Handelsposten van de VOC op de Malabarkust (Peperkust)

Handelsposten van de VOC op de Malabarkust (Peperkust) De Malabarkust, kortweg de Malabar genoemd, is een benaming voor de kuststrook in het zuidwesten van India. In het westen grenst het gebied aan de Arabische Zee en in het oosten vormen de bergen van de West-Ghats een natuurlijk afscheiding tussen de Malabarkust en het binnenland. In de zestiende en zeventiende eeuw werd er in dit gebied volop gehandeld in kardemom, sisal, kokosproducten en peper, wat het gebied ook wel de bijnaam 'Peperkust' opleverden. De belangrijkste steden van de Malabarkust zijn Kochi en Kozhikode die door de Nederlanders Cochin en Calicut werden genoemd en de regio behoort tot het natste deel van heel zuidelijk India.

Inhoud


Overzicht handelsposten

Na een eerste aankomst in Arabië besloten de Nederlanders om de Arabische Zee over te steken waarna ze op de westkust van India voet aan land zetten. Na aankomst werd er een eerste handelspost geopend nabij de belangrijke handelsstad Goa maar in de loop der jaren besloot de VOC haar nieuwe handelsposten meer naar het zuiden te vestigen, op de populaire Malabarkust.


Comptoir Wingurla

De eerste Nederlandse handelspost in de stad Wingrula (vandaag de dag Vengurla genoemd) lag officieel net buiten het gebied dat tot de Malabarkust werd gerekend. Het lag hemelsbreed op enkele kilometers van de belangrijke westelijke handelsstad Goa, die al ruim een eeuw in handen van de Portugezen was. Na opening van het comptoir in 1637 stond ze onder leiding van de Gouverneur-Generaal van Batavia, maar in de jaren 1673 tot en met 1676 viel ze onder het bewind van de gouverneur van het nabij gelegen Suratte (vandaag de dag Surat genoemd). Tot aan haar sluiting in het jaar 1693 was het comptoir belangrijk bij de inkoop van peper en textiel.

Comptoir Kayankulam/Calicoilan

De enorme vraag naar en de goede kwaliteit van peper bracht de VOC halverwege de zeventiende eeuw naar de stad Kayankulam, een stuk zuidelijker gelegen dan Wingurla. In 1645 opende de VOC een handelspost in de stad in de hoop het pepermonopolie in het gebied in handen te krijgen, maar tot wanneer het comptoir in bedrijf was, was niet duidelijk.

Hoofdcomptoir Quilon

Toen de VOC in 1661 een derde handelspost op de Malabarkust opende werd besloten dat het gebied een eigen bestuur zou krijgen. Het hoofdcomptoir in de plaats Quilon kreeg de leiding over de twee eerder geopende handelsposten en was tevens van belang bij de inkoop van parels en peper. Gezien het belang van het hoofdcomptoir werd ze in de loop der jaren verstevigd met de bouw van een fort, welke de naam Fort Coylan kreeg. Het comptoir werd in 1793 gesloten toen de handel in het gebied aanzienlijk terugliep.

Fort Cranganor

Gezien de aanwezigheid van de vele buitenlandse handelaren op de Malabarkust besloot de VOC haar macht te vergroten door het fort in de plaats Cranganor toe te eigenen. Vanaf 1662 tot en met 1770 werd Fort Cranganor voortdurend bezet door een garnizoen VOC-soldaten die niets anders deden dan de buitenlandse handelaren in de gaten houden en het fort leverde dan ook geen enkele bijdrage aan de handel in het gebied.

Comptoir Cannanur

Om het (zeer gewilde) handelsmonopolie op peper in handen te krijgen was het nodig om meerdere handelsposten te openen en in 1663 opende comptoir Cannanur (vandaag de dag Cannanore genoemd) haar deuren. Naast de handel in peper was de handelspost ook betrokken bij de handel in kardemom, die hier van uitzonderlijk goede kwaliteit was. De handelspost werd verdedigd door een fort genaamd Cannanor. Het was onduidelijk tot welk jaar de handelspost in bedrijf was.

Loge Ponnani

Aangezien de handelspost in Cannanur redelijk ver van de andere handelsposten was gelegen werd er nog hetzelfde jaar besloten een kleine loge te openen in de plaats Ponnani, gelegen tussen Cannanur en Cranganor. Ondanks dat de loge aanvankelijk alleen was bedoeld als overnachtingsplaats raakte ze als snel betrokken bij de handel en functioneerde in de jaren die volgden dan ook regelmatig als pakhuis. Tot wanneer de loge precies in gebruik was, was niet bekend.

