De VOC-verversingspost op Kaap de Goede Hoop
Kaap de Goede Hoop is gelegen op het uiterste puntje van Zuid-Afrika, onder de rook van Kaapstad. In het westen wordt de Kaap begrensd door de Zuidelijke Atlantische Oceaan en in oosten door de Indische Oceaan en mede hierdoor is Kaap de Goede Hoop precies op het midden van de vaarroute van Europa naar Azië gelegen. De gunstige ligging van de Kaap werd voor de Nederlanders van belang toen ze meerde handelsposten in Azië opende en op zoek was naar een goede plaats om een verversingspost te vestigen.
Inhoud
Aankomst Jan van Riebeeck op Kaap de Goede Hoop /
Bron: Charles Davidson Bell, Wikimedia Commons (Publiek domein)De 'ontdekking' van de Kaap
Aangezien de Portugezen verblind werden door de rijkdom in Azië waren ze de eerste Europeanen die om Kaap de Goede Hoop heen wisten te varen, maar vestigden er geen nederzetting. Dit deden de Nederlanders die in 1647 op het strand van de Tafelbaai aanspoelden echter wel, al was dit in eerste instantie alleen om te overleven.
Kaap der Stormen
De eerste keer dat er iets over Kaap de Goede Hoop op schrift werd gesteld was toen de Portugese ontdekkingsreiziger Bartolomeu Dias (circa 1450 - 1500) in 1488 de zuidelijkste punt van Afrika wist te passeren, op zoek naar een vaarroute naar India. Aangezien het er op dat moment vreselijk stormde gaf Dias de zuidelijke punt de naam 'Cabo das Tormentas' oftewel 'Kaap der Stormen'. Na zijn terugkeer was het (vermoedelijk) de Portugese koning João II (1455-1495) die de Kaap omdoopte naar 'Cabo da Boa Esperança' oftewel 'Kaap de Goede Hoop' aangezien hij het ronden van de Kaap als een goede ontwikkeling zag in het vinden van een nieuwe vaarroute. In 1497 maakte de Portugees Vasco da Gama (1460 of 1469 - 1524) opnieuw melding van het passeren van de Kaap, maar ook hij besloot om er geen permanente nederzetting te vestigen.
Kennismaking met de Tafelbaai
Toen in maart 1647 het Nederlandse schip de Nieuw Haarlem voor de kust van Kaap de Goede Hoop verging, lukte het slechts een aantal bemanningsleden om het strand van de Tafelbaai ongeschonden te bereiken. Aangezien ze vastzaten op de Kaap besloten ze er het beste van te maken en bouwden een klein fort dat ze de naam 'Zandfort van de Kaap de Goede Hoop' gaven. In het jaar dat volgde, wisten de Nederlanders vers water en voldoende voedsel te vinden op de Kaap om in leven te blijven en in 1648 werden ze gered door de schepen van de Nederlandse handelaar Wollebrant Geleyns de Jongh (1594-1674). Bij terugkeer in de Republiek deden de schipbreukelingen diverse pogingen om de Heeren XVII over te halen een handelspost op Kaap de Goede Hoop te openen, maar uiteindelijke duurde het nog bijna vier jaar voor de VOC ook daadwerkelijk tot actie overging.
Noodzaak
Rond 1650 besloten de Heeren XVII iets te doen aan het hoge sterftecijfer onder de bemanningsleden, dat vooral werd veroorzaakt door de slechte hygiëne aan boord van de schepen en een tekort aan gezond voedsel en vers drinkwater. Aangezien de reis van Europa naar Azië halverwege de zeventiende eeuw al snel acht tot negen maanden in beslag nam besloten de Heeren XVII om een zogenaamd tussenstation op te richten waar de bemanning de mogelijkheid had zich te 'verversen'. Aangezien de schipbreukelingen van de Nieuw Haarlem hadden bewezen dat het mogelijk was om te overleven op Kaap de Goede Hoop en gezien de centrale ligging in het midden van de vaarroute, werd de Nederlandse koopman Jan van Riebeeck (1619-1677) er in 1652 op uit gestuurd.
De Tafelbaai geschilderd door Aernout Smit in 1683 /
Bron: Aernout Smit, Wikimedia Commons (Publiek domein)De Tafelbaai
Eén van de grote voordelen van verversingspost Kaap de Goede Hoop was haar ligging aan de natuurlijke haven van de Tafelbaai. De Tafelbaai was in de zomermaanden een ideale plaats om voor anker te gaan, maar zo liefelijk als ze was in de zomer zo afgrijselijk was de Tafelbaai in de herfst en winter. De vele stormen die het gebied teisterden waren over de gehele wereld bekend en meer dan 400 schepen konden hun reis naar de Tafelbaai dan ook niet meer navertellen. Ook menig Nederlands schip verging in het zicht van de haven van de Tafelbaai en er waren vele doden voor nodig voor de Heeren XVII besloten maatregelen te nemen.
