Handelsposten van de VOC in de Bengalen

Handelsposten van de VOC in de Bengalen De Bengalen is een benaming voor de huidige landen West-Bengalen en Bangladesh en is gelegen in het noordoosten van het Indische subcontinent. De 'twee delen' van de Bengalen staan met elkaar in verbinding door een uitgebreide delta van rivieren waarbij de Ganges en de Brahmaputra de twee belangrijkste en grootste rivieren zijn. In het westen grenzen de Bengalen aan India, in het noorden aan Nepal en Bhutan en in het oosten wordt de grens gevormd door India en het voormalig koninkrijk Brima (vandaag de dag Myanmar genoemd). Doordat het zuiden van de Bengalen grenst aan de Golf van Bengalen was het gebied met name in de zestiende en zeventiende eeuw van groot belang voor de handel die in het westen van Azië werd gedreven.

Inhoud


Overzicht van de handelsposten

Gedurende de jaren dat de VOC actief was in de handel in de Bengalen opende zij in totaal zeven handelsposten welke in diverse kustgebieden en in enkele strategische plaatsen in het binnenland waren gelegen. De Bengalen waren voor de VOC belangrijk voor de handel in (onder andere) textiel en zijde, die beide van uitzonderlijk hoge kwaliteit waren.

Handelsposten Bengalen

Legenda
A. Hoofdcomptoir Pipeli
B. Hoofdcomptoir Hougli
C. Comptoir Dhaka
D. Comptoir Bellesoor
E. Loge Murshidabad
F. Comptoir Cassimabasar
G. Comptoir Patna

Hoofdcomptoir Pipeli

In 1627 zette de VOC voor het eerst voet aan wal in de Bengalen en opende nog hetzelfde jaar haar allereerste handelspost. Het comptoir was gelegen in de stad Pipeli (vandaag de dag Baliapal genoemd) in het zuiden van de Bengalen. Na opening kreeg het comptoir meteen de eer om tot hoofdcomptoir te worden bestempeld en was - met name in de eerste jaren van haar bestaan - belangrijk bij de handel in slaven en salpeter. Toen de VOC in 1635 een nieuwe handelspost opende in Hougli verloor de handelspost in Pipeli als snel haar belang en werd dan ook hetzelfde jaar nog gesloten.

Hoofdcomptoir Hougli

Het comptoir te Hougli (vandaag de dag Hooghly genoemd) was gelegen in het zuiden van de Bengalen en stond via de rivier de Hooghly in verbinding met de Golf van Bengalen. De handelspost opende in 1635 haar deuren en was in 1655 dusdanig belangrijk voor de handel in het gebied dat ze een eigen bestuur kreeg. De handelspost stond onder bescherming van het nabij gelegen Fort Gustavus en was belangrijk bij de handel in katoen, opium, gember, zijde, hennep en suiker. De handelspost werd in 1795 gesloten toen de handel volledig tot stilstand kwam.

Comptoir Dacca

De handelspost in Dacca (vandaag de dag Dhaka genoemd) was strategisch gelegen in het midden van de Bengalen omgeven door een delta van verschillende rivieren. Aangezien Dacca de toenmalige hoofdstad van de Bengalen was, was het comptoir vooral van politiek belang en mede daarom de zetel van de gouverneur van de Bengalen. Naast het dienen van het politiek belang werd er in het comptoir ook nog gehandeld in textiel. De handelspost werd rond het jaar 1655 geopend, maar het was niet duidelijk in welk jaar ze werd gesloten.

Comptoir Bellesoor

Aangezien de Engelsen in 1633 en de Fransen in 1674 een handelspost hadden geopend in de belangrijke havenstad Bellesoor (vandaag de dag Baleshwar genoemd), gelegen op de zuidkust van de Bengalen, wilde de VOC niet achter blijven en opende er een handelspost in 1675. De handelspost was vooral belangrijk bij het vervoeren van handelsgoederen uit de Bengalen naar de nabij gelegen Coromandelkust in India en werd beschermd door Fort William, vernoemd naar toenmalig koning Willem III van Oranje (1650-1702). Wanneer het comptoir werd gesloten was onbekend.