Hoofdcomptoir Cochin

Aangezien het bestuur in Quilon haar handen vol had aan het aansturen van alle handelsposten besloot de VOC in 1663 een geheel nieuw hoofdcomptoir te bouwen, welke tevens de zetel zou worden van de nieuwe gouverneur van de Malabar. Haar keuze viel hierbij op de stad Cochin (vandaag de dag Kochi genoemd), strategisch gelegen op het 'midden' van de Malabarkust. Gezien het belang van de handelspost werd ze verdedigd door een fort en tot aan haar overdracht aan de Engelsen in 1795 was het comptoir van belang bij de handel in peper en kaneel.

Residentie Barselor

Om de reis van het zuiden van de Malabarkust naar de handelsposten in het westen aangenamer te maken opende de VOC in 1667 een kleine residentie in de plaats Barselor (vandaag de Kundapura genoemd). Net als de loge in Ponnani was ook deze residentie aanvankelijk bedoeld als overnachtingsplaats maar wist in de jaren die volgden een belangrijk deel van de plaatselijke rijsthandel naar zich toe te trekken. Om de opslag van rijst mogelijk te maken werd de residentie uitgebreid met een kleine handelspost waarna de residentie en handelspost rond het jaar 1682 werden gesloten

Residentie Porka

Over de Nederlandse residentie in Porka (vandaag de Purakkad genoemd) was opvallend weinig informatie bekend. Zo was niet duidelijk in welk jaar ze werd geopend, hoeveel man personeel er werkte en tot welk jaar ze in bedrijf was. Uit enkele documenten bleek wel dat handelspost belangrijk was voor de inkoop van peper.

Comptoir Tengenepatnam

Het comptoir in de zuidoostelijke plaats Tengenepatnam (vandaag de dag Tengapatnam genoemd) was net als het comptoir in Wingurla officieel niet op de Malabarkust gelegen maar recht tegenover het eiland Ceylon (vandaag de dag Sri Lanka genoemd). Aangezien het comptoir belangrijk was voor de handel tussen de Malabarkust en Ceylon, werd ze onder leiding van de gouverneur van Ceylon geplaatst.

Kaap Comorin

Ook Kaap Comorin, gelegen op de Malabarkust, viel onder beheer van de gouverneur van Ceylon en was gedurende de jaren dat ze in bedrijf was belangrijk voor de inkoop van peper.

Een Portugees schip zoals dit werd vaak gezien in de wateren rond Goa, uit het Itinerario (boek) van Jan Huygen van Linschoten / Bron: Publiek domein, Wikimedia Commons (PD)Een Portugees schip zoals dit werd vaak gezien in de wateren rond Goa, uit het Itinerario (boek) van Jan Huygen van Linschoten / Bron: Publiek domein, Wikimedia Commons (PD)

De ontdekking van de Malabarkust

Toen de Nederlanders na een eerste landing op de Malabarkust tot de ontdekking kwamen dat de Portugezen het hier voor het zeggen hadden, vertrokken ze zonder problemen te maken. Maar in de jaren die volgden besloten ze niet alleen de rest van de Malabarkust te ontdekken, maar tevens ook om een aanval op het Portugese bolwerk in de belangrijke havenstad Goa voor te bereiden.

Het Portugese Goa

De Nederlandse handelaren waren geen onbekende in de gebieden die waren gelegen rond de Golf van Bengalen en de Arabische Zee en nadat ze zowel Arabië als Ceylon hadden aangedaan, besloten ze om hun blik te verruimen. Via diverse Arabische handelaren hadden de Nederlanders vernomen dat het goed handelen was op de Malabarkust van India en in de (meer noordelijk gelegen) stad Goa. Na een eerste aankomst in Goa bleek de stad al geruime tijd in handen te zijn van de Portugezen en na een vriendelijk contact besloten de Nederlanders, zonder amok te maken, terug te keren naar huis. Na oprichting van de VOC in het jaar 1602 besloten de Heeren XVII dat men een poging moest doen om de belangrijke Indische stad Goa op de Portugezen te veroveren en in 1604 deed de VOC een eerste poging. De Portugezen waren echter niet voor één gat te vangen en sloegen de aanval (vrijwel) moeiteloos af. Om te voorkomen dat de Nederlanders in de toekomst een nieuwe poging zouden doen de stad in handen te krijgen versterkten ze hun forten aanzienlijk en veranderde Goa hiermee in een onneembare vesting.