Op de bodem van de baai
Het bereiken van de haven van de Tafelbaai was één van de grootste uitdagingen die een zeeman in het verleden kon krijgen, maar éénmaal binnen in de baai was het schip volkomen veilig voor alles en iedereen. Mede door deze betrekkelijke veiligheid duurde het vele jaren voor de Heeren XVII besloten beperkingen op te leggen voor het aanmeren in de Tafelbaai vanwege het slechte weer. Zo vergingen in juni 1722 de zes Nederlandse schepen Amie, Lakenman, Zoetigheid, Schotse Lorrendraai, Rotterdam en de Standvastigheid terwijl ze een poging deden de haven van de Tafelbaai te bereiken. In juli 1728 ging het nog een keer mis toen de schepen Stabroek en de Middenark verdwenen in de golven en in mei 1737 ging het vreselijk mis toen acht (!) schepen - Iepenrode, Flora, Padddenburg, Buis, Duinbeek, Goudriaan, Rodenrijs en Westerwijk - vergingen. In 1742 werd het de Nederlandse schepen verboden om aan te meren in de Tafelbaai in de periode van 15 mei tot en met 15 augustus, waarbij ze dienden uit te wijken naar de haven van de nabij gelegen Valsbaai, maar in de jaren die volgden ging het nog diverse keren flink mis. In 1749 werd besloten het aanmeerverbod voor de Tafelbaai te verlengen en werd het verboden om aan te meren vanaf 10 april tot en met 1 september.
Kasteel de Goede Hoop op een tekening van Isaak de Graaf uit 1674 /
Bron: Publiek domein, Wikimedia Commons (PD)Kolonisatie van de Kaap
Nog hetzelfde jaar gingen van Riebeeck en zijn negentig VOC-dienaren aan land bij Kaap de Goede Hoop waar ze meteen de taak op zich namen om een nederzetting te stichten. Naast de bouw van diverse woningen legden de Nederlanders diverse moestuinen aan die de schepen van vers voedsel konden voorzien.
Kasteel de Goede Hoop
Om ervoor te zorgen dat de Kaap permanent werd bewoond bood de VOC dienaren die uit dienst traden de mogelijkheid aan om zich op de Kaap te vestigen. Als ze akkoord gingen kregen ze naast een woning (kosteloos) een stuk grond toegewezen, waar ze gewassen konden verbouwen om aan de passerende schepen te verkopen. In de eerste jaren had de VOC er een harde dobber aan om voldoende Nederlanders te vinden die zich op de Kaap wilden vestigen, maar toen de VOC in 1666 alle Nederlandse schepen verplichtte een tussenstop op de Kaap te maken, werd het gebied enorm populair. Er werd een begin gemaakt met de bouw van een stenen fort dat in 1679 was voltooid en trots de naam 'Kasteel de Goede Hoop' kreeg. Naast de voormalig VOC-dienaren vestigden er zich ook steeds meer gelukzoekers op de Kaap en de nederzetting begon ongemerkt hard te groeien.
Ongewild succes
Naarmate het aantal inwoners van de Kaapkolonie (ook wel vrijburgers genoemd) toenam, werd de kolonie in hoog tempo uitgebreid. Naast het telen van groenten ging men zich ook bezighouden met het telen van fruit en door met de lokale stammen in het gebied te ruilen kwam de kolonie ook in het bezit van vee, zoals schapen, koeien en geiten. Naast vlees, groente, fruit en voldoende vers water, bood de Tafelbaai een enorme keuze aan vis en het leven op de Kaap was dan ook goed. Toen de kolonie werd uitgebreid met een ziekenhuis, daalde het sterftecijfer van de bemanningsleden op de Nederlandse schepen nog verder en de kleine nederzetting begon steeds meer te lijken op een grote stad. Aangezien het onderhouden van een kolonie op de Kaap een zeer kostbare aangelegenheid was voor de VOC besloot zij in 1658 diverse maatregelen te nemen om het wonen op de Kaap een stuk minder aantrekkelijk te maken.
Beperkingen
Via de Heeren XVII werd er een commissaris voor Kaap de Goede Hoop aangesteld die het reilen en zeilen op de verversingspost in goede banen moest leiden en al snel na zijn aankomst werden de eerste beperkingen ingevoerd. Zo werd het open immigratiebeleid naar de kolonie stopgezet en werd er besloten om strenger toe te zien op het monopolie van de exporthandel. Het werd de aanwezige vrijburgers verboden om handel voor eigen gewin te drijven en de VOC bepaalde welke gewassen er geteeld moesten worden en tegen welke prijzen deze moesten worden verkocht. Als laatste maakte de VOC de Nederlanders op de Kaap duidelijk dat zij zowel de bestuurlijke als de wetgevende en de rechterlijke macht in handen had. De betuttelende maatregelen van de VOC schoten veel bewoners van de Kaapkolonie in het verkeerde keelgat omdat ze juist uit de Republiek waren vertrokken om onder alle wetten en regels uit te komen.
