De Slag bij Mars-La-Tour (1870)
Op 16 augustus 1870 vond de Slag bij Mars-La-Tour plaats, in de omgeving van Metz. De veldslag was een onderdeel van de Frans-Pruisische Oorlog (1870-1871). Nadat de Fransen een aantal veldslagen hadden verloren in de Elzas in begin augustus, hadden zij zich teruggetrokken in de omgeving van Metz. Een dag eerder vond bij Colombey, iets ten oosten van Metz, al een veldslag plaats die onbeslist was geëindigd. Deze veldslag deed Moltke, de Pruisische veldmaarschalk, beseffen dat het leeuwendeel van het Franse Rijnleger zich nog steeds rondom Metz bevond. Daarom gaf hij het Tweede Leger de opdracht om de Moezel over te steken ten zuiden van Metz, in de hoop het Rijnleger te kunnen opsluiten bij Metz.
Op weg naar Verdun
De dag na de Slag bij Colombey besloot de Franse maarschalk Bazaine om het Rijnleger terug te trekken naar Verdun. De Franse rechtervleugel had zich na afloop van de Slag bij Colombey echter niet ver genoeg teruggetrokken. Hierdoor moest de linkervleugel eerst wachten tot de rechtervleugel weer in de buurt kwam voor de Franse terugtocht kon worden begonnen. Dit zou pas in de namiddag zijn en omdat er niet in de nacht werd gemarcheerd, kwam het Rijnleger slechts enkele kilometers verderop alweer tot stilstand.
Op 16 augustus begaf de Pruisische cavalerie, een voorhoede van het Tweede Leger, zich echter al in de richting van Verdun, waardoor Bazaine in logistieke problemen kwam. De bevoorrading en de gewonden konden nu namelijk niet meer zonder beveiliging naar Verdun en daardoor blokkeerden de overgebleven treinen de wegen. Het Rijnleger moest daarom ook deze dag halt houden. Het Rijnleger bevond zich toen op de weg Gravelotte-Rezonville-Vionville-Mars-La-Tour.
Franse uitgangspositie
In dit relatief vlakke terrein stond Frossard’s IIe Corps ten zuiden van de weg, tussen Gravelotte en Rezonville. Het Gardekorps, onder leiding van Bourbaki, stond noordelijk van het IIe Corps opgesteld. Ten noordwesten van Rezonville vormde het VIe Corps, aangevoerd door Canrobert, de Franse rechterflank. In Amanvillers, ongeveer 10km naar het noordoosten, waren het IIIe en IVe Corps gepositioneerd.
Pruisische uitgangspositie
Ondertussen had ook het Pruisische Tweede Leger zich verplaatst. Toen Moltke bericht kreeg van de Slag bij Colombey, beval hij het Tweede Leger de Moezel over te steken bij Pont-à-Mousson om vervolgens in de richting van de weg Metz-Verdun te marcheren. Het IIIe legerkorps was als voorhoede naar Gorze, ten zuiden van Rezonville, gemarcheerd. Tegelijkertijd waren het Xe Korps en de 6e Cavalerie Divisie, eveneens als voorpost, naar Thiaucourt opgerukt. Een grote confrontatie werd vooralsnog niet verwacht.
Het begin van de veldslag
In de ochtend van 16 augustus opende de Pruisische artillerie het vuur op een kleine Franse eenheid in Rezonville. Toen de Fransen hierop reageerden door terug te vuren, bleek al gauw dat de Fransen in groten getale aanwezig waren. Generaal Alvensleben, de commandant van het IIIe legerkorps, was in de veronderstelling dat het Rijnleger zich niet in westelijke, maar in noordelijke richting terugtrok en dat de troepen in de omgeving van Rezonville een ‘ongebruikelijk sterke achterhoede’ vormden. Desondanks beval hij de 6e infanteriedivisie op te rukken naar Jarny, noordelijk van Mars-La-Tour, om de Fransen de pas af te snijden, voor het geval zij alsnog naar Verdun zouden marcheren. In de tussentijd moest de 5e infanteriedivisie de Franse troepen in Rezonville vastpinnen.
De Franse tegenaanval
Ondertussen was de rechterflank van het Franse IIe Corps opgerukt naar Vionville en Flavigny, ten westen van Rezonville, om de naderende Pruisen op te vangen. Van daaruit namen zij de Pruisische 5e infanteriedivisie onder vuur, die hierdoor zwaar in de verdrukking kwam. Toen de 6e infanteriedivisie aankwam in Tronville, realiseerde Alvensleben zich dat hij de 5e divisie moest ontlasten. Hierop draaide de 6e divisie zich naar het oosten en begon een aanval tegen de Franse troepen in Vionville en Flavigny. Hoewel de Pruisische divisie zware verliezen leed door het Franse artillerievuur, zag de Franse infanterie zich toch gedwongen uit beide plaatsen terug te trekken naar Rezonville om een omvatting te voorkomen. Deze terugtocht mondde uit in een massale vlucht van de rechterflank van het IIe Corps, nadat het Pruisische artillerievuur intensiveerde en twee Franse brigadecommandanten zwaargewond raakten.
Een gemiste kans
De 6e divisie zette vervolgens de achtervolging in en stootte door naar Rezonville, maar die aanval werd afgeslagen door Franse reserves. Alvensleben had nu een groot probleem: hij had alle troepen reeds ingezet, maar zijn aanval was desondanks afgeslagen en het Xe legerkorps was nog niet ter plaatse. Hij kon de aanval dus niet hervatten.
