Auftragstaktik: de Duitse oplossing voor tactische chaos
Auftragstaktik is de naam voor een bepaalde gedecentraliseerde manier van bevelvoering die zijn oorsprong had in het Pruisische leger van de tweede helft van de 19e eeuw en die tegenwoordig nog steeds voortleeft in het Duitse leger. De term ‘Auftragstaktik’ is echter problematisch. Die term is namelijk pas in 1977 voor het eerst officieel gedefinieerd in een verordening van de Bundeswehr. Het concept bestond toen echter al meer dan 100 jaar en had zich geleidelijk ontwikkeld. Er is dus ook geen duidelijk moment aan te wijzen, waarop het concept werd ingevoerd. Wel is duidelijk aan te wijzen op welk moment men deze ideeën begon te ontwikkelen.
Jena en Auerstedt
Die ontwikkeling begon namelijk met de Pruisische nederlaag in de oorlog van 1806-1807 tegen Napoleon. Pruisen werd verpletterend verslagen en dat was deels te wijten aan de wijze waarop het Pruisische leger vocht. Zo vochten de Pruisen volgens de principes van de zogenaamde Lineartaktik, waarin de troepen in twee of drie lange slagordes werden opgesteld waarna zij gelijktijdig en gelijkmatig naar de vijand marcheerden. Naast het feit dat dit in ongelijk terrein nauwelijks toepasbaar was, bracht de Lineartaktik nog een ander probleem met zich mee. De eenheden werden namelijk niet verticaal, maar horizontaal opgesteld, waardoor officieren in de frontlinie niet in de positie waren om zelfstandig versterkingen uit de achterliggende linies in te zetten.
Een ander probleem van het Pruisische leger was de schematische wijze waarop het manoeuvreerde op het slagveld. De troepen werden getraind om zich ordelijk, in gelijke tred en volgens vaste, wiskundige patronen over het slagveld te bewegen, zoals dat ook bij parades gebeurde. Bij deze zogenaamde Revuetaktik werd geen rekening gehouden met de vijand en evenmin met de eigen officieren. Zij moesten hun uitgebreide bevelen immers strikt opvolgen en voor eigen initiatief was geen ruimte. Gemotiveerd door het succes van Revuetaktik in de Zevenjarige Oorlog probeerden de Pruisen om het systeem verder te perfectioneren. Uiteindelijk kwam er zoveel focus op details dat het niet langer aansloot bij de werkelijkheid. Zo was er bijvoorbeeld generaal von Saldern die “sich nach einer längeren, ernsten Betrachtung für 75 Schritt in der Minute des Marsches der Infanterie, nicht für 76 entschieden.” Het spreekt voor zich dat er bij het dogmatisch vastklampen aan dergelijke details geen ruimte was voor eigen initiatief of flexibiliteit.
Pruisische Hervormingen
Het Pruisische leger werd dus geplaagd door een gebrek aan flexibiliteit, mobiliteit, zelfstandigheid, zelfredzaamheid en eigen initiatief. Daarom richtte de Pruisische koning Frederik Willem III in 1807 de Militär-Reorganisationskommission op om het leger te hervormen opdat het in de nabije toekomst opgewassen zou zijn tegen de uitdagingen van de moderne oorlogvoering. De generaal-majoors von Scharnhorst en von Yorck zouden een belangrijke rol spelen bij de hervorming van het Pruisische leger. Zo werd het Pruisische leger onder hun leiding opgedeeld in min of meer zelfstandige brigades, in navolging van de divisies van het Franse leger. Deze vernieuwde indeling gaf de brigadecommandanten meer zelfstandigheid en flexibiliteit op het slagveld. De twee belangrijkste hervormingen voor de ontwikkeling van Auftragstaktik waren echter de invoering van de algemene dienstplicht en het loslaten van de schematische Revuetaktik.
In de vrede van Tilsit van 1808 had Napoleon bepaald dat het Pruisische leger maar uit maximaal 42.000 soldaten mocht bestaan. Tevens werd het de Pruisen verboden om een militie op te richten. Pas nadat Napoleons leger was verslagen in de veldtocht tegen Rusland in de winter van 1812, durfde Frederik Willem III zich voor te bereiden op een oorlog tegen Napoleon om de Franse bezetting te beëindigen. Dat begon in februari 1813 met een verordening waarin de bourgeoisie de mogelijkheid kreeg om zich als vrijwilliger aan te melden. Later werden uitzonderingen op het Kantonreglement ingetrokken en uiteindelijk werd de Landwehr opgericht in maart 1813. De hervorming werd afgerond met de invoering van de algemene dienstplicht in 1814. Het gevolg was een enorme groei van het leger. Het werd zelfs zo groot dat het niet langer mogelijk was voor één opperbevelhebber om het overzicht te behouden en op zowel macro- als microniveau bevelen te geven. Kortom: de sterk gecentraliseerde bevelstructuur werd inefficiënt en dat was een belangrijke drijfveer voor decentralisatie en dus ook voor de ontwikkeling van Auftragstaktik.