Loge Murshidabad

In het jaar 1710 opende de VOC een kleine loge in de plaats Murshidabad, strategisch gelegen aan rivier de Hooghly in het noorden van de Bengalen. De loge was in eerste instantie bedoeld om de VOC-dienaren die van de ene naar de andere stad trokken onderdak te bieden maar werd in de loop der jaren ook gebruikt om zilveren ropijnen (Bengaalse munten) te slaan. In 1759 verloor de loge haar belang en werd gesloten.

Comptoir Cassimabasar

Het comptoir van Cassimabasar (vandaag de dag Kasim Bazar genoemd) was centraal gelegen in de Bengalen, nabij de rivier de Hooghly. De handelspost was van groot belang bij de inkoop van ruwe zijde, die in deze regio van uitzonderlijk hoge kwaliteit was, en werd geleid door een opperkoopman. In de loop der jaren werd het comptoir uitgebreid met de bouw van een zijdeweverij waar rond het jaar 1715 rond de 600 mannen en vrouwen werkzaam waren. Naast het weven van zijde werden er in dit comptoir ook zilveren ropijen geslagen. Wanneer het comptoir precies werd gesloten was onduidelijk.

Comptoir Patna

Het comptoir te Patna, gelegen in het noorden van de Bengalen, was gelegen aan de belangrijke rivier de Ganges en stond hierdoor in verbinding met vele steden in het binnenland. De handelspost in Patna verdiende haar geld met de inkoop van salpeter (de belangrijkste grondstof van buskruit), katoenen stoffen en opium. De handelspost was relatief klein en telde acht man personeel. Wanneer zij precies werd geopend en gesloten was onbekend.

Een zijderups aan het 'werk' / Bron: Gorkaazk, Wikimedia Commons (CC BY-3.0)Een zijderups aan het 'werk' / Bron: Gorkaazk, Wikimedia Commons (CC BY-3.0)

De 'ontdekking' van de Bengalen

Met name de zuidkust van de Bengalen was zeer gunstig gelegen aangezien deze grensde aan de gelijknamige Golf van Bengalen. De Nederlanders waren dan ook niet de eerste Europeanen die de handel in dit gebied probeerden toe te eigenen en ze moesten dan ook (onder andere) de strijd aangaan met de Portugezen.

Landing in Pipeli

Al voor oprichting van de VOC in 1602 waren er diverse Nederlandse handelaren actief in de gebieden rond de Golf van Bengalen, maar pas in 1615 zette de eerste Nederlander ook daadwerkelijk voet aan land. De vraag naar zijde uit Japan voerde de VOC-koopmannen naar de Bengaalse stad Pipeli waar na aankomst - naast zijde - ook volop salpeter, opium en katoen voor handen bleek te zijn. Na voorzichtig wat eerste contacten te hebben gelegd werd de haven van Pipeli in de jaren die volgden een vaste tussenstop voor de VOC-dienaren en in 1627 werd er de eerste handelspost van de Bengalen geopend. Door opening van de handelspost waren de Nederlandse koopmannen het hele jaar door aanwezig en konden zo profiteren van gunstigere prijzen in bepaalde seizoenen. Ondanks het feit dat het goed handelen was in Pipeli bleek de ligging van de handelspost toch niet ideaal aangezien de schepen vanaf de Golf van Bengalen nog een lange en smalle rivier moesten doorvaren voor ze bij de handelspost waren. Om het de schepen makkelijker te maken besloot de VOC uit te kijken naar een andere stad om een nieuwe handelspost te openen.