De eerste handelspost(en)

De VOC liet het er niet bij zitten en in de jaren die volgden was ze dan ook met enige regelmaat in de diverse havens van de Malabarkust te vinden om handel te drijven. In 1636 achtte de VOC zich sterk genoeg om een poging te doen de macht op de Malabarkust over te nemen en ze blokkeerde de haven van Goa. De handelaren werden hierdoor gedwongen uit te wijken naar de haven van de nabij gelegen stad Wingurla en toen dit bleek te werken opende de VOC er in 1637 haar eerste handelspost. In 1639 kwam het tot een serieus treffen tussen de Portugezen en de Nederlanders toen het de Nederlandse koopman Cornelis Simonszoon van der Veer (geboorte- en overlijdensdatum onbekend) lukte om een drietal Portugese schepen tot zinken te brengen, maar overige noemenswaardig vonden er niet plaats. De VOC was ondertussen blijven zoeken naar mogelijkheden voor het openen van nieuwe handelsposten en in 1643 sloot ze een handelsovereenkomst met de vorst van de zuidelijke stad Kayankulam. Aangezien de VOC nu toestemming had om een handelspost in dit gebied van de Malabarkust te openen, nam het belang voor het innemen van de noordelijke stad Goa af en in 1644 hief de VOC de blokkade dan ook op.

Jacht op de Portugezen

Na de opening van comptoir Kayankulam in 1645 werd het rustig op de Malabarkust omdat de VOC haar aandacht besloot te richten op het nabij gelegen eiland Ceylon. In de jaren die volgden wist ze vele gebieden van Ceylon in handen te krijgen en toen haar taak in 1656 was voltooid richtte ze de aandacht weer op de Malabarkust. Net als de Nederlanders hadden ook de Portugezen niet stilgezeten en zij hadden een handelspost weten te openen in de zuidelijke stad Quilon. Dat de Portugezen nu ook voet aan de grond probeerde te krijgen in het zuiden van de Malabarkust was de VOC een doorn in het oog en in 1658 liep ze de Portugezen in Quilon met een leger van 1.200 man volledig onder de voet. Na inname van de stad sloot de VOC een handelsovereenkomst met de plaatselijke vorstin waarbij de Nederlanders - tegen betaling - alle Portugese bezittingen in het gebied mochten overnemen en tevens het handelsmonopolie op de peper in handen kregen. Nadat de zaken in Quilon geregeld waren liet de VOC een aantal dienaren achter om de zaken in de gaten te houden en trok met de rest van het bezettingsleger weer verder.

Verovering van Cochin door de Nederlanders / Bron: Coenraet Decker, Wikimedia Commons (Publiek domein)Verovering van Cochin door de Nederlanders / Bron: Coenraet Decker, Wikimedia Commons (Publiek domein)

Uitbreidingen

Het veroveren van de Malabarkust ging niet zonder slag of stoot en de Nederlanders moesten dan ook meerdere keren het gevecht aan gaan met de Portugezen om hun doel te bereiken. Aangezien het belang van de handel op de Malabarkust nog steeds toenam besloot de VOC het gebied aan te wijzen als zelfstandig commandement wat betekende dat ze onder leiding kwam te staan van een gouverneur.

Veroveringen

Enkele maanden na het vertrek van het Nederlandse leger deden de Portugezen een poging om Quilon te heroveren en de paar aanwezige VOC-dienaren waren geen partij voor hen. De Portugezen eigenden hun bezittingen weer toe, maar de VOC besloot het er niet bij te laten zitten. In 1661 verschenen de Nederlanders met 23 schepen, 6 sloepen en een totale troepenmacht van 4.100 man voor de kust van Quilon en wisten de stad in hoog tempo te heroveren. Nadat de stad weer in Nederlandse handen was, werd er een garnizoen bestaande uit ruim 450 mannen gelegerd en de aanwezige handelspost uitgeroepen tot hoofdcomptoir. De VOC was na deze verovering nog lang niet tevreden en wilde - net als op Ceylon - ook op de Malabarkust het alleen voor het zeggen hebben. In 1662 veroverde ze dan ook Fort Cranganor, waarna de VOC haar aandacht richtte op het Portugese bolwerk in Cochin. Een eerste aanval volgde al snel maar de Portugezen wisten - met hulp van de troepen van de plaatselijke koning - de Nederlanders gemakkelijk af te weren.