Maar daarnaast betekende de groei van het leger ook een tekort aan officieren. Om dit op te lossen, werden de deuren van het officierskorps geopend voor alle lagen van de bevolking. Selectie was hiermee niet langer alleen maar gebaseerd op leeftijd en afkomst, maar ook op talent en prestatie. Om de kwaliteit van de officieren te kunnen garanderen, werd ook de opleiding op de schop gegooid, zodat ook deze aansloot bij de wensen van de hervormers. Een officier moest niet langer enkel bevelen kunnen opvolgen, maar moest vooral zelfstandig kunnen denken en tot een oordeel kunnen komen. De officieren die hierin het meest uitblonken, werden toegelaten tot de nieuw opgerichte Kriegsschule für Offizieren. Na afronding van deze opleiding eindigden zij meestal in de grote generale staf. Vanwege de nadruk op zelfstandigheid in denken vormde deze verbeterde opleiding een voorwaarde voor het ontstaan van Auftragstaktik.
Uit de nederlagen van het Pruisische leger in de oorlog tegen Napoleon was namelijk duidelijk gebleken dat Revuetaktik niet meer werkte. Het was dusdanig schematisch en wiskundig dat het was komen los te staan van de realiteit van het gevecht. Scharnhorst zag dit ook in: “Man muβ dem Zufall seinen Spielraum lassen, weil man ihn nie ganz beseitigen kann, sondern, indem man ihn zu beschränken sucht, sein Gebiet vielmehr erweitert. An je mehr besondere Bestimmungen wir das Ganze anknüpfen, um desto schwächer wird es.” Ook Frederik Wilhelm III stelde al in 1807 in een essay dat "weitläufige Dispositionen [...] sind für eine Bataille nicht zu geben. Man übersieht so viel als möglich das Terrain, gibt den Divisions-Generale, wenn hierzu die Zeit ist, die Generalidee mit wenigen Worten an, zeigt ihnen en gros das Terrain, wo sich die Armee formieren soll. Die Art des Aufmarsches bleibt ihnen überlassen; nur der Schnellste ist der Beste. Für das Weitere sind sie verantwortlich zu machen. Der kommandierende General kann nicht allgegenwärtig sein." De opvatting dat oorlog niet wiskundig en wetmatig was, maar juist uniek en onvoorspelbaar, zou kenmerkend worden voor de Pruisische visie op oorlog en ten grondslag liggen aan de geboorte van Auftragstaktik. Want de erkenning dat oorlog onvoorspelbaar is, maakte dat men juist op zoek ging naar een manier om met die onvoorspelbaarheid om te gaan.
Zelfstandigheid en flexibiliteit in plaats van wiskunde
De oplossing lag in flexibiliteit, zelfstandigheid en mobiliteit op het slagveld. Zelfstandigheid was echter relatief. Er werd zeker niet mee bedoeld dat onderofficieren voortaan in staat moesten zijn om hun bevelen te negeren en op eigen initiatief te opereren. Het idee was veel meer dat de opperbevelhebber minder details zou verwerken in zijn bevelen, zodat de onderofficier meer ruimte kreeg om invulling te geven aan zijn bevel. Dat betekende dat de onderofficier wel in staat moest zijn om zelfstandig kansrijke of risicovolle situaties te herkennen, te beoordelen en daar tenslotte ook in de praktijk naar te handelen. Dat is ook de reden waarom de officiersopleiding een belangrijke voorwaarde was voor het ontstaan van Auftragstaktik; zonder bekwame officieren was een dergelijke mate van zelfstandigheid op het slagveld ondenkbaar geweest.
Terug naar het oude
De hervormingen bleken echter niet van blijvende aard te zijn. Nadat Napoleon in 1815 werd verslagen, deed een periode van restauratie zijn intrede. Niet alleen op politiek-militair gebied, maar ook op tactisch gebied probeerde de Pruisische elite terug te keren naar de situatie van voor de komst Napoleon. Zo had het Pruisische leger gedurende de jaren '20 van de 19e eeuw haar flexibiliteit alweer verloren door de Revuetaktik weer in te voeren. Ook werd de algemene dienstplicht weer ingeperkt, aangezien het door de lange periode van vrede voor Pruisen toch niet langer noodzakelijk was om een groot leger te handhaven.
De Pruisische Oorlogsopvatting
Ondanks het feit dat in deze periode van restauratie vrijwel alle hervormingen ongedaan werden gemaakt, waren deze hervormingen toch een belangrijke voorwaarde voor het ontstaan van Auftragstaktik. De vernieuwde Pruisische officiersopleiding had namelijk een grote hoeveelheid officieren voortgebracht, die waren opgeleid aan de hand van de centrale ideeën van de hervormingen. En de kwaliteit van deze officieren bleek van uitstekend niveau te zijn. Want hoewel bijna alle hervormingen weer werden teruggedraaid, bleven de zogenaamde Kriegsspiele en de stafreizen bestaan, waardoor de officieren de gelegenheid kregen om niet alleen zichzelf, maar ook hun oorlogsopvatting, te blijven ontwikkelen. En die oorlogsopvatting bleek essentieel om het concept Auftragstaktik te kunnen begrijpen. Want opvattingen over hoe oorlog in essentie is, zijn ook bepalend voor de wijze waarop een krijgsmacht haar leiderschapsdoctrine opstelt. Deze opvatting kwam enerzijds voort uit de verandering die de oorlogvoering doormaakte door nieuwe technologische ontwikkelingen. Anderzijds kwam zij voort uit de oorlogstheorie van Clausewitz en de pragmatische wijze waarop von Moltke die probeerde uit te werken.