Verplaatsing van de handel

Na enige tijd zoeken liet de VOC haar oog vallen op de stad Hougli, gelegen in het noorden van de Bengalen, aan de gelijknamige rivier de Hooghly. Ondanks dat de stad een flink eind van de kust was gelegen was het bevaren van de rivier de Hooghly aanzienlijk makkelijker maar het enige probleem was dat het gebied al diverse jaren in handen van de Portugezen was. Aangezien de Portugezen niet van plan waren het gebied zonder slag of stoot op te geven waren er diverse Nederlandse aanvallen voor nodig om hen van gedachten te doen veranderen. Na inname van de stad opende het comptoir te Hougli in 1635 haar deuren en nam al snel de functie van de handelspost in Pipeli over. Aangezien het aanhouden van twee handelsposten die zo ver uit elkaar waren gelegen een zeer kostbare aangelegenheid was verplaatste de VOC de handel van het zuidelijke Pipeli naar het noordelijke Hougli. Na de verhuizing sloot het comptoir in Pipeli in 1635 al weer haar deuren.

Politiek comptoir

Met de sluiting van de handelspost in Pipeli was het comptoir in Hougli het enige op de Bengalen en deze werd dan ook onder bestuur van de gouverneur van de nabij gelegen Coromandelkust geplaatst. In de jaren die volgden groeide Hougli al snel uit tot het belangrijkste handelscentrum van het noordelijke deel van de Bengalen en haar bijdrage aan de totale winst van de VOC was groot.
Ze kreeg steeds meer bevoegdheden en wist naast de handel in zijde, katoen, salpeter en opium ook een geheel nieuw handelsnetwerk voor de in- en verkoop van hennep, suiker en gember op te zetten. Halverwege de zeventiende eeuw vormde de centraal gelegen stad Dacca het politieke middelpunt van de Bengalen en om ook een vinger op politiek gebied in de pap te hebben opende de VOC er in 1655 een handelspost. Gezien het belang van de beide handelsposten werd tevens besloten de Bengalen uit te roepen tot zelfstandig commandement en nog hetzelfde jaar droeg de gouverneur van de Coromandelkust de leiding over de Bengalen over aan de nieuwe gouverneur van de Bengalen.

Een tekening van de Nederlandse handelspost in Hougli / Bron: J. V. Schley (1721), Wikimedia Commons (Publiek domein)Een tekening van de Nederlandse handelspost in Hougli / Bron: J. V. Schley (1721), Wikimedia Commons (Publiek domein)

Uitbreidingen

Met name de steden die aan de diverse belangrijke rivieren zoals de Hooghly en de Ganges waren gelegen waren belangrijke handelscentra in de Bengalen. De VOC koos er dan ook voor om haar handelsposten veelal in het binnenland te vestigen naast of in de buurt van de uitlopers van de Golf van Bengalen. Het voordeel van handelsposten in het binnenland was dat men minder gevoelig was voor aanvallen vanaf zee en beter zicht had op wie de stad en/of handelspost naderden.

Gedwongen verhuizing

Om het laden en lossen van de schepen zo eenvoudig mogelijk te maken was het comptoir te Hougli direct aan de rivier de Hooghly gelegen, maar in 1656 bleek dit enorme voordeel ook een zeer groot nadeel te hebben. Toen de Hooghly buiten haar oevers trad en het merendeel van de omliggende gebieden onder water zette werd de Nederlandse handelspost vol getroffen en vrijwel volledig met de grond gelijk gemaakt. Het leek de toenmalige gouverneur van de Bengalen verstandiger om het comptoir op een andere plaats te herbouwen en de keuze viel al snel op de nabij gelegen stad Chinsura (vandaag de dag Chuchura genoemd). Aangezien de steden Chinsura en Hougli praktisch naast elkaar lagen besloot men om de nieuwe handelspost te openen onder naam van de oude post en het comptoir ging dan ook door het leven als comptoir Hougli. Net als in Hougli waren de Nederlanders ook in Chinsura niet de enige Europeanen die handel dreven en om meer gezag te hebben in het gebied werd de handelspost al snel uitgebreid door de bouw van Fort Gustavus.