Zelfstandig commandement

In november 1662 deed de VOC een tweede poging om Cochin in handen te krijgen en na een beleg van drie maanden gaven de Portugezen zich over. Nadat de stad op 7 januari 1663 officieel door de Portugezen aan de Nederlanders was overgedragen werd de handelspost uitgeroepen tot hoofdcomptoir en de Coromandelkust bestempeld als zelfstandig commandement. Ondanks deze benoeming duurde het nog enige tijd voor de Gouverneur-Generaal van Batavia de leiding over de Coromandelkust ook daadwerkelijk overdroeg. Diverse handelsposten werden hierbij eerst nog overgedragen aan de gouverneur van het nabij gelegen Ceylon maar in 1669 werd er dan eindelijk een gouverneur voor de Malabarkust benoemd. De gouverneur zetelde in Cochin en de handelsposten in Cochin, Cannanur en Quilon kregen vanaf dat moment, naast een handelsfunctie, ook een permanente militaire functie. De forten in de voornoemde drie gebieden werden in de loop der jaren aanzienlijk versterkt en mede hierdoor wist de VOC haar macht in het gebied flink uit te breiden.

Indeling

Eén van de eerste taken van de gouverneur was het opnieuw indelen van zijn gebieden en hij besloot diverse handelsposten onder leiding van één van de twee hoofdcomptoirs te stellen. De handelspost in het noordelijke Wingurla en de residentie in Barselor -
welke werd geopend in 1667 - werden onder leiding van de gouverneur van het nabij gelegen Suratte (vandaag de dag Surat genoemd) geplaatst en bleven dit ook tot aan hun sluiting. Onder beheer van hoofdcomptoir Cochin viel het Fort in Cranganor, de kleine residentie in Porka en de loge in Ponnani. Verder was de gouverneur in Cochin ook verantwoordelijk voor een kleine (naamloze) sterkte in het dorpje Pallippuram en verantwoordelijk voor de dagelijkse gang van zaken van de vele wachtposten die tussen de voornoemde handelsposten waren gelegen. Het comptoir in Calicoilan en de handelsposten in Tengenepatnam en Kaap Comorin vielen in eerste instantie onder het beheer van het bestuur van hoofdcomptoir Quilon, maar gezien de afgelegen ligging van Kaap Comorin en Tengenepatnam werden deze enige tijd later onder beheer van de gouverneur van Ceylon gesteld. Als laatste had het comptoir in het afgelegen Cannanur ook een eigen bestuur in de vorm van een opperhoofd, maar geen andere handelsposten onder zich om leiding aan te geven.

Handelsvlag van de Eadst-India Company / Bron: Yaddah, Wikimedia Commons (Publiek domein)Handelsvlag van de Eadst-India Company / Bron: Yaddah, Wikimedia Commons (Publiek domein)

Neergang

Ondanks de diverse veroveringen en vele handelsposten lukte het de VOC maar niet om het handelsmonopolie op peper in handen te krijgen en bij het naderen van de achttiende eeuw begon de neergang in te zetten. Door onrust in het gebied liep de handel in hoog tempo terug en de Engelsen grepen dat moment aan om hun macht op de Malabarkust te vergroten.

Tegenslagen

Ondanks dat de VOC vele pogingen had ondernomen om het handelsmonopolie op het peper van de Malabarkust in handen te krijgen werd het haar bij het bereiken van de achttiende eeuw duidelijk dat dit onmogelijk was. De Aziatische handelaren, die al eeuwen actief waren in dit gebied, hadden de touwtjes zo strak in handen dat het voor de VOC alleen mogelijk was enkele lokale verdragen te sluiten. Maar de paar verdragen die ze had weten te sluiten bleken overigens niets waard te zijn aangezien de vorsten het handelsmonopolie dat ze aan de VOC hadden gegeven, massaal schonden door hun peper aan de hoogste bieder te verkopen. Toen de Engelse East-India Company begin achttiende eeuw haar intrede op de Malabarkust deed had de VOC er al snel een geduchte concurrent bij en tot overmaat van ramp breidde de nieuwe vorst van het kleine koninkrijk Travancore (naast Cochin) zijn macht ook nog in hoog tempo uit. In 1741 deed de VOC een poging de koning een halt toe te roepen, maar de Slag bij Colachel eindigde in een blamage voor de Nederlanders.