Technologische ontwikkelingen in de oorlogvoering
De Pruisische oorlogsopvatting was sterk beïnvloed door de nieuwe technologische ontwikkelingen in de oorlogvoering die voortkwamen uit de industrialisatie. Spoorwegen, telegrafie en moderne wapens hadden de oorlogvoering immers drastisch veranderd. Voor de ontwikkeling van Auftragstaktik is met name de opkomst van achterladers van belang. Vanaf 1848 werd de Pruisische infanterie uitgerust met het Dreyse naaldgeweer. Het was de eerste bruikbare achterlader en dat betekende dat men ook vanuit dekking of zelfs liggend kon vuren en herladen. Daarnaast was het bereik van de Dreyse maar liefst drie keer zo groot dan dat van de tot dan toe gebruikelijke voorladers en werd de vuursnelheid aanzienlijk verhoogd.
De Pruisische artillerie werd vanaf 1860 uitgerust met achterladers. Ook voor het artilleriegeschut gold dat de vuursnelheid enorm toenam. Het bereik werd vergroot tot maar liefst 3800m. Dit geschut was tevens voorzien van getrokken lopen, wat de nauwkeurigheid ten goede kwam. Deze toename in bereik verbreedde en verdiepte het slagveld en de verhoogde vuursnelheid maakte nog grootschaliger vernietiging mogelijk. Daardoor genoot het defensief voortaan een tactisch voordeel. Om dit defensieve voordeel zoveel mogelijk in te perken, moesten de eenheden hun flexibiliteit vergroten om beter gebruik te kunnen maken van de omgeving en moesten zij meer worden verspreid om te voorkomen dat zij één groot doelwit zouden worden. Deze flexibiliteit en grotere spreiding van troepen vereiste echter dat de bevelvoering sterk werd gedecentraliseerd, omdat de opperbevelhebber niet langer voldoende overzicht had om snel en adequaat te kunnen reageren in kritische gevechtssituaties. De onoverzichtelijkheid werd nog versterkt door de invoering van de dienstplicht die ervoor zorgde dat de legers dusdanig omvangrijk werden dat bevelvoering een serieus probleem werd.
De Pruisisch-Duitse School
Doordat de wijze van oorlogvoering zo was veranderd, werd de achterliggende oorlogstheorie ook veranderd. Jomini's oorlogstheorie, die dominant was in de eerste helft van de 19e eeuw, werd bekritiseerd door een aantal Pruisische en Duitse theoretici, waarvan Clausewitz de meest invloedrijke zou worden. Jomini was van mening dat er onveranderlijke regels aan oorlogvoering ten grondslag lagen, die ontdekt en vervolgens toegepast konden worden om een overwinning te behalen. Door de nadruk op deze onderliggende principes te leggen, had hij een sterk rationeel perspectief.
De theorie van Carl von Clausewitz
De 'preuβisch-deutschen militärischen Denkschule' zag dat juist heel anders. Bij hen lag de nadruk meer op irrationele factoren. Het waren geen onveranderlijke regels, maar juist factoren zoals toeval, geluk, karaktereigenschappen en deugden die bepaalden wie de strijd zou winnen. Enkele van deze factoren, namelijk "die Talente des Feldherrn, die kriegerische Tugend des Heeres und den Volksgeist desselben, die Kühnheit sowie die Beharrlichkeit", werden door Clausewitz beschouwd als belangrijke 'moralische Gröβen'.
Kühnheit, ofwel vastberadenheid, was voor Clausewitz een van de belangrijkste deugden op het slagveld, omdat het de drijfkracht was achter creatief handelen in gevaarlijke situaties. In deze opvatting ligt niet alleen de oorsprong van de zogenaamde 'Offensivgeist', maar ook van het belang dat gehecht werd aan het nemen van initiatief in de Auftragstaktik-doctrine. Het initiatief nemen door te handelen, was in alle gevallen beter dan nalaten te handelen. Zelfs als het handelen achteraf een fout bleek. Vastberadenheid kon weliswaar makkelijk tot foutief handelen leiden, dat "dennoch [...] ein schöner Fehler bleibt, der nicht angesehen werden muss wie jeder andere."
Beharrlichkeit was voor Clausewitz eveneens een cruciale deugd, omdat volharding volgens hem de officier in staat stelde om de onzekerheid, die oorlogssituaties vaak kenmerkt, te kunnen bedwingen. Aangezien Clausewitz oorlog karakteriseert als "erweiterte Zweikampf" waarbij "jeder [...] den anderen durch physische Gewalt zur erfüllung seines Willens zu zwingen" is het ook helemaal niet verwonderlijk dat hij zoveel waarde hechtte aan volharding. Iemand die volhardt, laat zich immers ook niet met geweld iets opleggen.