Derde haven naar de Republiek

Om zicht te houden op de hoeveelheid goederen die in Azië werden verhandeld werden alle Nederlandse schepen verplicht om bij aankomst in Azië of bij terugkeer naar de Republiek, een tussenstop te maken in de haven van Batavia of Ceylon. Voor de schepen die uit de Bengalen terugkeerden betekende de extra tussenstop dat ze pas tegen de herfst de Republiek bereikten en hierdoor geregeld last hadden van de vele stormen die in deze periode de Europese wateren teisterden. Eind zeventiende eeuw besloten de Heeren XVII dat de schepen vanaf de Bengalen voortaan rechtstreeks naar de Republiek mochten varen omdat ze de lading van deze schepen te kostbaar vond om enig risico mee te lopen. Het besluit van de Heeren XVII was tegen het zere been van de Gouverneur-Generaal van Batavia, want hij liep op deze manier een flinke hoeveelheid inkomsten mis en hij besloot protest aan te tekenen. Als antwoord kreeg de Gouverneur-Generaal van Batavia de keuze; de schepen uit de Bengalen zouden voortaan of rechtstreeks naar de Republiek varen óf verplicht een tussenstop maken in de haven van Ceylon. Aangezien de Gouverneur-Generaal Ceylon de extra inkomsten niet gunde koos hij voor de eerste optie en de Bengalen werden hiermee de derde haven die in rechtstreekse verbinding stond met het thuisland (de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden).

Nieuwe handelsposten

Nu de schepen van de Bengalen toestemming hadden om rechtstreeks naar de Republiek te varen werd het gebied nog belangrijker voor de handel en bij het bereiken van de achttiende eeuw opende de VOC nog een aantal nieuwe handelsposten. Zo werd in het zuiden van de Bengalen, in de plaats Bellesoor, een comptoir geopend welke het doel had om de handel tussen de Bengalen en de Nederlandse handelsposten op de nabij gelegen Coromandelkust te controleren. In 1710 volgde de opening van een kleine loge in het dorpje Murshidabad welke in eerste instantie alleen werd gebruikt als rustplaats. In de loop der jaren werd de loge uitgebreid met een werkplaats waar men het VOC-zilver sloeg tot Bengaalse ropijnen. Ondanks de vele handelsgoederen die de VOC in- en verkocht in de Bengalen bleef de inkoop van zijde de belangrijkste activiteit en in 1715 bracht de vraag naar ruwe zijde de VOC naar de stad Cassimabasar. De kwaliteit van de ruwe zijde die hier werd verkocht was van zulke uitzonderlijke hoge kwaliteit dat de VOC haar handelspost al snel uitbreidde met de bouw van een zijdeweverij.

Een tekening van de stad Patna bij het bereiken van de negentiende eeuw / Bron: Thomas Daniell, Wikimedia Commons (Publiek domein)Een tekening van de stad Patna bij het bereiken van de negentiende eeuw / Bron: Thomas Daniell, Wikimedia Commons (Publiek domein)

Neergang

De Bengalen stonden het merendeel van de zestiende tot en met de achttiende eeuw onder leiding van de Grootmogol en behoorden dan ook tot het zogenaamde Mogolrijk. Het Mogolrijk werd in het jaar 1526 gevormd en besloeg op het hoogtepunt van haar macht vrijwel het gehele Indische Subcontinent.

Het uitéén vallen van het Mogolrijk

Halverwege de achttiende eeuw begon het immense Mogolrijk langzaam uit elkaar te vallen aangezien ze door haar grootte onverdedigbaar was geworden. Naast de diverse omliggende landen deden ook een aantal Europese landen een greep naar de macht, maar ondanks de diverse aanvallen her en der ging de handel onverminderd door. Bij het naderen van het jaar 1750 besloten ook de Engelsen die in de Bengalen handel dreven een poging te doen om hun macht te vergroten, maar dit was uiteraard tegen het zere been van de Nederlanders. De Gouverneur-Generaal van Batavia besloot de strijd met de Engelse East India Company aan te gaan en was van mening hier in totaal 4.000 manschappen voor nodig te hebben. Ondanks zijn inzet lukte het de Gouverneur-Generaal om 'slechts' 350 Europese en 500 Aziatische militairen bij elkaar te krijgen, maar besloot de aanval ondanks deze tegenvaller toch gewoon te laten doorgaan.