De Kaapkolonie met Graaff-Reinet (blauw) en Swellendam (rood) /
Bron: Roxanna, Wikimedia Commons (CC BY-SA-3.0)Onafhankelijkheid
Aangezien de VOC totaal geen intentie had om Kaap de Goede Hoop te koloniseren deed ze ook geen enkele moeite om de lokale stammen te verdrijven of te bekeren, maar onbedoeld kwamen deze door de uitbreiding van de Kaapkolonie toch ernstig in het nauw.
De Hottentotten
Door het onbedoeld uitbreiden van de Kaapkolonie werd de lokale Khoikhoi-stam - door de Nederlanders de 'Hottentotten' genoemd omdat ze tijdens het dansen voortdurend kreten riepen die klonken als 'hot, hot' - steeds verder in het nauw gedreven. Waar de beide partijen na aankomst van de Nederlanders redelijk vaak hadden samengewerkt op het gebied van veeteelt en landbouw, begonnen de verhoudingen met het groeien van de Kaapkolonie steeds verder te verschuiven. Aangezien de Hottentotten niet bekend waren met het begrip 'bezit van land' - in hun ogen was hun land van iedereen - kocht de VOC grote delen van hun leefgebied op. De Hottentotten werden hierdoor steeds verder van Kaapstad verdreven en kwamen al snel in aanraking met hun aartsvijanden, de San (beter bekend als de Bosjesmannen) die in de gebieden Nieuwveld en Sneeuwberg woonden. Een groot deel van de Hottentotten overleefde de ontmoetingen met de Bosjesmannen niet en de Khoikhoi die het wel konden navertellen besloten bescherming te zoeken bij de VOC of verlieten het gebied om hun geluk elders in Afrika te beproeven.
Onrust
De nieuw ingevoerde maatregelen en het (onbedoeld) verdrijven van de Hottentotten veroorzaakten een hoop onrust in de Kaapkolonie. Met name de vrijburgers die de Kaap vanaf het prille begin hadden bewoond zaten niet te wachten op de betuttelende regels van de VOC en besloten deze dan ook massaal te negeren. Toen de VOC aankondigde hier streng tegen te gaan optreden was voor vele vrijburgers de maat vol en ze besloten de Kaapkolonie te verlaten. Ze verhuisden naar dorpen en steden in de omgeving van Kaapstad en breidden hiermee de kolonie weer verder uit. In een poging de groei van de kolonie een halt toe te roepen deed de VOC een tweetal pogingen om een grens met de vrijburgers af te spreken. Zo werd in eerste instantie bepaald dat de kolonie niet voor bij de rivier de Gamtoos, gelegen in de provincie Oost-Kaap, mocht komen, maar toen deze grens werd overschreden werd de Groot Visrivier aangewezen als nieuwe grens. De gebieden aan de overzijde van de Groot Visrivier waren toentertijd het grondgebied van de Xhosa-stam, welke door de Nederlanders 'Kaffers' werden genoemd.
De Onafhankelijke Boerenrepubliek
Ondanks de gemaakte afspraken verloor de VOC de macht over haar kolonie in de loop van de achttiende eeuw en de Nederlandse vrijburgers hadden zich inmiddels verspreid over de vele steden van Zuid-Afrika. In een laatste poging haar vrijburgers in de gaten te houden vestigde de VOC in 1745 een magistraat in de gemeente Swellendam en in 1786 één in de gemeente Graaff-Reinet, maar deze pogingen bleken tevergeefs. Toen in 1794 in de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden de Bataafse Revolutie (1794-1799) uitbrak sloeg deze al snel over naar de Kaapkolonie in Zuid-Afrika. Net als de patriotten in de Nederlanden besloten ook de vrijburgers in Zuid-Afrika te strijden voor hun vrijheid én onafhankelijkheid en kwamen dan ook massaal in opstand. Met hulp van diverse lokale stammen vielen de vrijburgers de Nederlandse grensposten van de VOC aan en wisten deze in hoog tempo te veroveren. Na de verovering van de gemeenten Graaff-Reinet riepen de vrijburgers het gebied uit tot 'Onafhankelijke Boerenrepubliek Graaff-Reinet', waarna de gemeente Swellendam enkele maanden later volgde.
Verlies van de Kaap
Waar de VOC in Zuid-Afrika haar handen vol had aan het beteugelen van de vrijburgers vocht de Republiek met man en macht om de Fransen buiten de deur te houden, maar beide pogingen waren tevergeefs. In 1795 veroverden de Fransen de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden en toenmalig stadhouder Willem V van Oranje-Nassau (1748-1806) werd gedwongen om naar Engeland te vluchten. Om te voorkomen dat de overzeese gebieden van de Republiek in Franse handen zouden komen gaf Willem V middels de 'Brieven van Kew' zijn gouverneurs in het buitenland de opdracht hun gebieden aan de Engelsen over te dragen. Kaap de Goede Hoop kwam hiermee in 1795 officieel in Engelse handen, maar de Nederlandse vrijburgers weigerden het Engelse gezag te erkennen. In de jaren die volgden bleven zij dan ook strijden voor hun vrijheid en pas in 1902 lukte het de Engelsen om de vele onafhankelijke boerenrepublieken samen te voegen met de Kaapkolonie tot het huidige Zuid-Afrika.