Vastberadenheid en volharding vormden bij Clausewitz de sterke wilskracht die nodig was om de zogenaamde 'Friktion' te kunnen bestrijden. Friktion was hetgeen dat oorlog op papier van oorlog in de werkelijkheid onderscheidt. Daarmee bedoelde hij het geheel van alle onvoorziene omstandigheden en gebeurtenissen, die een krijgsmacht of onderdelen van een krijgsmacht tegenwerken. Het voorbeeld dat misschien het meest tot de verbeelding spreekt, is het weer; als het mistig is, is de vijand slechter te zien en als het regent, is de grond nat en kan de cavalerie geen charges uitvoeren. Wanneer dergelijke tegenslagen zich voordoen, is het volgens Clausewitz belangrijk dat een officier doorzet. "Im Kriege hingegen befindet sich der Führer eines großen Ganzen in beständigem Wellenschlag von falschen und wahren Nachrichten, von Fehlern, die begangen werden aus Furcht, aus Nachlässigkeit, aus übereilung, von Widerspenstigkeiten, die ihm gezeigt werden aus wahrer oder falscher Ansicht, aus üblem Willen, wahrem oder falschem Pflichtgefühl, Trägheit oder Erschöpfung, von Zufällen, an die kein Mensch gedacht hat. Kurz, er ist hunderttausend Eindrücken preisgegeben, von denen die meisten eine besorgliche, die wenigsten eine ermutigende Tendenz haben. Lange Kriegserfahrung bringt zu dem Takt, den Wert dieser einzelnen Erscheinungen schnell zu würdigen; hoher Mut und innere Stärke widerstehen ihnen, wie der Fels dem Geplätscher der Wellen." Het spreekt voor zich dat een sterke wilskracht alleen maar binnen een gedecentraliseerde doctrine, zoals Auftragstaktik, goed tot uiting kan komen. Alleen dan kunnen ook lagere officieren hun wilskracht laten gelden.
Verder blijkt uit bovenstaand citaat ook dat Clausewitz bijzonder veel waarde hechtte aan het vermogen van de officier om de situatie te kunnen inschatten en beoordelen. Dat is ook logisch, want volgens Clausewitz verliep oorlog niet wetmatig en daarom moest iedere situatie te allen tijde beoordeeld worden. Voor die beoordeling waren twee eigenschappen nodig: "zum einen den entsprechend militärisch gebildeten Verstand [...] mit dem ein Truppenführer eine gegebene Situation rasch und folgerichtig erfassen kann, sowie zum anderen Mut bzw. Entschlossenheit, Gelegenheiten zu nutzen und selbst in ungewissen Lagen in die Tat umzusetzen."
In Clausewitz' invloedrijke oorlogstheorie ligt de nadruk dus op de individuele kwaliteiten van de officier, namelijk een intelligente inschatting van de situatie en vervolgens bepaalde karaktereigenschappen om naar de situatie te kunnen handelen. Deze individualistische benadering van leiderschap werd verder versterkt doordat het karakter van oorlog door Clausewitz voortaan als een fenomeen werd gezien dat constant werd beïnvloed door toevalligheden, waardoor een oorlog dus nooit geheel volgens verwachting kon verlopen. Wanneer men van die gedachte uitgaat, is een oorlog ook niet meer te plannen. Door de constant veranderende situatie moet het plan immers constant aangepast worden. En de oplossing lag volgens Clausewitz bij de moralische Gröβen, die te herkennen zijn in Auftragstaktik: "In diesen Gedanken Clausewitz' lassen sich deutlich Aspekte der späteren Auftragstaktik erkennen, ganz besonders im Zusammenhang mit der Befehlsgebung, die den 'friktionalen Charakter' des Krieges beachten muss." Op deze manier heeft Clausewitz' oorlogsopvatting een cruciale rol gespeeld bij de ontwikkeling van Auftragstaktik.
De praktijk van Helmuth von Moltke
Het was echter Helmuth von Moltke die ervoor zou zorgen dat die oorlogsopvatting van Clausewitz ook daadwerkelijk bij het Pruisische officierskorps terecht zou komen. Toen hij in 1857 aantrad als Chef van de Grote Generale Staf, verwerkte hij de oorlogstheorie van Clausewitz in de stafopleiding en verspreidde hij Clausewitz' theorie binnen de staf via eigen werken en besluiten.
Hoewel Moltke kleine aanpassingen maakte aan de theorie van Clausewitz, was hij het in grote lijnen wel met hem eens. Dat blijkt onder meer uit het volgende citaat, waarin hij stelt dat het er in een oorlog op neerkomt "in lauter Spezialfällen die in den Nebel der Ungewissheit gehüllte Sachlage zu durchschauen, das Gegebene richtig zu würdigen, das Unbekannte zu errathen, einen Entschluss schnell zu fassen, und dan kräftig und unbeirrt durchzuführen." Het had net zo goed een uitspraak van Clausewitz zelf kunnen zijn.
Volg het geluid van de kanonschoten
Met betrekking tot Auftragstaktik is het belangrijk om één verschil tussen beide heren aan te stippen en dat gaat over het nemen van initiatief. Waar Clausewitz het nemen van initiatief als uitermate belangrijk beschouwde, was het Moltke die het nemen van initiatief tot een van de belangrijkste principes van het Pruisische leger zou bombarderen. Het werd niet meer slechts verlangd, het werd opgeëist. En daarbij ging Moltke zelfs zover dat hij zijn officieren vroeg "stets in der Richtung des Kanonendonners zu marschieren. Aufträge, welche eine andere Direktion vorschreiben, sind dann der eigenen Erwägung zu unterziehen. [...] In den allermeisten Fällen aber ist die auf dem Schlachtfelde geleistete Hülfe mehr werth, als die Erfüllung des speziellen Auftrages." Een officier kreeg daarmee dus expliciet de mogelijkheid om af te wijken van zijn opdracht. En dat raakt de kern van Auftragstaktik.