Verlies

Terwijl de Nederlandse manschappen via de Ganges naar de Engelse nederzetting in Calcutta voeren, waren de Engelsen al lang op de hoogte van hun komst en stonden dan ook klaar om de Nederlandse schepen te ontvangen. De aanval van de VOC op Calcutta eindigde in een grote blamage en de Engelsen wisten de Nederlandse aanval - vrijwel zonder moeite - af te slaan. Met de staart tussen de benen keerden de Nederlanders terug naar Batavia en de Gouverneur-Generaal besefte dat het verjagen van de Engelsen niet alleen een zeer tijdrovende klus zou worden maar ook een geldverslindende klus. Aangezien beide landen het belang van de handel in de Bengalen inzagen sloten ze in 1759 een overeenkomst die kon doorgaan voor een wapenstilstand. Beide landen spraken af om het aan militairen in de Bengalen te verminderen en geen aanvallen meer uit te voeren, wat voor de VOC een flinke kostenbesparing opleverde. Helaas bleek de maatregel niet voldoende om de handel in de Bengalen winstgevend te houden en in de jaren die volgden liep de handel in het hele gebied aanzienlijk terug. De VOC sloot alle handelsposten op het comptoir Hougli na, maar toen deze in 1795 al jaren verlies draaide werd ook deze handelspost gesloten.
© 2017 - 2024 Marjolijnr, het auteursrecht van dit artikel ligt bij de infoteur. Zonder toestemming is vermenigvuldiging verboden. Per 2021 gaat InfoNu verder als archief, artikelen worden nog maar beperkt geactualiseerd.
Gerelateerde artikelen
Handelsposten van de VOC in en om SuratteHandelsposten van de VOC in en om SuratteIn de zestiende en zeventiende eeuw was het een komen en gaan van (inter)nationale handelaren in de dorpen en steden op…
Handelsposten van de VOC in Birma (Myanmar)Handelsposten van de VOC in Birma (Myanmar)De Republiek Unie van Myanmar stond tot aan het jaar 1989 bekend als Birma (ook wel gespeld als Burma). Het land wordt i…
Handelsposten van de VOC op MakassarHandelsposten van de VOC op MakassarHet hedendaagse Makassar is de hoofdstad van de Indonesische provincie Zuid-Celebes en is gelegen op het gelijknamige ei…

Handelsposten van de VOC op de Malabarkust (Peperkust)Handelsposten van de VOC op de Malabarkust (Peperkust)De Malabarkust, kortweg de Malabar genoemd, is een benaming voor de kuststrook in het zuidwesten van India. In het weste…
Handelsposten van de VOC op de CoromandelkustHandelsposten van de VOC op de CoromandelkustDe Coromandelkust is een benaming voor de zuidoostkust van India, ongeveer gelegen tussen de Krishna Delta in het oosten…
Bronnen en referenties
  • https://nl.wikipedia.org/wiki/VOC_in_Bengalen
  • https://www.vocsite.nl/geschiedenis/handelsposten/bengalen.html
  • https://nl.wikipedia.org/wiki/Hooghly_(district)
  • https://nl.wikipedia.org/wiki/Patna_(district)
  • https://en.wikipedia.org/wiki/Cossimbazar
  • https://nl.wikipedia.org/wiki/Dhaka_(stad)
  • https://nl.wikipedia.org/wiki/Murshidabad_(district)
  • https://nl.wikipedia.org/wiki/VOC_in_Bengalen
  • Afbeelding bron 1: Gorkaazk, Wikimedia Commons (CC BY-3.0)
  • Afbeelding bron 2: J. V. Schley (1721), Wikimedia Commons (Publiek domein)
  • Afbeelding bron 3: Thomas Daniell, Wikimedia Commons (Publiek domein)
Marjolijnr (218 artikelen)
Laatste update: 09-02-2020
Rubriek: Kunst en Cultuur
Subrubriek: Geschiedenis
Bronnen en referenties: 11
Per 2021 gaat InfoNu verder als archief. Het grote aanbod van artikelen blijft beschikbaar maar er worden geen nieuwe artikelen meer gepubliceerd en nog maar beperkt geactualiseerd, daardoor kunnen artikelen op bepaalde punten verouderd zijn. Reacties plaatsen bij artikelen is niet meer mogelijk.