Voor de Fransen was de situatie daarentegen bijzonder gunstig. Ze waren in de meerderheid, de linkerflank werd gedekt door de vestingwerken van Metz en de rechterflank werd beschermd door batterijen en een grote hoeveelheid aan cavalerie. Bovendien had Bazaine maar liefst drie legerkorpsen die als reserve konden dienen.
In deze situatie had een Franse tegenaanval het Pruisische korps terug kunnen drijven om zodoende de weg naar Verdun weer vrij te maken. Het Rijnleger had de terugtocht dan alsnog voort kunnen zetten. Desondanks zette Bazaine geen grootschalige tegenaanval in. Waarom is niet helemaal duidelijk, maar waarschijnlijk vermoedde Bazaine dat de Pruisen zijn linkerflank zouden aanvallen met een verrassingsaanval uit de bossen. Hij stelde namelijk het gehele Gardecorps en delen van het VIe Corps op aan zijn linkerflank, terwijl daar geen enkele Pruisische eenheid te vinden was. Verder verlengde Bazaine zijn rechterflank door twee divisies tussen St. Marcel en Bruville op te stellen. Het IVe Corps werd vanuit Doncourt in zuidelijke richting gestuurd om als reserve te dienen.
Bredows Todesritt
De Franse Generaal Canrobert, de commandant van het VIe Corps, zag dat de Pruisische 6e infanteriedivisie zwaar te lijden had gehad onder het artillerievuur. Nu zijn rechterflank gedekt werd door twee divisies, achtte hij de tijd rijp voor een tegenaanval en stuurde hij zijn infanterie richting Vionville om de Pruisen uit die plek te verdrijven.
Om de 6e infanteriedivisie te ontlasten en de tegenaanval tegemoet te treden, gaf Alvensleben het bevel voor een charge met zijn laatste verse cavalerie-eenheden, onder leiding van generaal von Bredow. De frontale cavaleriecharge leek een zinloze opoffering voor het hogere doel te worden, maar door slim te manoeuvreren, wist Bredow de charge van zijn 12e cavaleriebrigade lange tijd te verstoppen achter laagliggende kruitwolken. De brigade reed vervolgens dwars door de eerste linie naar het artilleriegeschut en wist de kanonniers te doden. De tweede Franse linie sloeg op de vlucht en de charge kwam pas tot stilstand nadat de brigade werd omsingeld door Franse cavalerie-eenheden. Toen blies Bredow de aftocht en vocht hij zich een weg terug naar Flavigny. De charge, later ook wel ‘Bredows Todesritt’ genoemd, bleek een groot succes: uit angst voor een aanval vanuit de bossen aan de linkerflank beval Bazaine dat Canrobert zijn aanval direct moest stoppen.
Om drie uur ’s middags kwam het Franse IVe Corps aan in St. Marcel. De Fransen rukten vervolgens met vier divisies op in de richting van Tronville. Er ontstond een hevig gevecht in de bosjes ten noorden van Tronville, waarbij de Pruisen zich geleidelijk terug moesten trekken om een omsingeling te voorkomen.
Het tij keert
Een half uur later kwamen echter ook de Pruisische versterkingen van het Xe Korps aan op het slagveld. Met behulp van de 20ste infanteriedivisie werden de Fransen weer uit de bosjes verdreven en namen zij wederom een defensieve positie in ten noorden van Tronville. Ondertussen kwam ook een brigade van de 19e infanteriedivisie vanuit het westen het slagveld op. Omdat de Fransen inmiddels uit de bosjes ten noorden van Tronville waren verdreven, rukten de 19e infanteriedivisie vanuit Mars-La-Tour op in de richting van Bruville om de Franse rechterflank aan te vallen.
Daar stond echter het Franse VIe Corps opgesteld. Tegenover zo’n overmacht had de Pruisische brigade geen kans. Zij werd zwaar onder vuur genomen en zag zich gedwongen terug te trekken naar Tronville. De brigade had in deze aanval maar liefst 60% van haar manschappen verloren.
Met deze terugtocht was het gevaar echter nog niet geweken, want de Franse cavalerie had de achtervolging ingezet. De charge van de Franse cavalerie werd opgevangen door de Pruisische cavalerie, die zich met een tegenaanval op de Fransen wierp. Wat volgde was een handgemeen tussen ongeveer 5000 cavaleristen. Geleidelijk kreeg de Pruisische cavalerie de overhand en uiteindelijk sloeg de Franse cavalerie op de vlucht.
Einde en nasleep van de veldslag
Door de Franse infanteriereserves was de Pruisische cavalerie niet in staat om de achtervolging in te zetten. Bovendien begon het donker te worden, waren de troepen uitgeput en waren er geen reserves beschikbaar. De Pruisen zetten hun aanval daarom niet voort, maar hergroepeerden zich rond Mars-La-Tour. Ook de Fransen wilden de veldslag niet voortzetten en trokken zich terug naar Gravelotte. In de veldslag waren aan beide zijden zo’n 16.000 soldaten gesneuveld. Daarmee was ook deze veldslag in feite onbeslist. Het daadwerkelijke belang van deze veldslag zat hem met name in het feit dat de Fransen zich niet konden terugtrekken in westelijke richting. Dit maakte het mogelijk dat ook het Eerste Leger de Moezel kon oversteken in een poging het Rijnleger te omsingelen bij Metz. De volgende dag zou dan ook de Slag bij Gravelotte plaatsvinden.