De kenmerken van Auftragstaktik
Maar wat is nou precies de kern van Auftragstaktik? Hierboven is een aantal aspecten, voortkomend uit de Pruisische oorlogsopvatting, reeds kort aangestipt. In deze paragraaf zullen deze en andere aspecten worden uitgediept om Auftragstaktik dan eindelijk in zijn geheel te kunnen begrijpen. De doctrine zal worden uitgelegd aan de hand van zeven kenmerken, zoals die naar voren kwamen in "Der Unterführer als Feldherr im Tasschenformat" van Marco Sigg. Zijn werk is in zekere mate een synthese van eerdere analyses en geeft daarmee een beeld dat de hele doctrine omvat. Het is wel van belang op te merken dat de zeven kenmerken niet altijd strikt van elkaar gescheiden kunnen worden, omdat zij elkaar vaak raken, overlappen en beïnvloeden.
Moralische Gröβen
Het eerste kenmerk is zo'n element dat al kort besproken is, namelijk het belang van de moralische Gröβen. Moltke zelf zei daar het volgende over: "Im Kriege wiegen die Eigenschaften des Charakters schwerer als die des Verstandes [...] Beim kriegerischen handeln, kommt es oft weniger darauf an was man thut, als darauf, wie man es thut. Fester entschluss und beharrliche Durchführung eines einfachen Gedankens führen am sichersten zum Ziel."
Vastberadenheid, volharding, moed, wilskracht en "Entschluss- , Initiativ- und verantwortungsfreude" waren daarom de karaktereigenschappen die men van Pruisische officieren verwachtte en die ook in hun opleiding werden verwerkt De achterliggende gedachte was dat oorlog al genoeg door onzekerheid gekenmerkt werd en dat verdere onzekerheid over het eigen handelen daar niet nog eens bovenop kon komen.
Bovendien kon een besluit dat met volle overtuiging werd genomen ook rekenen op de volledige inzet en dat was volgens Moltke een voorwaarde voor succes: "Will man angreifen, so muβ es mit Entschiedenheit geschehen. Halbe Maβregeln sind nicht am Ort; nur Kraft und Zuversicht reiβen die Truppen mit sich fort und geben Erfolg." De belangrijkste reden voor de verwachte actieve houding die van de officieren werd gevraagd, was echter de gedachte dat men door actief handelen zijn eigen handelingsvrijheid kon behouden en die van de vijand kon beperken. Wanneer men zelf het initiatief nam, werd de vijand als het ware gedwongen om daarop te reageren en werd zijn handelingsvrijheid dus ingeperkt. Moltke noemde dat ‘den Gegner das Gesetz des Handelns vorschreiben’.
Initiatief kon men echter alleen nemen als men ook daadwerkelijk sneller was en daarom waren die karaktereigenschappen zo belangrijk. Zij stelden de officier in staat om snel te handelen en het initiatief te nemen. De moralische Gröβen waren daarmee niet alleen een voorwaarde, maar ook een kenmerk van Auftragstaktik. Het belang dat aan dergelijke karaktereigenschappen werd gehecht, kan dan ook nauwelijks overdreven worden. Zoals al eerder werd aangetoond, werd zelfs foutief handelen meer gewaardeerd dan passiviteit.
Dat betekende overigens niet dat men van Pruisische officieren verlangde zomaar tot actie over te gaan. De officier moest eerst de situatie analyseren en beoordelen, waarna een weloverwogen besluit werd genomen en men tot actie overging. En ook hieruit blijkt weer dat een dergelijke actieve houding, volgens de Pruisische opvatting, voortkwam uit het karakter. Want een officier moest zijn handelen natuurlijk wel kunnen verantwoorden. “Entschlossenes Handeln, in einer ungeklärten, unsicheren Situation bedurfte der Bereitschaft, Verantwortung für dieses Handeln zu übernehmen.” En dat noemden de Pruisen ‘Verantwortungsfreudigkeit’ - wederom een karaktereigenschap.
Offensivgeist
Het tweede kenmerk, doorgaans ‘Offensivgeist’ of ‘Drang nach vorwärts’ genoemd, hangt in sterke mate samen met dat gevraagde verantwoordelijkheidsgevoel, het nemen van initiatief en de moralische Gröβen. Hoewel een vergelijkbare ‘cult of the offensive’ zich in de loop van de 19e eeuw in meerdere Europese krijgsmachten ontwikkelde, was de Pruisische Offensivgeist toch extremer. Enerzijds kwam dit voort uit het gevoel dat Pruisen qua mankracht, economie en strategisch-geografische positie in het nadeel was, ten opzichte van andere grootmachten. Dit nadeel kon volgens de Pruisen gecompenseerd worden door kwalitatief betere aanvoering door officieren. Anderzijds uit een sterk vertrouwen in de kansen die snelle manoeuvres boden. Het gevolg was dat er in de Pruisische officiersopleiding veel aandacht werd besteed aan het offensief.