Sluiting handelsposten

Na het verlies van de Slag bij Colachel wist de koning van Travancore zijn grip op het gebied nog verder te verstevigen en de VOC had er een zware dobber aan om haar handelspost in Cochin in bedrijf te houden. Ook in de zuidelijke delen van de Malabarkust werd het langzaam onrustig aangezien daar het kleine koninkrijk Mysore in hoog tempo aan het uitbreiden was en de VOC-dienaren in dit gebied moesten dan ook voortdurend op hun hoede zijn. In 1770 besloot men om de minst winstgevende handelsposten van de hand te doen en nog hetzelfde jaar werd Fort Cranganor ontruimd. In 1781 liep de Nederlandse handel in het gebied nog verder terug toen de koning van Travancore een eigen haven opende waar - met name - Arabische handelaren met open armen werden ontvangen. Gedurende de jaren 1781 tot en met 1790 werden alle handelsposten die onder het beheer van de gouverneur van de Malabarkust stonden verkocht op de hoofdcomptoirs in Cochin en Quillon na, maar in 1793 moest ook hoofdcomptoir Quillon eraan geloven.

Overdracht

In het jaar 1795 werd de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden onder de voet gelopen door Frankrijk en toenmalig stadhouder Willem V van Oranje-Nassau (1748-1806) werd gedwongen om naar Engeland te vluchten. Ondanks de diverse oorlogen die Engeland en de Republiek in het verleden hadden uitgevochten waren ze bondgenoten in de strijd tegen Frankrijk en Willem V nam een drastisch besluit. Om te voorkomen dat de overzeese gebieden van de Republiek in handen van de Fransen zouden komen droeg hij de gouverneurs op deze over te dragen aan de Engelsen. Nog hetzelfde jaar werd hoofdcomptoir Cochin - de enige en laatste Nederlandse handelspost op de Malabarkust - overgedragen aan de Engelsen waarna de handelspost op 1 maart 1825 door middel van het Traktaat van Londen definitief aan de Engelsen werd toegewezen.
© 2017 - 2024 Marjolijnr, het auteursrecht van dit artikel ligt bij de infoteur. Zonder toestemming is vermenigvuldiging verboden. Per 2021 gaat InfoNu verder als archief, artikelen worden nog maar beperkt geactualiseerd.
Gerelateerde artikelen
Handelsposten van de VOC in de BengalenHandelsposten van de VOC in de BengalenDe Bengalen is een benaming voor de huidige landen West-Bengalen en Bangladesh en is gelegen in het noordoosten van het…
Handelsposten van de VOC op CheribonHandelsposten van de VOC op CheribonDe stad Cheribon, ook wel geschreven als Cirebon, Chirebon of Tjirebon, is gelegen op de noordkust van het Indonesische…
Handelsposten van de VOC in en om SuratteHandelsposten van de VOC in en om SuratteIn de zestiende en zeventiende eeuw was het een komen en gaan van (inter)nationale handelaren in de dorpen en steden op…
Handelsposten van de VOC in Birma (Myanmar)Handelsposten van de VOC in Birma (Myanmar)De Republiek Unie van Myanmar stond tot aan het jaar 1989 bekend als Birma (ook wel gespeld als Burma). Het land wordt i…

De VOC-verversingspost op Kaap de Goede HoopDe VOC-verversingspost op Kaap de Goede HoopKaap de Goede Hoop is gelegen op het uiterste puntje van Zuid-Afrika, onder de rook van Kaapstad. In het westen wordt de…
Handelsposten van de VOC op de CoromandelkustHandelsposten van de VOC op de CoromandelkustDe Coromandelkust is een benaming voor de zuidoostkust van India, ongeveer gelegen tussen de Krishna Delta in het oosten…
Bronnen en referenties
  • Inleidingsfoto: www.google.nl/maps
  • https://www.vocsite.nl/geschiedenis/handelsposten/malabar.html
  • https://nl.wikipedia.org/wiki/Malabar_(India)
  • https://nl.wikipedia.org/wiki/Vengurla
  • https://nl.wikipedia.org/wiki/Dirk_van_Cloon
  • Afbeelding bron 1: Publiek domein, Wikimedia Commons (PD)
  • Afbeelding bron 2: Coenraet Decker, Wikimedia Commons (Publiek domein)
  • Afbeelding bron 3: Yaddah, Wikimedia Commons (Publiek domein)
Marjolijnr (218 artikelen)
Laatste update: 09-02-2020
Rubriek: Kunst en Cultuur
Subrubriek: Geschiedenis
Bronnen en referenties: 8
Per 2021 gaat InfoNu verder als archief. Het grote aanbod van artikelen blijft beschikbaar maar er worden geen nieuwe artikelen meer gepubliceerd en nog maar beperkt geactualiseerd, daardoor kunnen artikelen op bepaalde punten verouderd zijn. Reacties plaatsen bij artikelen is niet meer mogelijk.