Kamer kwam (’22- ’33). In ’33 fuseerde dus die partij met de KDB waardoor de KDP ontstond. Voor die partij zat hij van ’33- ’39 in de Kamer. In de periode ’39- ’45 was hij kamerlid voor de RKSP. In ’46 werd hij lid van de gemeenteraad van Tilburg, eerst met Vrije-Lijst Arts en van ’49-’51 voor de KVP.

In 1939 werd besloten om de KDP op te heffen en weer aansluiting bij de RKSP te zoeken.

Katholieke Nationale Partij

De Katholieke Nationale Partij (KNP) of Lijst Welter bood in de periode 1948-1955 politiek onderdak aan katholieke tegenstanders van de rooms-rode coalitie. De KNP stond ook wel bekend als de Welterpartij, naar Ch.I.J.M. Welter, oud-minister van Koloniën die tal van functies bekleedde binnen de partij. Hij was ook degene die zowel aan het begin als het einde van de partij stond. Zij was ontstaan omdat Welter zich als kamerlid voor de KVP niet kon verenigen met het beleid van de regering ten aanzien van de eenzijdig uitgeroepen Republik Indonesia, een beleid dat hij te toegeeflijk vond.

In mei 1948 deden Welter en zijn aanhangers met een eigen lijst mee aan de Kamerverkiezingen (Lijst Welter). Hij verwierf een zetel. In 1 november dat jaar werd de KNP door Welter en de zijnen opgericht. De partij verzette zich tegen het beleid van de KVP ten aanzien van de dekolonisatie van Nederlands-Indië en maakte zich bovendien sterk voor het belang van middenstand en werkgevers, in het algemeen voor het particulier initiatief.

Na de soevereiniteitsoverdracht van 1949

Na de soevereiniteitsoverdracht van 1949 profileerde de KNP zich vooral met sociaal-economische thema’s. Daarbij keerde zij zich met name tegen het socialisme. En met succes zo bleek: in 1952 verkreeg de KPN twee zetels; naast Welter betrof dat de jurist Profesor Lemaire, voormalig hoogleraar in Batavia. Bij de gemeenteraadsverkiezingen van 1953 was het motto: ‘Tegen het socialisme slechts één daad, de KNP in de gemeenteraad.’ Dat vond weerklank: de partij behaalde 18 zetels (relatief veel in Den Haag, Nijmegen en Maastricht). Maar landelijk totaal was er geen vooruitgang ten opzichte van de verkiezingen van ’52. Er bleek zich een dalende tendens in het stemmenaantal te hebben ingezet. Er kwamen besprekingen met de KVP over mogelijke hereniging. Het lukte de KNP twee van hun voormannen op de KVP-lijst te krijgen: Welter en de econoom A.E.M. Duynstee. Met 22 tegen 3 stemmen besloten de leden van de KNP hun partij op te heffen. Na de verkiezingen van 1956 kwamen Welter en Duynstee voor de KVP in de Tweede kamer. (In 1967 werd Duynstee staatssecretaris in het kabinet P. de Jong.)

Lees verder

© 2017 - 2024 Petervandenburg, het auteursrecht van dit artikel ligt bij de infoteur. Zonder toestemming is vermenigvuldiging verboden. Per 2021 gaat InfoNu verder als archief, artikelen worden nog maar beperkt geactualiseerd.
Gerelateerde artikelen
Politiek voor kinderen: politieke partijenIn Nederland bestaan tientallen politieke partijen waarop mensen in Nederland kunnen stemmen. Een aantal grote partijen…
Invloed christendom in NederlandHet christendom is al eeuwen lang de meest voorkomende godsdienst in Nederland. In de Middeleeuwen draaide alles in Nede…
Zetelroof: over Kamerleden die uit hun fractie stappenZetelroof: over Kamerleden die uit hun fractie stappenNa de verkiezingen van 2012 ontstonden er tijdens de regeerperiode van Rutte II door afsplitsing zes nieuwe fracties in…
Verzekering: Christelijke zorgverzekeringVerzekering: Christelijke zorgverzekeringSteeds meer mensen sluiten een christelijke zorgverzekering af. Dat doen zij omdat ze niet willen meebetalen aan zaken a…

Luchtwachttorens uit de Koude Oorlog in NederlandLuchtwachttorens uit de Koude Oorlog in NederlandTijdens de Koude Oorlog wist Nederland niet wat ze kon verwachten van de Sovjet-Unie en diens bondgenoten. Om vijandige…
Middeleeuwen: Het bouwen van kathedralenMiddeleeuwen: Het bouwen van kathedralenIn veel Europese steden bevinden zich indrukwekkende middeleeuwse kathedralen. Het bouwen van een kathedraal duurde in d…
Bronnen en referenties
  • www.resources.huygens.knaw : Repertorium kleine politieke partijen 1918-1967
  • https://www.historici.nl
  • https://nl.wikipedia.org
  • https://www.parlement.com
Petervandenburg (184 artikelen)
Laatste update: 05-06-2020
Rubriek: Kunst en Cultuur
Subrubriek: Geschiedenis
Bronnen en referenties: 4
Per 2021 gaat InfoNu verder als archief. Het grote aanbod van artikelen blijft beschikbaar maar er worden geen nieuwe artikelen meer gepubliceerd en nog maar beperkt geactualiseerd, daardoor kunnen artikelen op bepaalde punten verouderd zijn. Reacties plaatsen bij artikelen is niet meer mogelijk.