In de reglementen voor hoge officieren uit 1869 schreef Moltke daarover: “Die Vorteile der Offensive sind genugsam anerkannt. Wir schreiben dadurch den Gegner das Gesetz seines Handelns vor, er muβ seine Maβnahmen den unserigen anbequemen, muβ Mittel suchen ihnen zu widerstehen. […] Die Offensive weiβ im voraus, was sie will; die Defensive schwebt in der Ungewiβheit”. Hier is ook het verband met het nemen van initiatief duidelijk zichtbaar.
Ook na de aanval bood deze drang nach vorwärts nog een groot voordeel en dat was dat het van de Pruisische troepen verlangde dat zij ook na het gevecht de achtervolging inzetten. Op die manier kon voorkomen worden dat de vijand zich hergroepeerde en konden de vijandelijke troepen onschadelijk worden gemaakt, het voornaamste doel van een veldslag. Moltke stelt daarover het volgende: "Nicht die Besetzung einer Strecke Landes oder die Eroberung eines festen Platzes, sondern allein die Zerstörung der feindlichen Streitmacht wird in der Regel entscheiden. [...] Beim konzentrisch geführten Angriff kann die Haupternte ausnahmsweise auf dem Schlachtfelde selbst, in der Regel wird sie jenseits desselben liegen. Indem man den Feind verhindert sich wieder fest zu setzen, sich zu sammeln und zu ordnen, bewirkt man, was sonst gewönlich nur durch eine zweite Schlacht zu erreichen ist."
Zelfstandigheid
Het kenmerk van Auftragstaktik dat misschien wel het meest opvallende is, is de zelfstandigheid die de officieren genoten. Deze zelfstandigheid kwam wederom voort uit de oorlogsopvatting van Clausewitz, waar frictie het verloop van een oorlog bepaalde. De onvoorspelbaarheid en de gegroeide omvang van legers, maakten een sterk gecentraliseerde aansturing onmogelijk. De oplossing lag volgens Moltke dan ook in decentralisering, oftewel meer handelingsvrijheid en zelfstandigheid voor de officieren. Want "vielfach sind die Situationen, in welcher der Offizier nach eigener Einsicht handeln muss. Es würde sehr verkehrt sein, wollte er auf Befehle warten in Momenten, wo oftmals keine Befehle gegeben werden können;" Wanneer officieren in dergelijke situaties de vrijheid kregen om zelf hun handelen te bepalen, konden zij dat met snelheid doen en dat stelde hen in staat om kansen te grijpen en het initiatief te nemen.
Het verband met de moralische Gröβen moge duidelijk zijn: de karaktereigenschappen stelden een officier in staat om ook daadwerkelijk zelfstandig te handelen. Ook blijkt uit de genoemde voordelen van zelfstandig handelen, namelijk snelheid en initiatief, een duidelijk verband met de eerder genoemde Offensivgeist.
Er zaten echter wel grenzen aan de zelfstandigheid van de Pruisische officier. Zo mocht de 'Einheitlichkeit des Handelns' - waarover later meer - er niet onder leiden. Met andere woorden: de Ordre de Bataille moest zo goed mogelijk behouden worden om het overzicht te behouden en zodat aansturing van de troepen niet onmogelijk werd.
Verder was de mate van zelfstandigheid ook niet altijd hetzelfde. Er werd een onderscheid gemaakt tussen strategisch, operationeel en tactisch initiatief, waarbij gold dat het eigen zelfstandige handelen binnen het raamwerk van je meerdere moest blijven. Sigg komt daarom ook tot de conclusie "dass sich der Spielraum für selbstständiges Handeln des Einzelnen umso mehr erweiterte, je gröβer der Rahmen war, in dem gekämpft wurde." Ook Moltke is daar in zijn 'Verdordnungen' vrij duidelijk in: "Je höher die Behörde, je kürzer und allgemeiner werden die Befehle sein. Die nächste Kommandostelle fügt die ihr nöthig erscheinende weitere Präzisirung hinzu, und das Detail der Ausführung fällt dem mündlichen Befehl event. dem Kommandowort anheim. Jedem bleibt dabei die freie Bewegung und Entschlieβung innerhalb seiner Befügnis." Een officier werd dus wel geacht binnen de mogelijkheden te blijven die zijn meerdere hem gegeven had.
De meest kenmerkende, maar ook extreme gevallen van Auftragstaktik, namelijk handelen zonder bevel of het afwijken van een bevel, werden qua zelfstandigheid ook nog verder ingeperkt door twee factoren: de ernst van de situatie en de zogenaamde 'Einheitlichkeit im Denken'. De situatie moest dusdanig zijn dat het wachten op of het verkrijgen van bevelen niet mogelijk was. Wanneer een officier in zo'n situatie verkeerde, mocht hij zelfstandig een beslissing nemen, maar die moest dan wel in lijn zijn met de gedachtegang van zijn meerdere. Hij moest zich, als het ware, inleven in zijn meerdere en zich afvragen wat zijn meerdere zou doen, wanneer die zich in dezelfde situatie bevond. "Für den Fall, dass Auftrag und Lage nicht mehr übereinstimmten, sollte die 'praktische Intelligenz der Unterführer' diesen erlauben 'im Sinne des Vorgesetzten da zu handeln [...], wo nach Zeit und Umständen sein Wille nicht ausdrücklich ausgeprochen werden konnte'."
Binnen Auftragstaktik heeft zelfstandigheid dus een ambivalente positie. Enerzijds wordt van officieren verwacht dat zij snel en zelfstandig handelen. Anderzijds wordt die zelfstandigheid ingeperkt, omdat het niet ten koste mag gaan van de 'ordre de bataille' en vooral wel 'im Sinne des Vorgesetzten' moet zijn. Op die manier hing zelfstandigheid dus ook samen met discipline, het volgende kenmerk van Auftragstaktik.
Discipline
Hoewel discipline en gehoorzaamheid in eerste opzicht niet makkelijk te combineren zijn met het element van zelfstandigheid, bleek deze combinatie in werkelijkheid beduidend minder problematisch. Discipline zorgde er volgens Moltke namelijk voor dat het zelfstandig handelen van een officier op één lijn ligt met de eigenlijke wil van de meerdere: "am ersprieβlichsten für das Ganze ist in der Regel sein Wirken da, wo er den Willen seines Vorgesetzten vollzieht. Dafur endlich, daβ dieser Wille überall zur Ausführung gelange, bürgt die Disziplin der Truppen." Volgens die redenering vulden discipline en zelfstandigheid elkaar dus juist aan.
Zoals ook al enigszins uit bovenstaand citaat blijkt, bedoelde men met discipline niet dat bevelen klakkeloos opgevolgd moesten worden. Onder discipline verstond men dat niet zozeer het bevel, maar in de eerste plaats de achterliggende gedachte ten uitvoer werd gebracht. "Gehorsam handeln bedeutete demzufolge, bei der Ausführung eines Auftrags zum einen zu berücksichtigen, was der Vorgesetzte damit bezwecken wollte, und zum anderen der erhaltenen Auftrag mit der Realität in Einklang zu bringen," aldus Sigg. Op die manier kon de 'Einheitlichkeit' gewaarborgd blijven.
Daarbij moet echter wederom benadrukt worden dat de zelfstandigheid van officieren wel dusdanig werd ingeperkt, dat het afwijken van bevelen slechts in uitzonderlijke situaties voorkwam. Desalniettemin vormde deze opvatting van discipline dus wel een voorwaarde voor Auftragstaktik.
Einheitlichkeit
Het vijfde kenmerk, namelijk 'Einheitlichkeit' of uniformiteit, is voor zowel zelfstandigheid als discipline erg belangrijk. Zoals reeds bij het bespreken van het element der zelfstandigheid bleek, was het behoud van de slagorde cruciaal om te voorkomen dat het slagveld een chaos zou worden. In Moltke's eigen woorden: "Abweichungen von der normalen Zusammengehörigkeit können nur ganz ausnahmsweise geboten sein [...] Regel aber bleibt die strengste Aufrechthaltung bezw. sofortige Wiederherstellung der Ordre de Bataille." Om die reden was Einheitlichkeit dan ook een beperkende factor wanneer het gaat over zelfstandigheid. Zelfstandig handelen was immers enkel geoorloofd, wanneer dat nodig was en daarmee vertoont het ook meteen de samenhang met discipline.
Uniformiteit, in de vorm van het zoveel mogelijk behouden van de slagorde, had voor Moltke drie functies. De eerste was het vastleggen van de verticale en horizontale samenhang tussen de verschillende eenheden, waardoor verantwoordelijkheid en werkgebied op elkaar werden afgestemd. De tweede en derde functie van de slagorde waren respectievelijk het verzekeren van de top-down communicatie van bevelen en het verzekeren van down-top informatievoorziening. Volgens Moltke was dat cruciaal: "Für die Ertheilung richtiger und angemessener Befehle ist aber die genaueste Kentniβ der Sachlage eine unabweisbare Vorbedingung. [...] Je änhlicher die Bilder, welche alle Theile des Ganzen, die oberen und die unteren Führer, sich von derselben machen, um so leichter sind die Befehle zu erlassen, um so richtiger werden sie verstanden und um so einheitlicher wird das Zusammenwirken sein." De informatie afkomstig uit de frontlinie kon de officieren bereiken dankzij het behoud van de slagorde en stelde hen tevens in staat om de hierop gebaseerde bevelen weer naar de frontlinie te sturen, waardoor de eerdergenoemde 'Willen des Vorgesetzten' behouden bleef. De samenhang met zelfstandigheid is wederom duidelijk zichtbaar.
Het aanvoeren van troepen als kunst
Volgens Sigg is het zesde kenmerk van Auftragstaktik de opvatting dat het aanvoeren van troepen geen wetenschap, maar een kunst is. De achterliggende gedachte is dat door frictie geen identieke situaties ontstaan. 'Wetenschappelijke' regels zijn dus niet mogelijk, als het om oorlog gaat. Iedere situatie moet beoordeeld worden en daar moet adequaat op gereageerd worden. In de Pruisische optiek was het bedenken en uitvoeren van een geschikte reactie een kunst. Moltke verwoordde het als volgt: "Die Lehren der Strategie gehen wenig über die ersten Vordersätze des gesunden Verstandes hinaus; man darf sie kaum eine Wissenschaft nennen; ihr Wehrt liegt fast ganz in der konkreten Anwendung. Es gilt mit richtigem Takt die in jedem Moment sich anders gestaltende Situation aufzufassen und danach das Einfachste und Natürlichste mit Festigkeit und Umsicht zu thun. So wird der Krieg zur Kunst." Voor Auftragstaktik is dit met name relevant omdat het vaste regels en 'Schematismus' in de ban deed, waardoor iedere situatie opnieuw beoordeeld moest worden voor men tot actie overging. Op die manier werd zelfstandigheid dus mogelijk. Dit vertoont ook veel samenhang met de moralische Gröβen, zoals ook uit bovenstaand citaat blijkt. Verder heeft de opvatting dat het goed aanvoeren van troepen een kunst is ook veel overlap met het zevende en laatste kenmerk, namelijk 'der Führungsvorgang'.
Führungsvorgang
De Führungsvorgang, ofwel proces van leidinggeven, bestaat uit drie onderdelen die voor Auftragstaktik van wezenlijk belang waren: de beoordeling van de situatie, de besluitname en het geven van bevelen. De wijze waarop dit proces was opgesteld, maakte Auftragstaktik mogelijk omdat het gericht was op snelheid, flexibiliteit en initiatief.
Het steeds beoordelen van de situatie was in eerdere paragrafen reeds aangestipt. In het Pruisische proces van leidinggeven vormde de beoordeling van de situatie steeds de basis. Een officier werd in staat geacht om zijn situatie in te schatten en, met de essentie van het bevel of de opdracht dat hij kreeg in het achterhoofd, tot een besluit te komen. Deze analyse van de situatie gebeurde doorgaans aan de hand van een reeks vragen die de officier zichzelf moest stellen.
Vervolgens werden er uit de analyse conclusies getrokken en dat moest een besluit vormen. Het besluit moest duidelijk zijn en met volle inzet, volharding en vastberadenheid worden nagestreefd, geheel conform de eerder besproken moralische Gröβen. Het besluit bestond echter alleen uit een uitleg van het te bereiken einddoel. De manier waarop dit doel behaald moest worden, werd verder opengelaten.
In het bevel werd dit ook niet verwerkt. "Mit der Befehlsgebung sollte sichergestellt werden, dass die unterstellten Truppen über die aus der Lagebeurteilung und Entschlussfassung gefolgerten Erkentnisse adäquat orientiert und die sich daraus ergebenden Maβnahmen zur richtigen Zeit eingeleitet wurden." Daarbij gold de regel dat bevelen enkel de benodigde informatie bevatten en details zo veel mogelijk openliet. Op die manier kregen de officieren meer ruimte om gebruik te maken van hun zelfstandigheid.
Wat in de ideale situatie wel in de bevelen werd verwerkt, was in eerste instantie vaak een beschrijving van de oorlogssituatie, waarin de directe vijand en vriendelijke troepen in de omgeving werden beschreven. Het tweede deel van het bevel bestond uit een beknopte uitleg van de 'Absicht', het achterliggende idee van het bevel. Wanneer de situatie het toestond werd dit het liefst mondeling meegedeeld, omdat men dan om toelichting kon vragen, wanneer er twijfel ontstond. Daarna volgde pas het daadwerkelijke bevel. Dit maakte het analyseren van de situatie voor de ontvangende officier makkelijker en verzekerde ook dat hij 'im Sinne des Vorgesetzten' handelde. Zoals uit bovenstaande paragraaf blijkt, is het proces van leidinggeven karakteristiek voor Auftragstaktik: het gaat om moralische Gröβen, initiatief, Einheitlichkeit, snelheid en bovenal actief handelen.
Hoewel bovenstaande kenmerken en hun onderlinge samenhang grondig zijn uitgewerkt, blijft een goede, complete definitie van Auftragstaktik onmogelijk. Het is een doctrine die simpelweg te complex is om in zijn geheel in één definitie te vatten. Ook was de doctrine constant in ontwikkeling, waardoor het moeilijk is een eenduidige definitie op te stellen.
Betekenis van Auftragstaktik
Auftragstaktik heeft in de geschiedenis een belangrijke rol gespeeld. Het wordt vaak aangewezen als één van de belangrijkste factoren die het succes van de Pruisen in de drie oorlogen die leidden tot de Duitse eenwording: de Tweede Duits-Deense Oorlog (1864), de Oostenrijks-Pruisische Oorlog (1866) en de Frans-Pruisische Oorlog (1871). Dit moet echter enigszins genuanceerd worden. Auftragstaktik zorgde in de praktijk namelijk ook vaak voor het laten ontsporen van betrekkelijk eenvoudige schermutselingen. Bijna alle veldslagen in de Pruisische Sedan-veldtocht zijn op die manier begonnen, veelal eerder dan gepland en soms zelfs tegen wil en dank van het Pruisisch opperbevel. Zie ook de beschrijvingen van de veldslagen van Sedan-veldtocht in de
Frans-Pruisische Oorlog
Ondanks deze problemen op operationeel niveau staat er dan wel weer tegenover dat de Pruisen steeds in de richting van het krijgsgeweld marcheerden. Dezelfde doctrine stelde hen dus ook in staat zich snel te concentreren op het slagveld en de overige eenheden waar nodig bij te staan. Auftragstaktik was daarmee vooral op tactisch niveau een succes. In de praktijk was de doctrine dus vooral succesvol om de problemen op te lossen, die het zelf had gecreëerd.